STS 48 – 15 JAAR LATER
Door: Steve Johnson
Magazine UFO DATA Nr. 5 sept/okt 2006
Vertaling: Paul Harmans
Op 12 september 1991 werd de shuttlemissie met de aanduiding STS-48 vanaf lanceerplatform 39-A van het Kennedy Space Center gelanceerd. Aan boord van de Discovery waren de astronauten John O. Creighton, Kenneth S. Reightler Jr., James F. Buchli, Charles D. Gemar en Mark N. Brown. Het hoofddoel van hun missie was het zeven ton zware observatorium, genaamd Upper Atmosphere Research Satelite (UARS) in een lage baan om de aarde te brengen. De missie werd echter vanwege een heel andere gebeurtenis beroemd.
Op 15 september 1991 registreert een camera aan het achtereinde van de laadruimte van de shuttle iets buitengewoons. Ingesteld op de ver verwijderde, gebogen horizon boven Australië waar een hevige onweerstorm driehonderd mijl onder de Discovery woedt. Tussen de aarde en de shuttle bewegen zich enkele objecten in schijnbaar willekeurige banen. Plotseling verschijnt er een ander object over de horizon en begint in het beeld van de camera naar links te bewegen.
Opeens is er een heldere flits uiterst links en het zojuist verschenen object schiet weg in de diepte van het heelal. Verscheidene, maar niet alle, van de andere objecten passen hun koers aan. Een seconde later schieten er twee flitsen door het beeld, één daarvan passeert heel dicht de positie waar het nieuwe object was.
http://video.google.nl/videoplay?docid=1990731261398396820&q=sts+48
(Na
verloop van tijd kan het voorkomen dat bepaalde video's bij Google Video verdwijnen
of een andere linknaam krijgen, waarna helaas de links naar de diverse filmpjes
in dit artikel niet meer werken. Vul dan op de pagina van Google Video de
zoekterm STS-48 in en je vindt beslist de beelden waarover dit artikel gaat.)
Waar was de camera in de laadruimte zojuist getuige van geweest? Dat is een vraag waarbij men zich vijftien jaar later nog steeds achter de oren krabt. De verklaring van NASA was dat de objecten niets meer waren dan ijsdeeltjes en hun plotselinge beweging was te wijten aan de bron van de flits, de manoeuvreerraketten van de Discovery.
Die verklaring zat veel onderzoekers niet lekker en één van hen, dr Jack Kasher, een natuurkundige aan de universiteit van Nebraska en tevens in dienst van NASA, begon de ijsdeeltjestheorie te testen. Zijn werkwijze was bedoeld om te trachten te bewijzen dat de objecten inderdaad niet meer waren dan brokken ijs die elke vlucht in de ruimte achterlaat. Maar wat zijn analyse hem aantoonde was heel wat fascinerender.
Dr. Kasher riep de hulp in van de vakgroep microbiologie van de universiteit van Wisconsin in Milwaukee. Zij hadden software ontwikkeld die hen in staat stelde de trajecten van minuscule microben in Lake Michigan in kaart te brengen. Deze software was uitermate geschikt om accurate gegevens van de objecten in de opgenomen beelden van STS-48 te verkrijgen. Dr. Kasher vond tevens formules om de driedimensionale geometrie in de beelden uit te werken, dat wil zeggen, de tweedimensionale beelden van het tv-scherm te nemen en de driedimensionale bewegingen van de objecten voor te stellen door in principe de z coördinaten toe te voegen aan de bestaande x en y. Gewapend met grafieken en kaarten van de jongens in Milwaukee, ging Kasher aan de slag in een poging de ijsdeeltjestheorie te bewijzen.
NASA verklaarde de objecten als zijnde ijsdeeltjes die gevangen werden in de uitlaatgassen van de stuwraketten van het Reaction Control System (RCS) van de shuttle. Kasher moest eerst uitzoeken welke stuwraketten hadden gevuurd. Elke shuttle heeft 44 stuwraketten (38 hoofd- en 6 correctiestuwraketten). Omdat de flits van links van de camera kwam, moest het afkomstig zijn van een van de achterste stuwraketten en dus konden de 16 stuwraketten aan de voorzijde van de shuttle worden uitgesloten. De camera was gemonteerd aan de achterkant van de laadruimte aan de rechterkant, dus is het onwaarschijnlijk dat de stuwraketten aan die kant, achter de camera, gezien kunnen worden, dus dat elimineerde nog eens 14 stuwraketten. Wat er overbleef waren de 14 stuwraketten aan de linkerkant van de Orbital Manoeuvring System/Reaction Control System (OMS/RCS) voortstuwingseenheid.
De OMS raketten worden, naast andere taken, gebruikt om het ruimteschip in een baan te brengen, het van baan te laten veranderen en om het uit een omloopbaan te laten breken. In principe zijn zij het die de shuttle in de ruimte laten bewegen en zijn na de hoofdmotoren de grootste en krachtigste motoren.
De hoofd RCS motoren worden gebruikt om de stand van de shuttle, zowel in een omloop als in de atmosfeer, te veranderen. Zij controleren de giering, het stampen en het rollen van het ruimteschip alsook kleine snelheidsveranderingen langs de as van de omloop mocht dat nodig zijn. De correctiestuwraketten zijn veel minder krachtig en worden normaal gebruikt om de shuttle tijdens de omloop te stabiliseren of op station te houden.
Als één van de hoofdmotoren de oorzaak van de flits in het beeld was, dan moest de hoek van de horizon veranderen omdat het ruimteschip daardoor zou bewegen. Maar dat gebeurde niet, de horizon in de verte bleef onveranderlijk. Dr Kasher berekende dat als één van de desbetreffende stuwraketten had gevuurd, het beeld ongeveer 6 graden zou moeten roteren, een beweging die heel duidelijk zichtbaar zou zijn.
Laten we dan aannemen dat de flits was veroorzaakt door de correctiestuwraketten. Onthoudt dat de camera aan het achtereind van de laadruimte is gemonteerd aan de rechterzijde (stuurboord). Hij kijkt dwars over de linkerzijde (bakboord) van de shuttle en omhoog onder een hoek van ruwweg 50 tot 70 graden ten opzichte van de romp van de shuttle. De camera staat ingesteld op oneindig zodat we de horizon duidelijk kunnen zien.
Dr. Kasher heeft uitgezocht dat als de objecten ijsdeeltjes waren, met de camera op oneindig ingesteld, de objecten minimaal zo’n 20 meter vanaf de Discovery moesten zijn om in focus te zijn. De enige correctiestuwraket die hen dan had kunnen beïnvloedden, vuurt direct vanuit de zij van de (OMS/RCS) voortstuwingseenheid, de andere vuren naar beneden. De correctiestuwraketten kunnen van 1 tot 125 seconden lang vuren of stoten geven van 0.08 seconden. NASA ontwerpt haar motoren zo dat ze een laagsgewijze stroming geven, dat betekent dat de uitlaatgassen, zoveel als mogelijk, in een vaste, gelijkmatige stroom uitgestoten worden. De uitlaatgassen zetten uit, dat is duidelijk, maar kunnen ze een punt bereiken op bijna 30 meter vanaf de shuttle onder een zo schuine stand en dan effect hebben op afval?
Opgemerkt moet ook worden dat de flits in de opname bijna 0.4 seconde duurt. Dus zowel de 1 tot 125 seconden instelling als de 0.08 komt daar niet mee overeen. James Oberg reageerde daarop door te suggereren dat de camera slechts een deel van de manoeuvre van de stuwraket oppikte, dus dat we alleen het laatste deel ervan zagen.
In een artikel dat dr. Kasher publiceerde in het ‘Journal of UFO Studies’ meldde hij dat hij beslag had weten te leggen op de telemetriegegevens van STS-48 en daarin kon zien dat de enige stuwraketten die op die tijd waren gebruikt, de neerwaarts gerichte correctiestuwraketten waren aan de rechter en linkerzijde van de shuttle (L5D en R5D – Links en Rechts raketten nr 5 vurend Neerwaarts [Downwards]). Het is duidelijk dat de stuwkracht van de stuurboord (rechter) stuwraketten de ijsdeeltjes onmogelijk kon bereiken, dus blijven over de correctiestuwraketten aan bakboord. In zijn artikel legt dr Kasher uit dat hij alleen wil aannemen dat de stuwkracht van L5D mogelijk effect op het hoofdobject kon hebben als de uitlaatgassen op de een of andere wijze teruggekaatst werden van de linkervleugel van de shuttle. Als dat zo gebeurd is, dan zou dat dwars tegen de ontwerpvereisten van het ruimteschip ingaan, het zou de stuwraketten minder effectief maken als hun stuwkracht op een deel van de shuttle was gericht. In de vijftien minuten voorafgaand aan de ‘flitsen’, vuurden de correctiestuwraketten 19 keer. Dr. Kasher vindt het vreemd dat geen van deze andere uitstoten een flits produceerde die op de camerabeelden zichtbaar is.
Het hoofdobject in de film, degene die wegschiet na de flits, bleek zelfs tot een plotselinge stilstand te komen gedurende een halve seconde. Kasher’s analyse van de flits laat zien dat er feitelijk twee flitsen waren, een korte voor-flits en de hoofdflits. Je zou kunnen beweren dat de voor-flits het object liet stoppen en de hoofdflits het wegschieten veroorzaakte. Jammer voor die theorie, maar Kasher berekende dat het object in feite van de shuttle af bewoog ten tijde van de voor-flits. Als je iets wilt stoppen in de ruimte, dan moet dat komen vanuit de exact tegengestelde richting, met andere woorden de exact tegengestelde richting waarin de correctiestuwraketten vuurden! Dat gaat hier dus duidelijk niet op, tenzij het object een soort gecontroleerd voertuig was dat stopte dankzij een eigen krachtbron.
http://video.google.nl/videoplay?docid=-5007681655624638451&q=sts+48
Door gebruik te maken van de trajecten van de twee hoofdobjecten was Kasher in staat uit te sluiten dat het de RCS stuwraketten waren die hen dwongen te bewegen. Hij vond uit door achterwaarts lijnen te trekken vanuit hun richting na de flits, dat die niet samenvielen op het punt waar de stuwraketten waren. In feite weken ze ver uiteen en vielen nergens samen!
Het volgende dat Kasher uitwerkte (nog steeds aannemende dat het ijsdeeltjes waren) waren de snelheden van de objecten in de opname, vergeleken bij wat hun snelheden moesten zijn als ze onder invloed waren van de uitgestoten uitlaatgassen van de shuttle. Zijn berekeningen lieten zien dat het hoofdobject weg accelereerde gedurende1.7 seconden met een snelheid van 1.5 tot 2 meter per seconde, terwijl de puls van de stuwraket (in de opname) slechts 0.4 seconde duurde met een snelheid van 2800 meter per seconde. Dat zorgde voor een ‘klein’ probleem, omdat de berekeningen laten zien dat het object, als het een ijsdeeltje is, zou moeten vliegen met een snelheid van 98% van de snelheid van de uitlaatgassen van de correctiestuwraket en dat zou het een snelheid moeten geven van 2760 meter per seconde. Nogal een heel verschil!
Tevens zou het object, als het een ijsdeeltje was, 20 meter vanaf de shuttle moeten zijn. Het reageert een halve seconde na de hoofdflits. Dat houdt in dat de snelheid van de uitlaatgassen ongeveer 40 meter per seconde zou moeten zijn. Maar zoals we al hebben gezien is de snelheid van de uitlaatgassen van de correctiestuwraketten in de orde van grootte van 2800 meter per seconde, dus dit is weer een voorbeeld dat het object geen ijsdeeltje dichtbij de Discovery kan zijn.
Nu we weten wat de snelheid van de uitlaatgassen van de correctiestuwraketten is, kunnen we uitrekenen hoe ver het ‘ijsdeeltje’ vanaf de shuttle moet zitten als het een halve seconde duurt eer het reageert op de flits. Het blijkt dat het dan 1,4 kilometer vanaf de Discovery moet zitten. Als we een lijn terug trekken vanuit de richting waarin het object wegvliegt dan blijkt die de lijn van de stuwraketten te kruisen op 23,5 kilometer achter de shuttle. Nu kun je stellen dat de shuttle door de ruimte flitst en 23,5 kilometer heel snel heeft afgelegd. Op een hoogte van 560 kilometer vliegt de shuttle op een snelheid van 7,5 kilometer per seconde, dus het duurt meer dan drie seconden om 23,5 kilometer af te leggen, geen halve seconde om de getallen te laten kloppen. Tevens is het onwaarschijnlijk dat een ijsdeeltje dat klein genoeg is om op die afstand beroerd te worden door de correctiestuwraketten, zichtbaar is voor de camera op 1,4 kilometer afstand.
Uitgaande van zijn analyse kan dr Kasher zich niet voorstellen dat wat we in de opname zien ijsdeeltjes zijn die zich dicht bij de camera bevinden. Zijn berekeningen doen eerder denken aan grote objecten die op eigen kracht boven de aardse atmosfeer manoeuvreren.
Kasher berekende ook de acceleratie van het hoofdobject. Omdat we niet weten hoe ver het object werkelijk van de shuttle verwijderd is, moest hij berekeningen maken voor verschillende afstanden:
• 1,6 km (1 mijl) betekent dat het object weg beweegt op 10,5 G met een snelheid van 400 km per uur.
• 16 km (10 mijl) betekent dat het object weg beweegt op 105 G met een snelheid van 4000 km per uur.
• 160 km (100 mijl) betekent dat het object weg beweegt op 1050 G met een snelheid van 40.000 km per uur.
• 1600 km (1000 mijl) betekent dat het object weg beweegt op 10.500 G met een snelheid van 400.000 km per uur.
• 2700 km (1710 mijl, de afstand naar de horizon) betekent dat het object weg beweegt op 18.000 G met een snelheid van 690.000 km per uur.
Het mag duidelijk zijn dat dergelijke G-krachten elke menselijke piloot zouden kraken als die in het object aanwezig zou zijn.
Als de flits niet afkomstig was van de RCS stuwraket, wat was dan de oorzaak? Een ander vreemd aspect in de STS-48 opname zijn de twee flitsen die wegschieten de ruimte in, één daarvan gaat door de locatie waar het hoofdobject was voor de flits, wat waren dat voor flitsen?
Er wordt gesuggereerd dat de twee flitsen in feite raketten waren, afgevuurd vanaf de aarde! Als dat zo is dan zijn het wel heel erg snelle raketten. Een projectiel van een rail gun of coil gun of een straal van een vooruitgeschoven energiewapen is ook naar voren gebracht. Was de hoofdflits dan een vorm van geleidespoor?
(STS-48
heeft meerdere UFO gefilmd [zie onderstaand filmpje] en ook NASA heeft voor
veel van de objecten [die overigens tijdens elke shuttle-missie
te zien zijn] geen echte verklaring, het wordt genegeerd of het zijn ijsdeeltjes
of ruimteafval. Als het al ijsdeeltjes of afval zijn, dan beschikt het in
enkele gevallen volgens mij over intelligentie en wellicht dat NASA er daarom
maar het zwijgen toe doet. Negeren werkt al tientallen jaren heel goed, zowel
in de politiek, als de media en dus ook in de ruimtevaart! Paul Harmans.)
http://video.google.nl/videoplay?docid=3456579960721326451&q=sts+48
Als de flitsen niet nog meer stukken ijs zijn die door het beeld vliegen, dan zorgen zij voor een moeilijk vraagstuk. Waarom schieten wij op dingen in een baan om de aarde? De objecten ontlopen onze pogingen echter moeiteloos, maar het blijft een akelige gedachte.
Er waren andere objecten op de opname te zien die ook werden geroerd door de flits. Aan de rechterzijde van het beeld veranderen verschillende objecten, die lijken op zwaailichten, in geringe mate hun koers na de flits. Andere objecten lijken echter niet te reageren.
Naderhand draait de camera naar beneden en zien we gedurende korte tijd een vreemd, driehoekig object voordat het wordt opgeslokt door de reflecterende schittering van de opkomende zon. Dan zien we de laadruimte van de shuttle totaal uit focus. De camera wordt bijgesteld en het beeld wordt duidelijk en dat geeft ons de zekerheid dat de camera daarvoor was ingesteld op oneindig.
De STS-48 beelden zijn legendarisch geworden in de UFO-gemeenschap en ondanks al haar inspanningen lijkt NASA niet bij machte ze te verklaren, ze blijven steken in hun ijsdeeltjestheorie. Jack Kasher’s berekeningen lijken aan te tonen dat ze dat niet zijn. Andere onderzoekers, zoals Mark Carlotto, zijn onafhankelijk ook tot de conclusie gekomen dat het geen stukken ijs dicht bij de Discovery zijn.
Is dit het definitieve bewijs dat wij niet alleen ‘niet alleen’ zijn, maar dat we ook in conflict zijn met iemand van buiten onze planeet?
Evidence
of Missile Strike Against UFO during NASA mission STS-48 Nog een
video op Google Video, met Italiaanse ondertiteling, maar Engels gesproken.
Duur: 9:41 min.
http://video.google.nl/videoplay?docid=6473154883007165539&q=sts+48