TWAALF REGERINGSDOCUMENTEN DIE UFO’s SERIEUS NEMEN
Deel
2
(document 5 t/m 9)
Door:
Richard M. Dolan
Copyright 2003 & 2009 by Richard M. Dolan. All rights reserved.
Vertaling: Paul Harmans
Bron: http://keyholepublishing.com/Leading-UFO-Documents.html
5. Het Maxwell AFB Emergency Report van 1954
Gedurende de jaren ’50 bleven de schendingen van het luchtruim maar voortduren. Dit rapport (getiteld Emergency [noodtoestand]) kwam van het service center op de Maxwell luchtmachtbasis en werd gestuurd naar de commandant van het Air Defense Command (ADC) in Colorado.
V.S. helikopter uit de jaren ’50
Het rapport beschrijft de binnenkomst in het luchtruim van een ‘vreemd stationair object, variërend in helderheid’ dat snel bewoog en daarna weer terugkeerde naar de oorspronkelijke positie. De basis stuurde een helikopter om het te onderzoeken. De vaststelling van de piloot: ‘definitief geen ster’. Veel mensen bekeken dit object vanuit de verkeerstoren en een burgertoren meldde over de radio dat zij het ook in het zicht hadden. Het object werd vager, toonde een geringe rode gloed, en verdween.
Kan het een ster zijn geweest? Mogelijk. Maar alle manschappen in die tijd vroegen zich af of het dat was en concludeerden dat dat niet zo was.
Volgens het rapport:
‘… piloot van de helikopter wenst er de nadruk op te leggen dat het object een schotelachtig uiterlijk had en stationair op 700 meter hoogte stond. Hij zou blij zijn opgeroepen te worden om deze verklaring te bekrachtigen en als getuige op te treden.’
Het is van belang dat kopieën van dit rapport werden gezonden naar de CIA, the National Security Agency (NSA), the Joint Chiefs of Staff en naar elk van de legeronderdelen.
6. Binnendringing van de Minot luchtmachtbasis, 1966
Een grote UFO-golf vond plaats over de gehele VS gedurende het midden van de jaren ’60. Dat veroorzaakte een grote golf van publiciteit, regeringsinteresse en de uiteindelijke studie naar UFO’s door de universiteit van Colorado in de hoop deze zaak voor eens en voor altijd af te handelen. Ondanks dat werd gedacht dat het Colorado comité volledige toegang tot geheime dossiers had, bleek in de praktijk dat ze weinig hadden om mee te beginnen en in plaats daarvan deden ze een paar ad hoc onderzoeken van waarnemingen op het moment dat die bekend werden.
De UFO boven de Minot luchtmachtbasis werd visueel gezien en gevolgd op radar
Eén van de vele geheime meldingen die door de mazen van de wet slipten, deed zich voor op 24 augustus 1966 op de Minot luchtmachtbasis in North Dakota. Die nacht meldde een persoon van de luchtmacht via de radio aan de basis een veelkleurig licht, zeer hoog in de lucht. Een team ging naar de locatie en bevestigde de eerste melding en zag toen een tweede, wit object voor de wolken langs passeren. De radar van de basis volgde het object dat op een hoogte zat van 33 kilometer. Het object rees en daalde van tijd tot tijd en telkens als het object naar beneden kwam werd de radio van een luchtmachtofficier die op wacht was, gestoord door statische elektriciteit, ondanks dat hij zich 20 meter onder de grond bevond. Het object daalde uiteindelijk af tot grondniveau, op zo’n 15 tot 20 kilometer afstand van het gebied. De luchtmacht zond een gevechtseenheid om het te checken. De eenheid zag het object zowel op de grond als zeer laag zwevend daarboven. Volgens het officiële rapport:
‘Toen het team ongeveer 15 kilometer van de landingsplaats was, werd de radioverbinding met hen door statische elektriciteit onderbroken. Vijf tot acht minuten later nam de gloed af en vloog de UFO weg. Een andere UFO werd visueel waargenomen en bevestigd door de radar. Degene die het eerst werd waargenomen passeerde de tweede onderlangs. Radar bevestigde dat. De eerste maakte hoogte in noordelijke richting en de tweede verdween in een rode gloed.’
Het incident duurde ongeveer vier uur en werd bevestigd door drie verschillende raketlocaties.
7. Malmstrom luchtmachtbasis 1967
Vroeg in de morgen van 16 maart 1967 deed zich op de Malmstrom luchtmachtbasis één van de meest buitengewone gebeurtenissen in de geschiedenis van militaire UFO-waarnemingen voor. Bij een heldere, donkere lucht boven Montana zag een luchtmachtman van het Oscar Flight Launch Control Center (LCC) een sterachtig object dat boven hem zigzagde. Al snel verscheen er dichterbij hem een groter licht dat op dezelfde manier bewoog. De luchtmachtman belde zijn NCO (commandant) en beide mannen keken toe hoe de lichten door de lucht schoten en op onmogelijke manieren manoeuvreerden. De NCO belde zijn commandant, luitenant Robert Salas, die zich onder de grond in het lanceercontrolecentrum bevond. “Geweldig,” antwoordde Salas. “Houdt ze in de gaten en laat het me weten als ze dichterbij komen.”
Luchtmachtofficier Robert Salas, een sleutelgetuige van het UFO-incident op Malmstrom in 1967
Een paar minuten later belde de NCO opnieuw en riep dat een rode, gloeiende UFO net buiten de hoofdpoort zweefde. “Wat wilt u dat we doen?,” vroeg de NCO. Salas vertelde hem dat hij de locatie moest veiligstellen terwijl hij de commandopost ging bellen. “Meneer,” reageerde de NCO, “Ik moet nu ophangen, één van de jongens is gewond geraakt.”
Voordat Salas over de aard van de verwondingen kon vragen was de NCO al van de lijn. De man die lichtgewond was geraakt werd door een helikopter naar de basis gebracht. Salas maakte zijn commandant, luitenant Fred Meiwald, wakker. Terwijl hij Meiwald inlichtte ging er in de kleine ruimte een alarm af en beide mannen zagen een ‘No-Go’ licht oplichten voor één van de raketten. Binnen enkele seconden gingen meer raketten op opeenvolgende wijze op non-actief.
30 kilometer verderop, op de Echo-Flight Launch Facility, vond hetzelfde scenario plaats. Eerste luitenant Walter Figel, de plaatsvervangend Crew Commander van de raketgevechtseenheid, zat op zijn station toen één van de Minutemanraketten op een ‘No-Go’ status ging. Hij belde de raketlocatie en hoorde dat er een UFO boven de locatie hing. Net als Salas trok Figel dat verhaal in twijfel. Maar meteen daarna gingen snel achter elkaar tien raketten op non-actief. Binnen een paar seconden was de gehele vlucht onklaar.
Gevechtseenheden werden naar de twee lanceerinstallaties gezonden, waar onderhoudsploegen inmiddels al aan het werk waren. Figel had de gevechtseenheden niets verteld over de melding van een UFO. De eenheden meldden echter aan hem dat al het onderhouds- en het beveiligingspersoneel UFO’s hadden zien hangen boven elk van de lanceerlocaties.
De raketten stonden gedurende het grootste deel van de dag op non-actief. Noch een onderzoek van de luchtmacht, noch dat van Boeing bracht een oorzaak aan het licht voor het op non-actief gaan. Volgens de chef-ingenieur van Boeing: “Was er geen technische verklaring die de gebeurtenis kon verklaren.” UFO’s maakten echter geen deel uit van deze analyses.
8. Wurtsmith luchtmachtbasis 1975
Gedurende oktober en november 1975 deed zich een andere serie van buitengewone schendingen van het luchtruim voor, ditmaal langs de noordelijke grens van de VS en er waren verschillende militaire bases bij betrokken, van de staat Montana tot aan Maine. Luchtruiminvasies deden zich ook voor gedurende het jaar 1976. Ze zijn allemaal tot op de dag van vandaag onverklaard.
Wurtsmith luchtmachtbasis, de plaats van een binnendringing van een onbekend object in 1975
Op de avond van 31 oktober 1975 zag een luchtmachtman van de Wurtsmith luchtmachtbasis, nabij de buitenrand van de basis, iets wat leek op de navigatielichten van een laagvliegend toestel, mogelijk een helikopter, en het vloog in westelijke richting. Eén licht scheen naar beneden en aan de achterkant zaten twee rode lichten. Het object was óf geluidloos óf zeer stil.
Iets later zagen andere getuigen verschillende lichten bij de westelijke rand van de basis. De lichten draaiden naar het noorden en leken hoogte te verliezen. De meesten hoorden niets, maar enkelen beweerden een vaag geluid te horen dat leek op een helikopter, maar dat al snel vervaagde.
Toen, driemaal binnen een tijd van 11 minuten, rapporteerde de veiligheidpolitie aan de achterpoort dat er een object zonder lichten – mogelijk een helikopter – de basis naderde en zeer laag boven de wapenopslagplaats hing. Radarpersoneel nam laagvliegende objecten in de omgeving waar. Aan de noordelijke rand van de basis ontstak één van de objecten gedurende korte tijd zijn lichten.
Een KC-35 tankvliegtuig vloog rond die tijd naar de basis. Dat werd opgedragen het object (of de objecten) te onderscheppen en te identificeren. De bemanning nam wat op het eerste gezicht een enkel voertuig was waar, dat op 55 kilometer ten zuidoosten van de basis zat. Ze ontdekten als snel dat ze twee objecten zagen die ogenschijnlijk met elkaar communiceerde via onregelmatig flitsende lichten. De radar kon ze niet langer dan 10 seconden vasthouden. Elke keer dat ze dichterbij trachtten te komen, trokken de objecten zich simpelweg terug.
De bemanning verloor het zicht op de objecten vanwege de lichten van vissersschepen in de Saginaw Baai, dus keerden ze terug. Hier is hoe het verhaal eindigde, vier jaar later vertelt door de navigator aan de geschiedschrijver van de basis:
“Op de terugweg pikten we de UFO weer op, opnieuw op een achtuurs-positie van ons. We draaiden weg en het begon ons vervolgens te volgen. Uiteindelijk draaiden we terug in de richting van de UFO en het dook terug in de richting van het baaigebied. Ik weet dat dit misschien gek klinkt, maar ik schat dat de UFO van ons wegschoot met een snelheid van zo’n 2000 km per uur. Wij vlogen door in de richting van de baai totdat RAPCON (radar) ons weer opriep en vertelde dat ze een UFO zo’n 10 kilometer buiten de kust zagen. Zij loodsten ons naar de positie van de UFO en we achtervolgden die, maar uiteindelijk raakte de brandstof op en waren we gedwongen terug te keren naar Wurtsmith. Ik herinner mij dat toen we in de uiteindelijke aanloop zaten, we de lichten opnieuw zagen, nu nabij de wapenopslagplaats. Na de missie bespraken we het incident en ongeveer een week later werd piloot Higgenbotham ondervraagd door de OSI en gewaarschuwd niet meer over het incident te praten.”
Kan dit geavanceerde helikoptertechniek zijn geweest? Als dat zo is dan zou het nu geperfectioneerd moeten zijn en zou het moeten gaan om het meest geavanceerde helikopterontwerp van de wereld, het onlangs gebouwde Apache prototype. Maar zo adembenemend als de Apachemachine is, zelfs vandaag de dag kan dat toestel niet de gemelde acties dupliceren van de ongeïdentificeerde indringers van Wurtsmith en dat houdt nog steeds de vraag open… wie was daar verantwoordelijk voor?
9. De verbazingwekkende ontmoeting boven Teheran in 1976
Op de avond van 18 september 1976 was de Iraanse luchtmacht betrokken bij één van de meest dramatische UFO-gebeurtenissen in de moderne geschiedenis. Niet alleen was dit geval buitengewoon, dat was ook de documentatie ervan, namelijk een vier pagina groot VS Defense Intelligence Agency (DIA) rapport.
Het onverklaarbare begon na 22:30 op 18 september 1976 toen de controletoren van de Mehrabad luchthaven een telefoontje ontving over een onbekend object dat op 300 meter hoogte stil hing boven een noordelijke wijk van Teheran. De leidinggevende van de toren bekeek het object met zijn verrekijker en beschreef het als rechthoekig of cilindrisch. In zijn woorden: “De twee uiteinden pulseerden in een witblauwe kleur. Rondom het middendeel zat een klein rood licht dat in een cirkel ronddraaide… ik was verbaasd.”
Een F-4 ‘Phantom’ straaljager. Twee daarvan werden technisch volledig overtroffen door een UFO boven Teheran in september 1976
Hij bracht de Iraanse luchtmacht op de hoogte. Driehonderd kilometer verderop, op de Shahrokhi luchtmachtbasis, beval generaal Nader Yousefi twee F-4 Phantom’s om de zaak te onderzoeken. Het eerste toestel steeg op om 01:30 op de morgen van 19 september. Volgens de piloot was het object intens helder en ‘duidelijk zichtbaar’ op een afstand van meer dan 100 kilometer. Toen hij binnen een straal van 50 kilometer kwam verloor zijn toestel alle communicatie en de werking van het instrumentarium. Hij brak de onderschepping af en trok zich terug, op dat moment werkte alles aan zijn toestel weer naar behoren.
De generaal had inmiddels een tweede F-4 laten opstijgen. Toen de tweede piloot ook op de afstand van zo’n 50 kilometer kwam kreeg hij een solide radarreturn: “Vergelijkbaar met dat van een 707 tankvliegtuig.” Op dat punt begon de UFO zich op dezelfde snelheid van de F-4 weg te bewegen. Het was extreem helder en er kwamen flitsen vanaf gelijkend op stroboscooplampen die op rechthoekige wijze gerangschikt waren. De kleuren veranderden van blauwgroen, rood en oranje, maar de opeenvolging was zo snel dat ze bijna gelijktijdig brandden.
De UFO liet toen een helder object los, ‘de grootte ervan werd geschat op een derde van de schijnbare grootte van de maan.’ Het koerste op hoge snelheid rechtstreeks naar de F-4. De piloot trachtte een AIM-9 raket af te vuren, maar meteen op dat moment viel zijn wapencontrolepaneel uit en verloor hij alle communicatie. In een poging te ontsnappen dook hij naar beneden en draaide weg, maar het object volgde hem en draaide binnen de draai van de straaljager. Het keerde daarna terug naar het hoofdobject en verenigde zich daarmee op perfecte wijze. De F-4 piloot kreeg daarna zijn communicatie en zijn wapencontrolepaneel weer terug.
Op dat punt kwam er een ander object uit het hoofdobject en daalde snel af. De piloten van de F-4 observeerden dat en verwachtten een explosie. In plaats daarvan leek het object rustig op de aarde te staan en wierp een helder licht over een gebied van zo’n 3 kilometer groot. De piloten noteerden de positie van het object en keerden toen terug naar de basis.
Voor de landing cirkelden ze verschillende malen rond de luchthaven van Mehrabad en ondervonden daarbij frequentiestoringen en verloren de communicatie. Tijdens hun inzet van de landing zagen de piloten een cilindervormig object met heldere, vaste lichten aan elk uiteinde en een flitslicht in het midden. Ze vroegen het aan de toren, maar die vertelde dat er geen ander verkeer in het gebied zat.
De volgende morgen werden de F-4 piloten met een helikopter naar het gebeid gevlogen waar de UFO was geland – een droge meerbodem. Ze zagen er niets, maar ze pikten ten westen van het gebied een biepsignaal op. Op het punt waar dat signaal het sterkst was stond een klein huis. Ze landden daar en vroegen de bewoners of die de nacht ervoor iets vreemds hadden gezien. De bewoners zeiden een hard lawaai te hebben gehoord en een helder licht te hebben gezien, zoals onweer.
Ondanks dat de DIA memo aangeeft dat er meer informatie zou worden verstrekt, zijn er geen opvolgende militaire documenten aan het licht gekomen. Onderzoekers Barry Greenwood en Lawrence Fawcett beweren: “Betrouwbare bronnen hebben ons verteld dat het Iraanse file 3,5 cm dik was, en toch zijn er tot nu toe absoluut geen erkenningen van welk regeringsagentschap ook dat zij het file bezitten.” Desondanks onthullen de jaren later op tape opgenomen getuigenissen van de Iraanse luchtmachtgeneraals Nader Yousefi en Mahmoud Sabahat dat generaal John Secord, chef van de USAF missie in Orion, een briefing van de Iraanse autoriteiten op hoog niveau bijwoonde en waarbij ook de piloten aanwezig waren.
Verder gaf luitenant-generaal Abdulah Azarbarzin van de Iraanse luchtmacht aan Amerikaanse journalisten toe dat de UFO-ontmoeting nauwgezet is gedocumenteerd en is overhandigd aan de Amerikaanse luchtmacht. “Dat was op aanvraag van de VS. Zij kennen de procedure en als wij informatie over een UFO hebben dan wisselen we al die informatie met hen uit, en dat deden we.” In 2005 bevestigde één van de piloten, generaal Parviz Jafari, tijdens een interview met Whitley Strieber en Dr. Roger Leir, de feiten van de achtervolging.
Amerikaanse inlichtingenanalisten vonden de zaak spectaculair. Een evaluatie van de DIA-files beweert:
‘Een opzienbarende melding. Deze zaak is een klassieker en heeft alle criteria in zich die nodig zijn voor een grondige studie van het UFO-fenomeen:
a) het object werd door meerdere getuigen gezien, vanaf verschillende locaties en zichtpunten
b) de geloofwaardigheid van veel van de getuigen is hoog (een luchtmachtgeneraal, gekwalificeerde piloten en ervaren radaroperators)
c) visuele waarnemingen werden bevestigd door radar
d) gelijkluidende elektromagnetische effecten werden door drie verschillende vliegtuigen gemeld
e) er waren fysiologische effecten bij enkele piloten (d.w.z. verlies van nachtzicht vanwege de hoge helderheid van het object)
f) een buitensporige mate van manoeuvreerbaarheid werd door de UFO’s tentoongesteld.’
Gedurende de jaren ’90 bevestigden Lee Graham en Ron Regehr van Aero-Jet in Californië dat de UFO-waarneming boven Teheran was gevolgd door een Defense Support Program (DSP) satelliet van het Amerikaanse leger. Dat is een deep space platform primair gebruikt om de lancering van ballistische raketten te detecteren. Het kan verschillende luchtvoertuigen van elkaar onderscheiden door hun infrarode kenmerken te vergelijken in een uitgebreide database van bekende vliegtuigen. Graham en Regehr kregen uitdraaien die laten zien dat de DSP op dat tijdstip een onbekend object in het Iraanse luchtruim detecteerde.
De voor de hand liggende vraag is, wie bestuurde dat object boven Teheran? Gebaseerd op hetgeen bekend is, is het onzin te beweren dat dit Amerikaanse technologie was. Waarom zouden de Amerikanen de luchtmacht van een bondgenoot (in 1976) daarmee in het eigen luchtruim confronteren? Tevens is er geen enkele indicatie dat de Sovjet-Unie in die jaren techniek heeft ontwikkeld die ervoor verantwoordelijk kan zijn, laat staan dat de Sofjets in 1976 F-4 straaljagers boven Teheran hebben uitgedaagd, dat zou nog provocerender zijn dan dat de Amerikanen het deden. De Iraanse regering heeft na het incident de regeringen van de VS en van de USSR gevraagd of dit misschien een test van hun militaire uitrusting was. Geen van beide landen eiste de verantwoordelijkheid op.
Het werkelijke probleem is dat dit object overduidelijk de straaljagers van Amerikaanse makelij overtroffen. Het een of andere agentschap – of beschaving – was er verantwoordelijk voor.