TERUG NAAR ARTIKEL

EEN BEWEERDE UFO-CRASH IN 1953 EN HET BEGRAVEN DAARVAN NABIJ GARRISON, UTAH, USA

DEEL 1

Door: Linda Moulton Howe © 2005

Vertaling: Paul Harmans november 2005

Voorwoord ufowijzer
Dit is een prachtig voorbeeld van hoe de Amerikaanse overheid een geheime locatie in het volle zicht weet te verbergen, ten minste totdat Linda Moulton Howe er aandacht aan ging besteden, nu zullen hele hordes schatgravers zich richting de locatie gaan begeven en het hele terrein omspitten. Of er werkelijk een UFO ligt begraven is twijfelachtig gezien de grootte van het gebied, maar het is een prachtig mysterie en dus vind je het in twee delen op ufowijzer.

10 november 2005 – Tweeënvijftig jaar geleden, op 20 mei 1953, zo wordt beweerd door verschillende bronnen, stortte er een ongeïdentificeerd luchtvoertuig neer in de woestijn nabij Kingman, Arizona. Volg de rode pijl in de map hieronder vanaf Kingman naar de geel gemarkeerde locatie 360 kilometer naar het noorden. De geel gemarkeerde locatie is een droge meerbodem ten oosten van het Fishlake National Forrest, welke door de overheid op 11 juni 1953 in een coördinatenstelsel werd gefotografeerd.

Twee dozijn foto’s werden vanaf grote hoogte in een coördinatenstelsel gemaakt van een karakteristieke grote driehoekige vorm op de bodem van een droge meerbodem nabij een militaire installatie bekend als het Desert Research Experimental Station oftewel kortweg DRES. De vorm van de driehoek meet om en nabij 1300 bij 800 meter. Deze maten zijn afkomstig uit een geologisch analytisch rapport van 1999.

De locatie van deze ongewone driehoekige vorm ligt 300 kilometer ten zuiden van de zeer hoog geclassificeerde Dugway Proving Grounds. Er is een voormalige USAF-piloot die zegt kennis uit de eerste hand te hebben van het neerstorten in 1953 van een groot luchtvoertuig “niet van deze wereld” op de plek waar de driehoek werd uitgegraven om het voertuig te begraven en wellicht met de bedoeling een permanente markering in de meerbodem aan te brengen met onbekende redenen.

Het meest nabij gelegen is het kleine stadje Garrison in Utah. Een paar kilometer verderop ligt Baker, Nevada waarvan tenminste één inwoner zich een intense explosie herinnert van iets in de richting van de meerbedding, zo rond 1953.

Op 16 juli 2005 sta ik in de vreemde driehoekige vorm in de droge meerbodem. Vijf kilometer verderop, onder de gele pijl, ligt de DRES-faciliteit, in eerste instantie een proefstation van de Amerikaanse boswachterij.

Dit proefstation werd in 1933 opgericht door president Herbert Hoover als een experimenteel landbouwgebied met de grootte van zo’n 87 vierkante mijl. Volgens de geschiedenis betreffende dit gebied (gegevens afkomstig van de regering) waren grote gebieden landbouwgrond gedurende de grote droogte in de jaren dertig achteruit gegaan en dat had effect op het overleven van vee en boeren. Niemand wist hoe met woestijnplanten om te gaan, dus werd dit experimentele landbouwgebied opgericht om dat te bestuderen.

In 1933 bouwde het Civilian Conservation Corps (CCC) de DRES-faciliteit. Tevens werd door CCC zo’n 240 kilometer afrastering geplaatst om de grenzen van DRES aan te geven, men gebruikte daarvoor honderden rollen ijzerdraad en meer dan 40.000 houten palen die met de hand werden gezaagd. Veel van de originele palen staan nog steeds op hun plaats en geven blijk van het droge en hete woestijnklimaat.

In 1935 bouwde het CCC deze twee stenen obelisken als toegangspoort tot DRES.

In 1976, op 26 oktober, wees de Educatieve Wetenschappelijke en Culturele Organisatie van de Verenigde Naties formeel het experimentele landbouwgebied toe aan het ‘internationale netwerk van biosfeer-reservaten’. Dit netwerk van beschermde gebieden, met ’s werelds belangrijkste ecosystemen, is toegewijd aan instandhouding van natuurlijk en wetenschappelijk onderzoek ten behoeve van de mensheid. Het voorziet in een standaard welke het effect van de invloed van de mens op het milieu kan berekenen. Wat er nu exact plaatsvond en wat de wettelijke implicaties zijn door van DRES een VN biosfeer te maken is niet duidelijk.

Vandaag in 2005 lijkt de DRES-faciliteit verlaten, met veel afbladderende verf aan alle gebouwen. Maar een vreemde tegenstelling doet zich voor bij de bladderende verf en dichtgetimmerde vensters in de vorm van nieuwe hangsloten, vele nieuwe deuren en gloednieuwe degelijke sloten.

De nieuwe deuren en sloten doen vreemd aan temidden van alle verfbladders en de verwaarloosde aanblik van de gebouwen en de omringende grond. Er zitten zelfs nieuwe tochtstrips in de kieren van de deuren.

Vanachter één van de bouwvallig uitziende DRES-gebouwen wordt een nieuwe richtantenne van stroom voorzien door een reeks nieuwe zonnepanelen die opgesteld staan op een paar honderd meter vanaf de DRES-faciliteit.

Een nieuwe aanwinst, op enige afstand van de DRES-gebouwen gebouwd, is een reeks zonnepanelen omgeven door een hek van vierkantgaas, aan de bovenkant afgewerkt met veiligheids prikkeldraad.

De stroom van de zonnepanelen wordt via stroomdraden aan palen richting de, zo lijkt het, verlaten gebouwen geleid. Eén gebouw in het bijzonder heeft nieuwe, witte brandstoftanks naast de half begraven structurering.

Achter één van de gebouwen staan twee grote schachten van luchtventilatoren bovenop wat lijkt op een ondergrondse ruimte bedekt met een betonnen dak. Oude bouwplaten zijn tegen de betonnen constructie gestapeld. De gele pijl wijst naar twee grote ventilatiekokers. De ondergrondse ruimte, waartoe de luchtschachten behoren, zit vlak naast één van de DRES-gebouwen welke een kelderverdieping bezit.

In 1993 openden verschillende nieuwsgierige UFO-onderzoekers de witte vultrechter voor kolen, die in de rechter benedenhoek van de foto kan worden gezien en betraden de kelderruimte. De onderzoekers waren geïnspireerd door de nu overleden Richard Miller die voorheen bij de Amerikaanse luchtmacht zat en een vriend was van een Defense Intelligence (DIA) agent die ook gegevens deelde over de DRES meerbodem crash site.

In de kelderruimte vonden de onderzoekers twee dozijn grote luchtfoto’s die vanaf grote hoogte in een coördinatenstelsel waren genomen en waren gefocust op de driehoekige vorm in de droge meerbodem.

De onderzoekers vonden in de kelder tevens een registratieboek van bezoekers aan de DRES-faciliteit in 1980 tot 1983. De volgende foto’s zijn door Linda Moulton Howe genomen van enkele bladzijden die zijn gekopieerd uit het originele registratieboek en die zijn verschaft door Steve Jones.

Mensen waarvan je niet zou verwachten dat zij helemaal naar dit afgelegen experimentele woestijngebied zouden reizen zijn onder andere:

Legerpersoneel van het Amerikaanse leger afkomstig van Ft. Carson, Colorado.

Hoofdkwartier van de Amerikaanse Luchtmacht afdeling Onderzoek en Ontwikkeling.

Marine Onderzoeks Laboratorium (NRL), Washington, D.C.
En de speciale troepenmacht van het leger, USAIMA, Ft. Bragg, No. Carolina.

Het acronym ‘USAIMA’ staat voor: United States Army Institute for Military Assistance. Een artikel van augustus 2003 over speciale oorlogsvoering met de titel: ‘De ontwikkeling van de Special Forces training: een voortdurend hoge standaard’ en geschreven door Joseph Lupyak, beweert: ‘In juni 1952 activeerde het Amerikaanse leger een unieke afdeling – de 10e Special Forces Group – op Fort Bragg, N.C. De voornaamste opdracht voor de afdeling, zoals gedefinieerd door het leger, was ‘om zowel via land, zee en de lucht diep door te dringen in vijandelijk gebied en zich daar bij het eventueel aanwezige tegenstand/guerrilla potentieel aan te sluiten om zodoende de operaties van de speciale troepenmacht te leiden met de nadruk op een guerrillastrijd.’

Bijkomende opdrachten voor USAIMA hielden in: diepdoordringende invallen, verkenningsmissies, onderdrukking van een opstand en de tactiek van onconventionele oorlogsvoering.

De commandant van de 10e Special Forces Group was kolonel Aaron Bank, een veteraan uit het Office of Strategic Services, of OSS in de Tweede Wereldoorlog. Terwijl de 10e Group zich ontwikkelde, trainde Bank hen in vergevorderde tactieken van onconventionele oorlogsvoering.

Vandaag de dag traint de 10e Special Forces Group op het JFK Special Warfare Center and School in Ft. Braggs, North Carolina.

EG&G van de Nellis luchtmachtbasis te Nevada
Diep betrokken bij Groom Lake / Area-51 operaties

Morton Thiokol
Gevestigd in noordelijk Utah, het bedrijf dat de externe tanks bouwt voor de Space Shuttle van NASA.

Een Californische UFO-onderzoeker met jarenlange ervaring, die ervan overtuigd raakte dat de DRES-faciliteit door de Amerikaanse regering werd gebruikt om ‘een geheim in het volle zicht te verbergen’, is Steve Jones, 60 jaar oud. Ik fotografeerde hem op 17 juli 2005 op de traptreden van een DRES-gebouw. Steve is een instructeur op het gebied van computersystemen in Dixon, Californië en verwierf in 1947 twee maal een academische graad aan de California State University in Sacramento. De ene was op het gebied van antropologie, de ander in psychologie.

In 1991 sprak Steve met een voormalige USAF kapitein, genaamd Richard Miller, die hem vertelde dat hij in de verkeerstoren van de Scott luchtmachtbasis in Kentucky aanwezig was ten tijde van de poging van Thomas Mantell een grote zilveren schijf te achtervolgen boven Simpson County, Kentucky op 7 januari 1947.

In het kort het incident van Mantell.
Ten tijde van de waarneming naderde een vlucht van vier P-51 Mustangs Godmanfield. De vlucht stond onder commando van kapitein Thomas Mantell. Mantell werd op de hoogte gebracht van het object en werd gevraagd het te onderzoeken. Hij reageerde hierop en vertelde dat hij op onderzoek uitging. Eén van de piloten rapporteerde dat hij zonder brandstof zat en vroeg permissie om terug te mogen keren naar de basis. Die werd gegeven en de andere drie gingen verder met hun onderzoek. Toen kwam een tweede piloot over de intercom en zei dat hij onzeker was over zijn positie en bang was te verdwalen, hij vroeg toestemming om terug te mogen keren. Die kreeg hij en één van de twee overgebleven vliegers kreeg opdracht hem terug te begeleiden naar de basis. Zo bleef Mantell alleen over, vliegend naar het object in de verte. De laatste uitzending van Mantell was toen hij op zo’n 4500 meter hoogte zat, waarin hij zei dat hij het object in het vizier had en dichterbij ging voor een beter zicht. Niets werd er daarna nog van hem vernomen. De officiële verklaring was dat Mantell een Skyhookballon achtervolgde en op te grote hoogte kwam waardoor hij door zuurstofgebrek het bewustzijn verloor en neerstortte. Het onderzoek stond op microfilm, maar die is mysterieus beschadigd en er kon geen enkele lancering van een Skyhookballon gevonden worden die met het incident overeen kwam.

Gebaseerd op zijn beweerde geclassificeerde kennis als USAF ingewijde, vertelde Richard Miller aan Steve Jones dat Mantell’s vliegtuig niet neerstortte, het leek er eerder op dat het recht naar beneden was gegooid, hard genoeg om het toestel te kraken. (zie het artikel op ufowijzer: Thomas Mantell) Als toevoeging aan het mysterie werd er door het personeel van de Godmanbasis een groot licht waargenomen op bijna dezelfde plaats waar eerder op de dag het grote schijfvormige object was gezien. In de aluminiumbeplating van Mantell’s vliegtuig zaten honderden kleine gaatjes alsof het vliegtuig had blootgestaan aan een energie die intens en gefragmenteerd genoeg was om metaalverdamping in een spikkelvorm te veroorzaken.

Miller vertelde Steve ook dat hij informatie had gekregen van een inlichtingenbron, dat er in de lente van 1953 een UFO-crash had plaatsgevonden op de in Utah gelegen droge meerbodem en dat het was verwant aan de Kingman, Arizona crash welke naar verluidt plaatsvond op 20 mei 1953. Miller vestigde de aandacht op de DRES-faciliteit waarvan hij dacht dat die gebruikt werd voor geheime bedrijvigheid naast de originele landbouw bestemming.

Miller liet Steve tevens twee dozijn foto’s zien die vanaf grote hoogte waren genomen en de registratieboeken van 1980 tot 1983 welke de bezoeken van militaire-, inlichtingen- en NASA personeel lieten zien. Steve Jones was vervolgens geprikkeld genoeg om in 1996 zijn eerste eigen uitstapje naar de DRES-faciliteit te ondernemen.

In de lente van 2005 mailde Steve mij een samenvatting van zijn ontdekkingen en zijn hypothese dat er op de droge meerbodem, kort voor 11 juni 1953, vijf kilometer vanaf de DRES-gebouwen, iets vreemds was neergestort. Hij was in de veronderstelling dat het neergestorte toestel zo groot was dat het niet vervoerd kon worden en dus begraven werd. We spraken af samen de plek op 16 en 17 juli 2005 te bezoeken.

TERUG NAAR ARTIKEL