PLATIVOLO
Een Nederlandse UFO-vereniging opgericht in 1954(!)
Door: Paul Harmans
Deel 2
Een ‘moderne’ cover
De bestuursleden van Plativolo voelen de drang een pakkende omslag
te ontwerpen voor de (vanaf dan regelmatig te verschijnen) tweemaandelijkse
uitgave van de studiekring. Er wordt door een aantal personen
driftig getekend en gegumd en de meest futuristische afbeeldingen
worden op papier gezet.
Ook minder spectaculaire ontwerpen zien het daglicht en vermoedelijk zijn de onderstaande twee tekeningen van de hand van van Wieringen, omdat zo’n zelfde ontwerp op de achterzijde is geschetst van een formulier van de Raad van Arbeid waarop van Wieringen normaal gesproken de berekeningen zet van het bedrag waarop een persoon met ouderdomsuitkering volgens de ‘Wet tot wijziging van de Noodwet Ouderdomsvoorziening’ recht heeft. Er staat de gedrukte opmerking onderaan het formulier: ‘Op de uitkering wordt f1,50 ziekenfondspremie ingehouden’. Wat dergelijke bedragen betreft zijn de tijden wel veranderd. Maar van Wieringen heeft dus, wellicht tijdens werktijd, onderstaande schetsjes gemaakt.
Een leuke gedachte zit achter het volgende ontwerp waarin we twee vliegende schotels zien met in het midden een zandloper. Zoals bijna iedereen in de ufologie, dacht deze tekenaar ook dat het een kwestie van tijd zou zijn aleer de waarheid tot iedereen zou doordringen. De fictieve UFO-zandloper loopt echter nog steeds en ook in de hedendaagse tijd zijn veel mensen ervan overtuigd dat het echt niet lang meer kan duren. Maar we moeten misschien wel rekening houden met het feit dat onze huidige zandloper net zo langzaam leegloopt als het exemplaar op de tekening, welke gedurende dik vijftig jaar nog niet over de helft is gekomen.
De omslag van de uitgave juli 1956 heeft echter een meer Hollands karakter, met boerderij, kerktoren en dorpshuisjes in het groene landschap.
Maar ook deze afbeelding verdwijnt en in plaats daarvan komt een cover met een strakker aanzien en met de nieuwe naam ‘UFO-GIDS’ erop. Van Wieringen’s ontwerpen blijken de voorkeur te hebben. De UFO-Gids wordt dan gedrukt op het Folio formaat van 215 x 340mm, iets breder dan een A4 en 4 cm langer. Het bestaat uit 24 pagina’s.
Een paar jaar later volgen de kleinere magazines die de grootte hebben van de helft van het bovenstaande Folio formaat. Ook dit kleinere formaat heeft 24 bladzijden, dus de helft minder informatie dan voorheen.
Ledenvergaderingen
Voor 2 cent brengt de PTT in die tijd nog post rond. Zo ook de
uitnodiging in 1955 aan A. F. van Wieringen voor de 2e algemene
ledenvergadering:
Haarlem,
De leden der Nederlandse Studiekring “Plativolo” worden hierbij beleefd uitgenodigd de 2de algemene ledenvergadering tevens 1ste contact-avond te willen bijwonen op 14 november a.s. te 8 uur n.m. te Den Haag in het “Paviljoen”, Rijswijkseplein (vlak bij het station Hollands Spoor).
AGENDA
1. De toestand der studiekring.
2. Uitgave eigen orgaan ofwel abonnering op “Flying Saucer Review” (conform suggestie 1ste algemene vergadering).
3. Kiezen van een vast bestuur.
4. Gedachtewisseling over de “Vliegende Schotel”.U wordt beleefd, doch dringend verzocht deze belangrijke vergadering niet te verzuimen.
De fung. Secretaris,
L. de Siso.
Uitnodiging algemene ledenvergadering 14 nov. 1955
De
bladen
Plativolo neemt, zoals overwogen op de ledenvergadering, een abonnement
op het Engelse ‘Flying Saucer Review’ (FSR).
Dit magazine wordt terecht (ook heden ten dage nog) gezien als
het meest toonaangevende UFO-magazine ter wereld. Het wordt in
1954 opgericht en de eerste magazines verschijnen in 1955. Het
heeft als abonnees zelfs diverse regeringen en luchtmachtbibliotheken.
Ook de Engelse prins Philip (de echtgenoot van koningin Elizabeth
II) leest het sinds de jaren vijftig. Vandaag de dag geeft de
organisatie achter het Flying Saucer Review vier uitgaven per
jaar uit.
Naast dit langlopend abonnement verzamelt Plativolo ook jaargangen van de magazines van tientallen andere UFO-verenigingen van rondom de wereld en men onderhoudt schriftelijk contact met deze gelijkgestemden. De magazines die men onder andere in de verzameling opneemt zijn:
1. Australian Flying Saucer Review januari 1962
2. Australian Saucer Record 3e kwartaal 1959
3. The Flying Saucer Digest juli/september 1964 uit Australië
4. Flying Saucers februari 1961 uit Wisconsin, USA
5. The Soratobu Enban News nr. 4 1959 uit Tokio, Japan
6. Luforo Bulletin juni 1961 uit Londen, Engeland
7. Orbit mei 1965 uit Newcastle upon Tyne, Engeland
8. Saucerian Bulletin oktober 1958 uit USA
9. Saucers maart 1955 uit Los Angeles, USA
10. The Visitor 3e kwartaal 1959 uit Detroit, USA
11. UFO-mation 1e kwartaal 1959 uit New York, USA
12. The Flying Saucer News nr. 6 1961 uit Tokio, Japan
13. Boletin Del Centro De Estudios Interplanetarios februari 1959 uit Barcelona, Spanje
14. Ciel Insolite uit Valence, Frankrijk
15. UFONYT november 1960 uit Kopenhagen, Denemarken
En dit is nog maar een kleine greep uit de vele verschillende magazines. Vaak is het een kwestie van ruilen, een UFO-Gids van Plativolo voor het magazine van de ander. Zodoende ligt ook Plativolo’s UFO-Gids over de wereld verspreid.
Contactavonden
Een voorbeeld van de uitnodigingen die Plativolo regelmatig doet
uitgaan om meer leden te werven is het volgende:
Utrecht,
L.S.
Door dezen deelt het bestuur van “Plati-Volo” U mede, op vrijdag 25 mei 1956, in het Restaurant “Paviljoen” Rijswijkseplein 39 te ’s-Gravenhage, voornemens te zijn een algemene causerie-avond te houden.
Al de belangstellenden kunnen hun visie naar voren brengen.
Alles, wat verband houdt met het fenomeen “Vliegende Schotel” zal ter tafel worden gebracht.
Het belooft een zeer interessante avond te worden.
Kunnen wij op Uw komst rekenen?Namens het bestuur,
G.J. Jager.
90% van Nederlanders gelooft in 1952 niet in vliegende
schotels
Plativolo staat voor de moeilijke taak de Nederlanders ervan te
overtuigen dat er werkelijk een bijzonder fenomeen gaande is en
dat het tijd wordt daar wetenschappelijke aandacht aan te besteden.
In Amerika toont in 1950 een Gallup Poll aan dat ruim 90% van
de Amerikanen in vliegende schotels gelooft. Een opinieonderzoek
in Nederland van NIPO (oktober 1952) toont aan dat 90% er hier
niet in gelooft. Dat is een groot verschil, maar de nieuwe
studiekring laat zich hierdoor niet ontmoedigen. De bestuursleden
werken voortdurend aan het verkrijgen van belangstelling van het
publiek, gedrukte pers, radio en televisie. Door middel van advertenties
in het Amsterdamse advertentieblad ‘Echo’
worden kennismakingsbijeenkomsten aangekondigd en voor een dergelijke
bijeenkomst in Krasnapolsky te Amsterdam, dienen zich in 1958
zelfs een kleine honderd belangstellenden aan.
Op 7 en 14 mei 1958 geeft de voorzitter van Plativolo, dr. H. Groot, voor de VARA-microfoon een lezing. Hij doet daarbij uit de doeken wat een vliegende schotel is, over hoe de benaming is ontstaan en hij komt daarbij uiteraard uit bij de beroemde waarneming van Kenneth Arnold, die boven Mount Rainier in de USA een aantal objecten in een rij achter elkaar zag vliegen. Een journalist schreef naar aanleiding van Arnolds opmerking dat het schoteltjes leken die over het water ketsten, het begrip ‘vliegende schotel’ in de krant. Vanaf die tijd wordt het overal ter wereld gebruikt. Dr. Groot vertelt in zijn lezing over meerdere waarnemingen gedaan door militaire jachtvliegers in de USA; dat Edward Ruppelt tot de slotsom was gekomen dat 15 á 20 procent van de waarnemingen niet verklaard kan worden; dat buitenlandse mogendheden haar geheime toestellen beslist niet boven vijandelijk grondgebied gaan testen; over de bedoelingen van de eventuele ufonauten die hij in die tijd nog aanduidt als ‘Ufonen’; enz, enz.
Dr. H. Groot sluit zijn lezing voor de VARA met de volgende woorden af:
“Ik ben ervan overtuigd dat er achter de UFO’s een realiteit schuilt die het bestuderen volop waard is. En ik meen ook dat het goed is er alle aandacht aan te schenken. Maar het lijkt mij nog te vroeg voor de opvatting dat wij reeds over een voldoend aantal betrouwbare gegevens beschikken om positieve uitspraken te doen. Een factor die zeker uitvoerige studie verdient, is de onbewuste angst die velen koesteren voor de toekomst. Deze kan hen eigen zielservaringen voortoveren in de gedaante van schijnbaar reële waarnemingen. Hiermede moet bij de contactverhalen zeker rekening gehouden worden. En zo is er meer. Verantwoord onderzoek der UFO’s mag moeilijk zijn – het zal op den duur zeker niet onvruchtbaar blijken. Geen enkel onbaatzuchtig en waarheidsgetrouw onderzoek is dat. Wat zijn tenslotte UFO’s? U hebt het reeds begrepen luisteraar – het antwoord moet ik u schuldig blijven.”
Het slotwoord van Groot is zelfs vandaag de dag nog actueel, je zou er bijkans moedeloos van worden. Maar we kunnen nú tenminste wel met zekerheid stellen dat het beslist niet aan de waarnemingen en getuigen ligt dat het UFO-fenomeen nog steeds als belachelijke nonsens wordt gezien, we hebben inmiddels karrenvrachten vol aan UFO-feiten. De media worden echter nog immer aangestuurd door de sceptici die het vliegwiel der UFO-belachelijkheid telkens weer voorzien van een ferme zet, opdat de ware aard van het fenomeen maar voor altijd verborgen moge blijven. Je kunt het de mensheid, waarvan het grootste deel schijnbaar van nature niet nieuwsgierig is, niet kwalijk nemen dat de werkelijke feiten voor haar verborgen blijven.
Aan het eind van deel 2 een artikel uit het orgaan van Plativolo:
Plativolo Informatief Bulletin Nr 2 / 1961
Kunnen UFO's gevaarlijk voor ons zijn?
Wanneer wij deze vraag stellen dan dienen wij natuurlijk zeer voorzichtig te zijn bij de beoordeling van gevallen waaruit de al of niet gevaarlijkheid zou kunnen worden afgeleid. Er doen zich immers meermalen omstandigheden voor waardoor wat oorspronkelijk een ongeluk was een indruk op ons gaat maken of er misschien toch sprake is geweest van agressie of moedwilligheid. Aan de andere kant is het vaak moeilijk de benodigde gegevens te krijgen om tot een juiste beoordeling te geraken. Wij zullen dus het navolgende onder ruim voorbehoud voorlopig als kennisgeving dienen aan te nemen, zonder er direct verstrekkende gevolgtrekkingen aan te verbinden.
Terwijl aan de ene kant kan worden geconstateerd dat de ufo's reeds geruime tijd onze dampkring doorkruisen, moet men aan de andere kant vaststellen dat de inzittenden nog steeds hebben nagelaten op voor iedereen aanvaardbare wijze contact met ons op te nemen en blijk te geven van hun boven elke twijfel verheven goede bedoelingen. Sommigen van U zullen mij tegenwerpen dat dit wel gebeurd is doormiddel van George Adamski, Daniel Fry, Cedric Allingham en anderen, maar tegenover deze gevallen, omstreden en betwijfeld als ze zijn, staan vele andere ervaringen, waarin sprake is van schuwheid, terughoudendheid, vreemde gedragingen en zelfs agressiviteit. Wanneer wij het oncontroleerbare, onwetenschappelijke tegenstrijdige en soms ronduit onaanvaardbare karakter van de vele contactverhalen in aanmerking nemen, dan kunnen wij alleen constateren dat nog geenszins is komen vast te staan wat het ware karakter van de ufo-bemanningen zou kunnen zijn.
Ik wil voor een gedeelte van de ufo's en hun inzittenden nog wel een strikt neutrale en niet onwelwillende houding aannemen, maar er zijn andere gevallen, waarvan ik U enkele voorbeelden zal noemen, waaruit volgens mij duidelijk blijkt dat het lang niet altijd engelen of zelfs maar hoogstaande wezens zijn waarmede wij bij de ufo's te maken krijgen.
De meesten van U zullen wel het geval Mantell kennen. Deze uitstekende oorlogsvlieger vond op 7 januari 1948 bij het achtervolgen van een enorme ufo in de omgeving van Godman Air Force Base, Kentucky, de dood onder mysterieuze omstandigheden. Over dit geval zijn zeer uiteenlopende verklaringen de wereld in gestuurd. De officiële verklaring was dat hij door zuurstofgebrek op grote hoogte bewusteloos is geraakt, een zeer onwaarschijnlijke verklaring gezien de grote ervaring van Mantell, zijn te kennen gegeven plan om terug te keren voordat hij de voor hem gevaarlijke hoogtegrens had bereikt en tevens de toestand waarin de resten van zijn toestel werden teruggevonden. Anderen meenden dat het in het krachtveld of vacuümveld van de ufo geraken de machine deed verongelukken. Weer anderen dachten aan een vernietigende straal, moedwillig vanuit de ufo op de machine van Captain Mantell geprojecteerd. Sommigen zeggen dat zijn lichaam in het geheel niet werd teruggevonden terwijl een andere lezing zegt dat zijn stoffelijke resten onherkenbaar verminkt waren.
Ik moet hierbij, opmerken dat er meer gevallen bekend zijn van vliegeniers, die blijkbaar werden blootgesteld aan de inwerking van een infrarode of andere straling waardoor een grote hitte in de cockpit ontstond zodat het verder vliegen onmogelijk werd. Merkwaardig was dat de machine van Mantell in een steile duik naar beneden kwam en pas op geringe hoogte gekomen uiteen begon te vallen. Dit suggereert een zware doodstrijd van de vliegenier of het zou ook kunnen betekenen dat de vliegenier zelf niet meer aanwezig was en de stuurinrichting reeds min of meer onklaar was. De machine desintegreerde mogelijk door de gecombineerde krachten van een straling en de spanningen opgeroepen bij de steile duik. Dit leid ik af van de geruchten die zeiden dat de wrakstukken vreemde gegolfde krassen vertoonden zodat men onwillekeurig gaat denken aan een of ander kracht, die materiaalvermoeidheid teweeg zou kunnen brengen. Het verdwijnen van de piloot uit het toestel zou eventueel verklaard kunnen worden door een soort ‘spacenapping' een begrip dat speciaal in verband met ufo's de laatste jaren in sommige kringen ingang heeft gevonden. Waarschijnlijk moet men hierbij denken aan een vorm van teleportatie. Bewijzen zijn hiervoor uiteraard niet aanwezig, maar het is een feit dat verdwijningen onder zeer mysterieuze omstandigheden reeds vele jaren voorkomen. Niet ieder geval behoeft natuurlijk met ufo's in verband te worden gebracht, maar wanneer dergelijke verschijnselen zich van tijd tot tijd spontaan voordoen is er geen reden om aan te nemen dat hoger ontwikkelde wezens niet in staat zouden zijn dit zelfde verschijnsel en de daarbij in het spel zijnde wet (ten) te beheersen en toe te passen.
Wanneer wij even teruggaan naar de zomer van 1947 zien wij in een gebied waar reeds vrij veel onverklaarbare bosbranden hadden plaats gevonden, een brug van 120 meter lengte over de gehele lengte in brand staan. De stalen kabels van de brug waren gesmolten en dat terwijl het smeltpunt van staal bij de 2000° Fahrenheit ligt. Wat heeft deze brug over de Salmonriver in de staat Oregon plotseling over de volle lengte tot ontbranden gebracht en daarbij het staal gesmolten, terwijl er in dit geval geen sprake was van een bosbrand? Werd hier een infrarode straal of ander wapen geprobeerd?
In april 1950 brak een grote brand uit in de atoominstallaties te Berkeley, Californië, waar voor een half millioen gulden schade werd aangericht. Er werd geen spoor van sabotage ontdekt. Wel werden vliegende schotels in de omgeving gezien. Branden in kernphysische complexen komen meer voor, evenals branden in militaire gebouwen. Men denke maar eens aan de brand in het Pentagon van enkele jaren geleden. Meestal wordt hieraan niet veel ruchtbaarheid gegeven.
Ik kan onmogelijk alle raadselachtige explosies in de lucht, soms gepaard gaande met aardschokken, min of meer uitgebreide vernielingen op de grond, vreemde gekleurde wolken afkomstig van deze explosies e.d. beschrijven of zelfs maar kort memoreren. Natuurlijk kunnen sommige minder uitgebreid doorwerkende explosies wel te wijten zijn geweest aan het doorbreken van de geluidsbarrière door straaljagers, maar het merendeel stelt ons toch voor een raadsel. Ik wil hierbij even aanstippen dat het in het geheel niet is uitgesloten dat de ufo's steeds vriendschappelijk ten opzichte van elkaar staan, maar zij zouden elkaar, komende uit verschillende kampen ook wel kunnen bestrijden en trachten te vernietigen. Misschien verklaart dit dan de val van allerlei substanties en brokstukken, soms zelfs van bloed en vlees uit de hemel, terwijl deze stoffen normalerwijze niet in de dampkring voorkomen en daar ook moeilijk door wervelstormen in gebracht kunnen zijn.
Een geval, dat sterk deed denken aan het geval Mantell, echter met veel groter materiële schade deed zich voor in juni 1951 bij Dayton in de staat Ohio. Hierbij verongelukten 8 straaljagers, ongeveer 10 minuten na de start bij het vliegen door een soort "donderwolk". Motoren explodeerden en drie piloten vonden de dood. Toch was dit rampzalige voorval niet aan de weersomstandigheden te wijten, zo werd door een van de overlevenden verklaard. Wat was de oorzaak dan wel? Het is bekend dat ufo's zich soms in een wolk van nevel of rook hullen teneinde zich te camoufleren en zodoende beter de aarde te kunnen observeren of iets anders in hun schild te kunnen voeren.
Er zijn echter meer van dergelijke omvangrijke ongelukken of wat het mag zijn, bekend geworden. In de zomer van 1950 verongelukten drie straaljagers boven de Chesapeake Bay bij Washington. Een vlieger overleefde het en zei: "De machines stopten ineens". In augustus van het zelfde jaar verongelukten 4 straaljagers van een groep van 8 boven de staat Indiana. Aan de vliegeniers werd verboden over dit geval te spreken. Enkele jaren geleden raakten boven de Noordzee, zonder enig spoor na te laten, drie Belgische straaljagers zoek. Aan het onderzoek namen drie landen met schepen en vliegtuigen deel. Het leverde echter geen enkel resultaat op, er werd althans niets bekend gemaakt. De onverklaarbare ongelukken met verkeersmachines zijn legio zoals U allen weet. Ook in het gebied ten oosten van de Verenigde Staten boven de Atlantische Oceaan zijn reeds verscheidene toestellen op raadselachtige wijze verdwenen. Er schijnt daarbij tevens een magnetische storing een belangrijke rol te hebben gespeeld.
De geschiedenis van Plativolo wordt vervolgd in deel 3