HET HOOGST OPMERKELIJKE X-FILE VAN EDWARD LEVERNE MORAGNE, PH.D.
Deel 1
Door: Linda Moulton Howe © 2009
Vertaling: Paul Harmans
Bron: http://www.earthfiles.com/news.php?ID=1655&category=Real X-Files
Woord
vooraf Paul Harmans - ufowijzer
Ik weet absoluut niet of dit verhaal klopt, ik geef het weer op
ufowijzer en lezers moeten zelf bepalen wat ze ervan vinden. Edward
L. Moragne bestaat, hij is wie hij zegt dat hij is en dat wekt vertrouwen.
Misschien als Amerika ooit haar UFO-files gaat vrijgeven dat we
ook dit verhaal als authentiek kunnen bestempelen.
28 december 2009 Albuquerque, New Mexico – Twaalf
jaar geleden, op 8 mei 1997, was ik (Linda M.H.) in Houston, Texas,
de woonplaats van Edward L. Moragne, Ph.D., een natuurkundige en
scheikundig ingenieur. Dr. Moragne werd op 28 juli 1915 in Somerset,
Texas, geboren en behaalde in 1941 aan de universiteit van Columbia,
New York, zijn doctoraat in de wetenschap en in 1943 ook aan Columbia
zijn Ph.D in natuurkunde. Drie jaar later, in 1946, richtte Dr.
Moragne zijn Moragne Research & Development Co. in Houston op.
Dr. Morange was aan mij bekend gemaakt als een wetenschapper die
beweerde eerstehands kennis te hebben van niet-menselijke wezens
die waren ondergebracht op de luchtmachtbasis Edwards in Californië.
Het verhaal begon toen de ouwe rot in ’t vak, UFO-onderzoeker en auteur Leonard Stringfield, een herdruk maakte van een verslag van een andere UFO-onderzoeker, Ron Madeley, die op 11 april 1990 Edward L. Moragne in Houston interviewde. Ron Madeley gebruikte het pseudoniem: ‘Dr. Epigoni’ in plaats van Dr. Moragne’s echte naam. Epigoni is de naam die Leonard Stringfield gebruikt in zijn 1991 UFO Crash Retrievals - The Inner Sanctum - Status Report 6.
11 april 1990, uittreksel door Ron Madeley:
Dr. Epigoni, zoals ik hem zal noemen, is een gepensioneerde natuurkundige die nu bijna 80 jaar oud is, maar in een goede en evenwichtige gezondheid verkeert. Zijn kennis en naam kan binnen niet al te lange tijd wel eens totaal in de vergetelheid raken, ondanks dat hij samenwerkte met gelijkwaardige briljante mannen, mannen zoals J. R. Oppenheimer, Albert Einstein en Dr. Edward Teller, de vader van de waterstofbom.
Al in 1939 werkte Epigoni in New Jersey in twee onderzoekslaboratoria samen met de grote geesten van die tijd. Dat werk leidde tot een baan bij de U. S. Navy, onder leiding van John von Neuman. Epigoni werkte aan de top van het Manhattan Project met de ontwikkeling en de detonatie van de atoombom en later aan de eerste waterstofbom.
Dr. Epigoni werd uiteindelijk ook betrokken bij het onderzoek en het herstellen van gecrashte vliegende schotels. Gedurende de late jaren ’60 en beginjaren ’70 maakte hij deel uit van een team wetenschappers dat op de luchtmachtbasis Edwards aan een zeer speciaal project werkte. Volgens Epigoni landde er op Edwards een schijf met bemanning. De schijf en de inzittenden werden voor onderzoek vervoerd naar een beveiligd gebouw op de basis. Het werd deel van een ABOVE TOP SECRET project – iets dat hij noemt: ‘Blue Heaven’.
Voordat ik mijn interview met Dr. Moragne op 8 mei 1997 op band opnam en met zijn permissie zijn echte naam gebruikte, gaf zijn vrouw, Kathryn, mij een stuk karton waarvan ik denk dat Dr. Moragne dat zelf heeft samengesteld om daarop zijn United States Patent voor de uitvinding van de Elektromagnetische Separator te bevestigen, dat hij kreeg op 26 augustus 1969. Bovenaan het blad staan de woorden ‘The American College of Research Scientists and The National Science Foundation of America’. Daaronder staat naast zijn foto een korte bibliografie van zijn leven. Er zitten andere foto’s bij van de eerste atoombomtest op de White Sands Proving Ground, New Mexico, op 16 juli 1945 en foto’s van de bommen die op Hiroshima en Nagasaki werden afgeworpen. De foto’s en het patent worden aangevuld met de woorden die schijnen te wijzen op wellicht een award die Dr. Moragne ooit heeft gekregen: ‘Aangeboden aan Edward L. Moragne, Ph.D., voor zijn buitengewone technologie bij elektromagnetische processen welke de atoombom mogelijk maakte en voor het deel uitmaken van de dertien inventieve mannen die de eerste atoombom ontwierpen, bouwden en lieten exploderen op 16 juli 1945 op White Sands, New Mexico.’
Ik begon mijn interview op 8 mei 1997 met Dr. Moragne bij hem thuis in Houston, Texas met een citaat uit het rapport van Ron Madeley:
‘Epigoni vertelde dat hij in late jaren ’60 en beginjaren ’70 het hoofd was van een wetenschappelijk team dat op de luchtmachtbasis Edwards aan een zeer speciaal project voor het Ministerie van Defensie werkte, waarbij een vliegende schotel en de bemanning was betrokken die op de luchtmachtbasis Edwards was geland. Het landde ten noordwesten van de basis op een vlak gedeelte en er werd een deur geopend en de omschreven als humanoïde ‘kerels’ liepen naar buiten en gingen plat op de grond liggen. Plotseling werd de trap weer omhoog getrokken en de poten van het voertuig werden ingetrokken en het ruimtevaartuig bleef daar op de grond staan. De humanoïden lagen daar totdat de schijf en de inzittenden voor een wetenschappelijk onderzoek werden vervoerd naar een beveiligd gebouw op de basis.’
Linda Moulton Howe (LMH): Is dat wat u zich herinnert?
Edward Leverne Moragne, Ph.D.: Dat is waar, alleen de poten werden niet ingetrokken. De trap kwam naar beneden en gleed daarna weer terug en werd gesloten. Onze militaire mensen trachtten op alle mogelijke manieren in dat ruimtevaartuig te komen. Ze gebruikten zelfs elektrische branders die gebruik maakten van waterstof en actieve bromiden en elektriciteit om door staal te snijden. Maar ze kregen het niet voor elkaar. Die ploeg brandde en kookte aan dat vaartuig gedurende een week of tien dagen.
LMH: Gedurende een week of tien dagen, ons leger trachtte in dat ruimtevaartuig een gat te branden?
Edward Leverne Moragne: Ja, ze probeerden het op verschillende plekken van dat voertuig.
LMH: Waren er brandplekken of inkervingen?
Edward Leverne Moragne: Nee, je kon zelfs niet zien waar ze het geprobeerd hadden.
LMH: Weet u wat er voorgevallen was waarom dat ruimtevaartuig en de humanoïden moesten landen op de luchtmachtbasis Edwards?
Edward Leverne Moragne: Nee, ik was in die tijd niet daar. Ik was in Chicago, we werkten in het stadion in Chicago (Fermi lab).
LMH: Wanneer landde dat ruimtevaartuig en de humanoïden op luchtmachtbasis Edwards?
Edward Leverne Moragne: Ergens in 1964.
LMH: Dat is zo’n 20 jaar nadat het Manhattan Project de atoombom ontwikkelde?
Edward Leverne Moragne: Dat is juist. Het punt is dat Albert Einstein een theorie had dat licht de bron was van alle natuurkundige wetten, dat het in verband stond met planeten, met de snelheid van het geluid, de snelheid van het licht, dat het in verband stond met alles. En als dat zo was, waarom zou het dan ook niet in verband staan met menselijke wezens? Men dacht dat licht iets te maken had met ons mensen, dat had te maken met de genen in ons lichaam. Dat is waarom al die medische wetenschappers bij ons werkten. We trachtten dingen in het menselijke stelsel te vinden die anderen nog nooit hadden gevonden. We wisten al dat je elektriciteit produceert.
(Opmerking Paul Harmans - Toeval of niet? Een week of wat geleden ontving ik de link van een artikel waarin wordt verondersteld dat ons DNA licht uitzendt. Zie onderstaande link voor het zeer interessante artikel: http://www.viewzone.com/dna.html)
LMH: In onze lichamen?
Edward Leverne Moragne: Ja, er loopt stroom door mensen. Einstein overleed (in 1955) terwijl hij bezig was die theorie uit te werken. Maar ik heb dozen vol met verhandelingen die aantonen dat hij en Fermi en ik en (Robert) Oppenheimer daaraan werkten. Edward Teller was ons altijd ver vooruit. Hij trachtte al een waterstofbom te maken eer wij zelfs maar de plutoniumbom hadden.
LMH: Kunt u zich herinneren hoe oud u was toen het ruimteschip en de humanoïden op de luchtmachtbasis Edwards landden? (We hadden berekend dat hij 49 jaar moest zijn in 1964.)
Edward Leverne Moragne: Ik ben er vrij zeker van dat het 1964 was toen wij de oproep van de luchtmachtbasis Edwards kregen, omdat ik zojuist een nieuwe auto had gekocht en zij het model hadden veranderd. Het was een Thunderbird en de mooiste auto die ik ooit had gezien. Het was een lage auto en ik had hem in een lichtblauwe kleur. Ik reed ermee van Chicago. Overigens, het begon niet op de luchtmachtbasis Edwards. Het was daar in Nevada, in de woestijn waar de grote schijf landde, daar in de rimboe. Er waren daar wat schapenhoeders die het leger belden daar op het onderzoekscentrum nabij Las Vegas en hen vertelden dat er dat grote, ronde ding was geland en dat er drie mannen op de grond lagen. De ranchers dachten dat het mensen waren. Ik zeg nog steeds dat het robots waren. Ze hadden helemaal geen bloedvatenstelsel, ze waren gewoon opgevuld met vloeistof.
LMH: U bedoelt als een huls met vloeistof gevuld?
Edward Leverne Moragne: Het voelde aan als een lichaam, zoals het onze. Ze hadden spieren, pezen en al het andere dat je kunt voelen. Maar als je een kleine insnede in ze maakte, dan kwam er een bruinachtige olie uit. Het leger trachtte die snede snel te hechten, maar dat hoefde helemaal niet omdat de verwonding binnen een paar minuten heelde.
LMH: De huid groeide weer tezamen zonder litteken?
Edward Leverne Moragne: Ja.
LMH: Heeft u de lichamen ook gezien?
Edward Leverne Moragne: Ja. Ik zag de drie humanoïden voor het eerst toen ze daar op de grond lagen. Het leger bracht de drie lichamen daarna naar de luchtmachtbasis Edwards. De grote schijf vervoerden ze naar Air Force 5.
LMH: Wat is Air Force 5?
Edward Leverne Moragne: In het zuidelijke deel van Nevada staat een heel grote hangar en ze vervoerden de schijf daarheen.
LMH: Kunnen we teruggaan naar het moment dat u voor het eerst de drie humanoïden en de schijf zag? Wat waren de fysieke trekken van de wezens?
Edward Leverne Moragne: Exact als ons, er was weinig verschil. De drie waren niet identiek. Er waren kleine verschillen, zoals ook mensen verschillend zijn.
LMH: Hadden de humanoïden haar?
Edward Leverne Moragne: Nee, ze hadden geen enkele haar op hun hoofd.
LMH: Waren hun hoofden anders dan die van ons gevormd?
Edward Leverne Moragne: Ik denk niet dat ze veel verschilden van die van ons. Hun oren waren niet anders dan die van ons voor zover ik kon zien. Ik vroeg het aan verschillende dokters die daar rondliepen en zij vertelden me: “We weten dat deze wezens kunnen horen omdat hun oren zijn ontworpen om te horen.” De doktoren luisterden naar een hartslag, maar het werd hen niet toegestaan naalden in de wezens te steken.
LMH: Hoorden de doktoren een hartslag?
Edward Leverne Moragne: Nee. Maar hier is iets dat me obsedeerde. Nadat het leger de drie humanoïde lichamen had overgebracht naar de Edwards luchtmachtbasis, werden ze op een rij neergelegd, een, twee en drie. Het leek alsof ze in slapende, schijndode conditie verkeerden. Maar gedurende de nacht, als niemand keek, stond nummer twee op en ging aan de andere kant van nummer drie liggen. Het was griezelig!
LMH: Waren de lichamen neergelegd op de landingsbaan van de luchtmachtbasis Edwards?
Edward Leverne Moragne: Nee, de schapenhouder vond de drie lichamen liggend op de zanderige grond, daar boven in de noordelijke rimboe van Nevada.
LMH: Zag de schapenhouder of iemand anders dat de wezens de schijf verlieten en op de grond gingen liggen?
Edward Leverne Moragne: Er waren twee ranchers die over een steile klif klommen. Juist toen ze aan de voet daarvan stonden zagen deze twee mannen dat grote ding aankomen voor een landing. De twee mannen waren bang. De wijze waarop ze het aan mij vertelden was dat één van hen zei: “Laten we als de donder maken dat we wegkomen!” Maar de ander zei: “Nee, blijf staan en laat ze niet merken dat je bang bent. Misschien zijn ze wel gekomen om ons te ontmoeten. Misschien geven ze ons wel een zak goud of iets anders, je weet niet wat ze gaan doen.”
Dus de twee ranchers bleven daar staan. Ze vertelden mij dat het eerste dat ze zagen een trap was die naar beneden kwam, heel langzaam en hij stopte toen hij de grond bereikte. Eén van hen zei: “Kijk, ze komen naar buiten.” En drie mannen kwamen de trap aflopen. Zodra de drie wezens beneden waren gingen ze allemaal tezamen op de grond liggen en de trap rees weer omhoog!
En er is nog iets anders. Toen de trap weer terug was getrokken in het voertuig, konden de rancher niets zien van een naad, nergens. Toen ik de schijf van dichtbij kon bekijken, leek het op een potloodlijn waar de trap had gezeten. Ik kon nergens een naad voelen.
LMH: Wanneer zag u voor het eerst de drie humanoïden?
Edward Leverne Moragne: Toen ik ze voor het eerst zag lagen ze nog op de woestijngrond van de schapenranch. De grote schijf stond daar al vijf dagen voordat ik erheen reed.
LMH: Wie vroeg u daarheen te gaan?
Edward Leverne Moragne: De man die de verantwoording over UFO’s had op de luchtmachtbasis Edwards.
LMH: Herinnert u zich iets over de ogen van de humanoïden?
Edward Leverne Moragne: Ik drukte bij één het ooglid een klein beetje open en het leek niet veel anders dan onze ogen.
LMH: Dr. Moragne, laat me iets meer voorlezen uit Madely’s interview van 1990 met u.
Uit Ron Madeley’s interview van 11 april 1990 met ‘Dr. Epigoni’ (Dr. Moragne): 'Dr. Epigoni vertelde dat de vliegende schotel in een grote hangar werd gehouden. “Ze hebben wachten rondom dat hele ding en als ik het over wachten heb, dan heb ik het over wachten! Er bestaat geen enkele manier om daar doorheen te komen. Het maakt niet uit wat je doet – ze hebben alle soorten beveiliging daar. Je hebt vier rijen van wachten voordat je komt waar de humanoïden worden gehouden en twaalf verdomd hoge, onder stroom staande hekken.” Dr. Epigoni vertelde dat hij een majoorgeneraal in de hangar vertelde dat hij het toestel wilde aanraken om te kijken of hij een opening kon vinden. De generaal vertelde Dr. Epigoni dat hij kon voelen zoveel hij wilde, maar het was overal even glad. Dr. Epigoni ontdekte dat er geen naden in de schijf waren te vinden. “Ik dacht dat het de een of ander soort molecuul-structuur had, zodra het zich opende en weer sloot zou dat zichzelf weer insluiten.”'
Edward Leverne Moragne: Het leger vertelde dat je een licht door het bovenste deel van de schijf kon laten schijnen en dat je dan nog eens drie humanoïden daar binnen kon zien zitten. Ik heb ze nooit gezien omdat ik nooit boven op de schijf ben geklommen om er een licht in te laten schijnen.
LMH: Maar ik begrijp dat u de drie wezens onderzocht, hen betastte en zei dat hun ogen op die van een hond leken – enkel één kleur?
Edward Leverne Moragne: Dat hadden ze. De ogen hadden één kleur met een kleine pupil in het midden van het oog zoals bij onze ogen. Maar onze ogen hebben wit rondom de irissen. Hun ogen waren allemaal van dezelfde kleur zonder wit aan de zijkanten.
LMH: Dus de ogen van de humanoïden waren niet helemaal menselijk?
Edward Leverne Moragne: Nou ja, ze hadden een pupil zoals bij ons. De pupillen hadden een soort grijze kleur en de rest van het oog was bruin.
LMH: Een compleet bruin oog?
Edward Leverne Moragne: Ja. Ik herinner mij dat de pupillen van de humanoïden een soort grijsbruine kleur hadden en in het midden van de pupil zat een lens zoals bij een kattenoog, een verticale spleet.
LMH: Verticale pupillen en geen haar?
Edward Leverne Moragne: Juist.
LMH: Neus, mond, tanden?
Edward Leverne Moragne: Ja, hetzelfde als bij ons, inclusief tanden.
LMH: Kleding?
Edward Leverne Moragne: Ze hadden kleine korte broeken die zeer nauwsluitend waren en een nauwsluitend bovenstuk, zoals een tricot met een mouwloos vestje erover
LMH: Wat voor kleur had hun huid?
Edward Leverne Moragne: Een lichtbruine kleur.
LMH: Hoeveel vingers en tenen?
Edward Leverne Moragne: Hetzelfde als ons en ze hadden vingernagels, heel kort gevijld, of misschien groeiden ze niet, dat weet ik niet.
LMH: Tussen 1964 en 1997, waar zijn deze lichamen nu?
Edward Leverne Moragne: Ik heb met veel mensen gesproken die daar zijn geweest en ze bestudeerd hebben. Het leger verwisselt de lichamen telkens van plaats en kijkt dan wat er gebeurt. Tot dusverre zeggen mensen dat ze de lichamen nooit hebben zien bewegen, maar de lichamen keren terug naar een specifieke één, twee, drie volgorde. Of één van die mannen nu opstaat en in een nieuwe positie gaat liggen of dat iets hen optilt en ze in een andere volgorde legt – het leger is nooit in staat geweest het te zien gebeuren.
LMH: De humanoïden bleven dus steeds heen en weer bewegen?
Edward Leverne Moragne: Ja, als je er één aan de andere kant lag, waar hij blijkbaar niet hoorde, dan bewoog hij altijd weer teug naar de originele plek.
LMH: Waar op de luchtmachtbasis Edwards werden de lichamen gehouden?
Edward Leverne Moragne: Ik dacht dat ze het Hangar 8 noemden en voor zover ik weet zijn de lichamen daar nog steeds.
LMH: Heeft u enige informatie waar het voertuig en de humanoïden vandaan kwamen?
Edward Leverne Moragne: Nee.
LMH: Was u in staat enig onderzoek te doen in het grote, schotelvormige ruimtevaartuig?
Edward Leverne Moragne: Ik goot zoutzuur, waarmee je in glas kunt etsen, over het oppervlak van het voertuig. Ik probeerde elk zuur dat ik maar kon bedenken, maar je kon niets zien, waar je het ook op het voertuig probeerde. Ik sprak met een man die daar rond 1975 was. Hij vertelde mij dat het eerste wat hij probeerde verschillende zuren waren, maar dat zoiets nooit enig effect op het oppervlak van het voertuig had.
LMH: Hoe lang werkte u aan het ruimtevaartuig?
Edward Leverne Moragne: Ongeveer zes weken.
Wordt vervolgd