IN WISSELWERKING MET EEN UFO
Auteur: Lou Baldin
Vertaling: Hans Jochems
(Ik
heb Mr. Baldins persoonlijke toestemming om het te vertalen en op Ufowijzer
te publiceren. Hiervoor ben ik hem zeer dankbaar.
Lou Baldin laat tevens weten dat het non-fiction is.
Hans Jochems.)
Deel 13
~ “De wetenschappers waren bezorgd over waar de buitenaardsen
de menselijke lichamen vandaan haalden die ze gebruikten om zich als
buitenaardsen ‘incognito’ onder de menselijke bevolking
te begeven” - De auteur ~
*****
Vervolg hoofdstuk 8
Donkere
hoeken
Bill Smith was er nooit zeker van of er een buitenaardse in één
van de donkere hoeken van de kamer stond, net uit het zicht, wachtend
om Bill of één van de commissieleden te komen redden
indien zij een procedure leken te verknoeien. Hij had vaak dat vreemde
gevoel, voornamelijk als hij iets deed waarvan hij wist dat het boven
zijn kundigheid ging, maar er toch nog in slaagde alsof hij er een
meester in was.
Tim, die vrijwillig had aangeboden om de ‘naar-een-ander-lichaam-overdrachtsprocedure’ te ondergaan, werd gevraagd op de chirurgische tafel te gaan liggen, naast het lichaam dat hij had uitgekozen uit de vijf die beschikbaar waren. Toen het proces begon had Bill (die de procedure uitvoerde) het gevoel dat de tijd vertraagde. Eerst dacht hij dat hij een paniekaanval had en ging flauwvallen. Hij had het ziekmakende gevoel dat men krijgt wanneer je een vriend of familielid blootstelt aan doodsgevaar.
Bill was verantwoordelijk voor het beginnen van iets waarvan van de vier daar aanwezig alleen hij ‘vermoedelijk’ wist hoe het moest worden uitgevoerd.Toen, in één oogopslag en tot zijn geruststelling, zag Bill dezelfde twee buitenaardsen die hem een paar dagen eerder hadden teruggebracht, zij verschenen schijnbaar uit het niets. De wezens immobiliseerden zeer snel Bill’s collega's en volbrachten de procedure op Tim. Het werd Bill toegestaan om alles te zien, hoewel hij niet bij zijn volle bewustzijn was. De gebeurtenis duurde twee à drie minuten en toen verdwenen de buitenaardsen net zo snel als zij gekomen waren. Bill vond zichzelf weer staand terug op de zelfde plaats als waar hij was voor de tussenkomst van de buitenaardsen. Hij voelde zich weer normaal, zelfverzekerd en zonder het gevoel van spanning dat hij een paar momenten eerder nog had. Zijn collega's waren zich niet bewust van wat er was gebeurd, desondanks waren de wetenschappers geïmponeerd dat de procedure zo moeiteloos was gedaan en feliciteerde Bill met zijn miraculeuze bekwaamheden. Tim was in zijn nieuwe lichaam en wandelde door de kamer. Hij kon niet geloven dat het werkelijk was gebeurd!
Tim ging naar zijn oude lichaam en verwonderde zich erover. Hij schreeuwde van ongeloof toen hij naar zijn oude lichaam keek en zei herhaaldelijk: “Is dat waar ik ECHT op lijk?!” Zijn opwinding overweldigde hem en hij viel flauw. Nadat Tim weer was bijgebracht richtte hij zich op en viel opnieuw flauw. Na de tweede keer besloten de wetenschappers Tim op eigen kracht te laten bijkomen, wat na vijf minuten ook gebeurde.
Tijdens die tijd vroeg Bill Smith zijn collega's of zij iets ongewoons hadden gezien? Of zij iets bijzonders hadden gevoeld? De wetenschappers antwoordden ontkennend. Alle drie herinnerden zich dat zij naar Bill hadden gekeken en hoe hij zijn werk met de nauwkeurigheid van een machine uitvoerde. De andere mannen vertelden Bill hoe geïmponeerd zij waren door de niveaus van expertise die hij had verkregen door het werken met de buitenaardsen. De mannen uitten hun bewondering voor Bill’s kennis, maar zij begrepen ook dat die bekwaamheden van Bill geschenken van de buitenaardsen waren. “Dat moesten ze wel zijn,” vertelden de wetenschappers Bill. Zijn collega's verborgen het feit niet dat zij, net zoals anderen in de commissie, jaloers op Bill waren en nog steeds wilden weten waarom zij werden buitengesloten van contact met de buitenaardsen.
Bill zei tegen zijn collega's dat hij die vraag niet voor hen kon beantwoorden. Hij vertelde hen ook dat hij niet degene was die ‘als een machine’ had gewerkt of datgene had gedaan waarvan de anderen getuige waren geweest, hij het niet had gedaan. De wetenschappers redetwisten met Bill en zworen dat zij met hun eigen ogen hadden gezien dat hij, en hij alleen, bij de tafel had gewerkt, hoewel zij erkenden dat als je in het buitenaardse schip was de menselijke geest gemakkelijk kon worden misleid. Bill vertelde zijn collega's dat waar zij getuigen van waren geweest, een visioen was. Bill zei dat net zoals de andere wetenschappers ook zelfs hij niet bij de tafel had gestaan toen de eigenlijke procedure plaatsvond! De buitenaardsen hadden hen verlamd en verwijderd zoals men stoelen bij een tafel wegschuift om er onder te kunnen vegen. Feitelijk werden alle drie de andere wetenschappers gezamenlijk in één hoek van de kamer gezet, met hun rug toegekeerd naar de chirurgische tafel. De mannen leken op etalagepoppen die waren samengepropt in de hoek.
Bill vertelde hen dat hem was toegestaan om te kijken, maar de buitenaardsen hadden niet met hem gecommuniceerd. De buitenaardsen deden het werk en plaatsten de commissieleden weer terug op de plek die zij oorspronkelijk rond de tafel hadden ingenomen en gingen toen weg. Bill beredeneerde dat de buitenaardsen hem lieten toekijken zodat hij zou weten wat er werkelijk gebeurde als de toestand echt ingewikkeld werd.
Hoewel Bill een fantastisch fijne kerel was, gaf de combinatie van zijn bekwaamheden met de privileges die aan hem werden gegeven, Bill het gevoel dat hij wat meer superieur was dan andere mensen. Daarom zorgden de buitenaardsen ervoor dat hij een paar stappen terug deed.
Tim vertelde Bill en de anderen dat hij hun gedachten kon lezen. Hij wist waarover zij hadden gesproken terwijl hij buiten bewustzijn was, maar dacht dat hij droomde. Zij stelden na sommige testen vast dat (buitenzintuiglijke waarneming) ESP versterkt werd wanneer de ziel van het lichaam is losgemaakt. Blijkbaar, als je in een gastheerlichaam zit, blijft het bewustzijn genoeg losgekoppeld van het gastheerlichaam, zodat de ziel, of van wat de essentie van het bewustzijn van de persoon is, in staat is om de aanwezige ‘psychische golven’ op te vangen.
Vanwege het succes dat Tim had en in de wetenschap dat de buitenaardsen een oogje in het zeil hielden, hadden de andere drie wetenschappers ook de moed om uit hun lichaam te willen springen en het ook te gaan uitproberen. De groep experimenteerde met vier van de lichamen. Aangezien Bill de enige was die wat kennis had van de procedure, bleef hij in zijn eigen lichaam. De commissieleden ontdekten dat zij allemaal zonder te praten met elkaar konden communiceren, behalve met Bill, omdat die in zijn eigen lichaam was. Het was alsof de mannen tweerichtingsradiostations in hun hoofden hadden, zonder de mogelijkheid om ze uit te kunnen schakelen. En dat was het nadeel. Want iedere gedachte die zij hadden, was te ontvangen door elk van de anderen.
Het vereiste discipline en wat tijd voordat de wetenschappers hun gedachten konden limiteren tot een constructieve en zinvolle dialoog. Afstand creëerde geen barrières voor hen. Zij konden ongeacht de afstand tussen hen telepathisch communiceren.
Bill voelde zich nauw bij de buitenaardsen betrokken, meer dan de anderen. Hij had niet het gevoel dat de buitenaardsen in staat waren om mensen ook maar iets slechts aan te doen, ook al hadden de buitenaardsen Bill verteld dat zij ‘eigenaar waren van alle menselijke lichamen’. Wat het dan ook was wat daar mee bedoeld werd, hij zag het niet als een bedreiging voor de mens. De wetenschappers waren bezorgd over waar de buitenaardsen de menselijke lichamen vandaan haalden die ze gebruikten om zich als buitenaardsen ‘incognito’ onder de menselijke bevolking te begeven. Bill vertelde de commissie dat het vermoedelijk zo was dat de buitenaardsen, of de lichamen in één van hun schepen lieten ‘groeien’, of nog erger, zij hetzelfde deden als wat de commissie deed, het in hun bezit krijgen van mensen die stervende waren.
Met de uitrusting die de buitenaardsen bezaten konden zij bij iedereen het sterven voorkomen, dus waarom deden zij dat dan niet? Bill had daar geen antwoord op. De buitenaardsen vertelden Bill dat zij geen zeggenschap over de ziel hadden, maar de apparatuur die zij hadden maakten het hen mogelijk om de ziel te verwijderen en het in een ander lichaam te plaatsen. Konden de buitenaardsen de ziel ook buiten een menselijk lichaam opslaan - zoals in een container of een vat? En als dat zo was, wat was het doel daarvan? Waren de buitenaardsen God’s kleine helpers? Bill Smith kon die vragen niet voor zijn collega's beantwoorden.
Wordt vervolgd.
------------------------------
(Het volgende gedeelte komt niet uit het boek ‘In wisselwerking met een UFO’, maar is hieraan toegevoegd door Linda Moulton Howe. Omdat het ook te maken heeft met het overbrengen van een ziel van het ene naar het andere lichaam, iets waarvan een vrouw, genaamd Linda Porter, beweerd getuige te zijn geweest, plaats ik het er hier toch maar bij. Vert.)
De incidenten en tekeningen van haar levenslange interactie met niet-menselijke wezens is gedetailleerd beschreven in mijn boek, Glimpses of Other Realities, Vol. II: High Strangeness - see Earthfiles Shop. Eén van Linda Porter's ervaringen heeft een directe relatie met hoofdstuk 8 van ‘In League With A UFO’ (‘In wisselwerking met een UFO’) © 1997 van Lou Baldin.
Linda Porter: “Op een bepaald moment werd mij een kamer getoond waarin hele grote, doorschijnende, buisachtige containers of cilinders op een verhoogd platform stonden dat in het midden van de kamer leek te staan. Binnenin deze buizen bevonden zich rechtop staande, naakte en naar wat leek slapende mensen, tenminste, volgens mij leken ze op mensen. Het leek net alsof zij zich in een stilgezette animatiescène bevonden.
Ik denk niet dat zij dood waren omdat hun kleur daar te goed voor was. Zij dreven in wat leek op een purper gekleurd gas. Het was heel compact en moeilijk om er doorheen te kunnen kijken, maar doordat het zo heftig wervelde kon je toch de mensen zien. Er werd nooit iets tegen mij gezegd, tenminste, dat is wat ik mij herinner. Het was net alsof ik de kamer werd binnengeleid, zij aan mij werden getoond, en toen weer naar buiten geleid, en dat was het. Ik herinner me niet of ik vragen heb gesteld, en ik herinner mij ook niet of de niet-menselijke wezens iets tegen mij hebben gezegd.
Er was een bidsprinkhaanachtig wezen en een met veel licht gevulde kamer. Ik herinner mij dat het wezen langzaam om de hoek verscheen en mij toen recht in het gezicht keek. Hij bleef onbewegelijk staan en wachtte rustig af, alsof hij wist hoe beangstigend hij voor mij moest zijn. Uiteindelijk begon hij tegen mij te praten, hoewel ik geen herinnering heb van wat er werd gezegd. Hij scheen bijzonder veel waardigheid te bezitten en gaf mij de indruk dat hij heel oud moest zijn.
Nadat hij was gestopt met wat hij dan ook te zeggen had, draaide ik mij om en liep samen met hem naar die kamer (die was gevuld met een enorm intens licht). De herinnering eindigt op het moment dat ik de kamer binnenga met de gedachte: ‘Vertaalt naar het Licht’. En wat dat dan ook moge betekenen, het had te maken met wat er daar gebeurde.”
Later herinnerde Linda Porter zich dat het bidsprinkhaan wezen en de kamer van licht een connectie hadden met de mensen in de buizen en stuurde mij meer schetsen, tezamen met de volgende brief:
Linda Porter: “Toen ik twaalf was, werd ik doodziek met een hoge koorts en een zwaar geïnfecteerde keel. De koorts was zoals ik nog weet zo hoog dat ik tenminste één dag lag te ijlen. Ik heb een herinnering dat ik onder het plafond zweefde en naar beneden keek waar ik mezelf in bed zag liggen. Zo ziek was ik. Mijn ouders hadden geen vertrouwen in dokters, zodat ik er maar op eigen kracht weer bovenop moest proberen te komen, iets wat ik ook deed, of tenminste dacht dat ik dat had gedaan!
Ik werd meegenomen en aan boord gebracht van het toestel waarin dit alles heeft plaatsgevonden. Ook al begon het met dat bidsprinkhaanachtige wezen, de buitenaardse die mij werkelijk gedurende alles bij wat er toen met mij gebeurde begeleidde was witachtig, ongeveer één meter vijftig lang (misschien iets groter) en had reusachtige ogen met zwarte pupillen.
Ik werd de ‘met licht gevulde kamer’ binnengeleid waar mij een man werd getoond van ongeveer 46 jaar oud die zeer dicht bij de dood stond. Hij lag in een rechthoekige container. Ik herinner me niet de technieken hoe dit werd gedaan, maar zijn ziel werd toen vanuit zijn stervend lichaam gehaald en omhoog geheven! Het verliet het lichaam in het gebied van de solar plexus, wat net onder het middenrif zit. Het was ongeveer vijfenzeventig cm lang, 12,7 cm breed en was een adembenemend mooi, zacht, regenboogkleurig geel met witte, gloeiende binnenkern dat een heel zachte warmte uitstraalde. Er zat een pastel oranjekleurige laag rondom het geel.
De ziel zweefde door de kamer naar een lichaam dat uit één van de buizen was gehaald. Het buis lichaam leek op de man zoals hij er op 25 jarige leeftijd zou hebben uitgezien. Het nieuwe lichaam leek leeg. Ik weet geen andere manier om het te beschrijven, zoals een lege verpakking. Het ‘oude lichaam’ was nu blauwig van kleur en duidelijk dood.
De ziel zweefde boven het lichaam, dat door niets werd ondersteund en rechtop, een beetje doorgezakt, buiten de container stond. Toen begon de ziel neer te dalen en ging het lichaam binnen via de bovenkant aan de achterzijde van het hoofd en bewoog zich helemaal naar beneden tot aan het gebied midden tussen de schouderbladen. Toen verenigde het zich geheel in het lichaam en nestelde zich aan de voorkant van de ruggenwervel in het gebied van de solar plexus, wat net onder het middenrif zit. Toen leek het erop dat het zich in de lengte uitrekte, een paar centimeter omhoog en een paar centimeter omlaag. Het jongere lichaam nam toen een ‘levendige’ uitdrukking aan, alsof het een beetje in slaap was.
De rechthoekige buiscontainer die het ‘oude’, lege lichaam bevatte, vulde zich met een vloeistof om de weefsels te conserveren totdat het zou kunnen worden ontleed. De niet-menselijke wezens wilden uitzoeken hoe één of ander soort vergif het lichaam van die man was binnengekomen, hoe het zich door het lichamelijke systeem had uitgezaaid en op welk moment het vergif (de vervuilende stof) het niveau had bereikt waardoor het lichaam niet langer met het vergif kon omgaan.
Na de ontleding, zo werd mij verteld, zou het lichaam worden opgeruimd. De niet-menselijke wezens leken heel verrast dat ik zo geschokt reageerde omdat het lichaam maar gewoon ‘overboord werd gegooid!’ Zij vertelden mij dat het alleen maar een verpakking voor de ziel was en van geen enkele andere waarde. De niet-menselijke wezens vonden ons concept van begrafenissen maar onbeschaafd. Voor hen is er geen verschil tussen een leeg bierglas en een leeg lichaam.
Mij werd verteld dat de (herrezen) gekloonde man naar elders (misschien Australië) zou worden overgebracht en daar verder zou gaan met zijn leven. Een deel van de reden waarom de niet-menselijke wezens weefselmonsters wegnemen bij ontvoerden wanneer zij heel jong zijn, is om dit weefsel in reserve te hebben, voor het geval er later een nieuw lichaam noodzakelijk is. (Howe’s gedachtegang).
Nieuwe lichamen kunnen voor onbepaalde tijd worden opgeslagen. De containers in de schets met de drie mensen in de buizen zijn opslagcontainers. Er zijn ‘activeringscontainers’ die bovenin een licht hebben dat voor een (onbekend) aantal uren op de persoon moet hebben geschenen voordat een lichaam kan worden geactiveerd, dat geldt alleen indien een lichaam in opslag is geweest. Als het lichaam net is gemaakt heeft het geen licht nodig. In de schets met de drie mensen in de buizen was het uiterst rechtse lichaam het (jongere) dat aan de man is gegeven.
Ik kreeg de indruk dat de niet-menselijke wezens die zieloverdracht liever niet te vaak wilden doen. Feitelijk kreeg ik het gevoel dat het helemaal niet de bedoeling was dat zij dat deden. Maar zij leken in een hoek gedrukt te zijn en daarom geen andere mogelijkheid te hebben. Het leek erop dat de niet-menselijke wezens probeerden om alles voor de één of andere ‘hogere’ levensvorm te verbergen. Wat die ‘autoriteit’ dan ook is die deze zieloverdrachten verbiedt, verbiedt die de niet-menselijke wezens ook om zich met deze planeet te bemoeien? Om het even wie die autoriteit is, het is veel hoger ontwikkeld dan de niet-menselijke wezens en oefent een grote macht uit over vele, vele andere rijken van bestaan.”
Wordt vervolgd.