DRIEHOEKIGE UFO BOVEN ILLINOIS, USA
Deel 2
Vertaling en bewerking: © 2006 Catootje voor UfoPlaza
Met dank aan Darryl Barker van dabrkertv.com (the Edge of reality)
Op 4 januari 2000, rond half elf ‘s avonds, begon een reeks waarnemingen
die inmiddels bekend staat als de ‘Illinois UFO Case’. Meerdere
getuigen zagen toen een ongeïdentificeerd vliegend object ter grootte van
een voetbalveld. Het incident wordt tegenwoordig gezien als een van de meest
substantiële UFO waarnemingen ooit in de geschiedenis van dit fenomeen.
Mede vanwege de verklaringen van de politieagenten die erbij betrokken waren.
Dit is ook een van de redenen waarom deze waarneming het mikpunt is geworden van zowel kritische als niet zo kritische analyses door UFO onderzoekers, de media alsook het militaire apparaat en de overheid.
De
luchtmacht haalt zijn schouders weer op…
Naast de vele getuigen in deze zaak is er een (door het NIDS geleid) uiterst
interessant gesprek geweest met medewerkers van Scott Airforce Base. De basis
ligt ‘heel toevallig’ in de buurt van de genomen vliegroute van
de UFO. (Anders gezegd: de UFO hing rond in de buurt van de basis).
Het NIDS kreeg te horen dat men niets af wist van de meldingen en geen UFO had gezien. Toen een NIDS-onderzoeker tijdens het gesprek opmerkte dat hij zich niet meer kon herinneren welke politieagent als eerste de UFO meldde, reageerde een van de officieren onmiddellijk (waarschijnlijk een onbedoelde reflex) met: “De agent van Millstadt”. Hierdoor was meteen duidelijk dat men wel degelijk op de hoogte was van de waarneming.
Het officiële antwoord naar de pers was dat zij niet beschikten over actieve radar en dat zij afhankelijk waren van het vliegveld, en dat er op die ochtend niemand in de verkeerstoren aanwezig was. De waarheid verwachten uit de mond van de luchtmacht is iets teveel van het goede. Maar toelaten dat er domweg gelogen wordt over duidelijk tegenstrijdige informatie is op zijn minst een aanwijzing en bevestigt nogmaals dat het leger doorgaat met zijn beleid om kennis en onderzoek aangaande het UFO-fenomeen te ontkennen.
Achteraf bleek, na een gesprek met agenten gestationeerd in de buurt van de basis, dat de medewerkers van de basis gelogen hadden. Hun radar werkte nog steeds en was niet inactief, zoals eerder gemeld. De radar op de basis stopt bijna nooit met draaien en ik heb dit zelfs met eigen ogen gezien en opgenomen voor mijn videoproductie.
Ook is Scott AFB het hoofdkwartier van de 375ste Aeromedical Airlift Wing, een divisie van de luchtmacht, die onderdak biedt aan de Air Mobility Command (AMC), de U.S. Transportation Command en andere afdelingen. Terwijl de basis best een grote verantwoordelijkheid draagt, kan het volgens een compagnon van een onderhoudsmonteur die op de basis was gestationeerd, heel goed mogelijk zijn dat er op het moment van de meldingen niemand in de verkeerstoren was (hoewel er voorafgaand aan de waarneming een vliegtuig vanaf de basis was vertrokken of aangekomen). Zelfs als er niemand geweest was, verklaart het nog niet het falen van de verkeersleiding om de UFO op te merken, terwijl de zender van de politie contact met de toren opnam (op het moment van de waarneming) en vroeg of zij het object konden zien.
Omdat de UFO waarschijnlijk uitgerust was met anti-radar technologie (Stealth: als het mensenwerk is), is het goed mogelijk dat de verklaring (geen UFO te zien) waar is. Maar het was opzettelijk misleidend om zich van de domme te houden. Maar dat is natuurlijk niets nieuws.
Een interessant gegeven is dat er zich een afdeling van het JPL (Jet Propulsion Laboratory) op Scott AFB bevindt.
Het
media effect
Nadat het politierapport van Stevens op de website van het politiedistrict van
Millstadt werd gepubliceerd, verscheen er binnen enkele dagen een artikel over
de waarneming in de St. Louis Post-Dispatch. Het artikel, genaamd ‘Politieagenten
in St. Clair County zien UFO in de vroege uren’ en geschreven door Valerie
Schremp, verscheen op 9 januari 2000. Het was een zeldzaam maar spannend moment
in de ‘mainstream media’. Het leek wel een wonder om een artikel
te zien dat het UFO fenomeen op een eerlijke en onbevooroordeelde manier behandelde.
Een tweede onbevooroordeeld artikel, geschreven door Heather Ratcliff, verscheen op 12 januari 2000. Hierin werd de komst van een onderzoeksteam onder leiding van John Velier van het NIDS (National Institute for Discovery Science) aangekondigd. Alweer werd Forest Crawford (van MUFON Illinois) geciteerd alsof hij vermoedde dat de UFO een ‘experimenteel vliegtuig’ was. De conclusie van het artikel: als professionele onderzoekers helemaal uit Las Vegas naar een bescheiden en klein plaatsje in St. Louis komen, dan moet er toch iets serieus aan de hand zijn.
En dus arriveerde het onderzoeksteam van het NIDS en deed zijn werk. Het NIDS publiceerde 8 getuigenverklaringen op haar website. Het lezen van deze interviews overtuigde mij ervan dat ik zoveel mogelijk getuigenverklaringen moest vastleggen op video. Ik weet niet wie van de media de opdracht kreeg om de getuigen in diskrediet te brengen, maar de censuur en het ‘debunken’ begon al snel na het verschijnen van de eerste artikelen.
Het eerste vooringenomen artikel “UFO’s: zien is geloven – of toch niet?” verscheen op 21 januari 2000 in “the Post-Dispatch”. Het artikel, geschreven door een professor in de biologie aan een gerenommeerde universiteit in St. Louis, droop van satire en spotternij, waarbij de ervaringen van de getuigen vergeleken werden met het zien van ‘de Kerstman’. Hij schreef: “Zelfs volwassenen kunnen dingen zien die uit hun verbeelding komen, tenminste, in Illinois. UFO’s zijn, net als ‘de Kerstman’, echt voor diegenen die ze kunnen zien.” Ondanks dat hij schreef dat het mogelijk om een ‘echt’ object ging, aangezien politieagenten goed getrainde waarnemers zijn (hij durfde erom te wedden dat het om een experimenteel militair vliegtuig ging) en hij uiteindelijk in het artikel trachtte de zonderlinge zaken van de waarnemingen te evalueren, was de algehele toon van zijn commentaar nogal lichtvoetig. Het kwam eigenlijk op het volgende neer: als een kind echt ‘de Kerstman’ wil zien en erin gelooft, zal hij of zij deze ook zien. Dus geldt dit ook voor de getuigen van de FT van 5 januari 2000.
Het is dan ook niet verwonderlijk dat enkele politieagenten die de UFO hadden gezien nogal boos waren over de lichtzinnige toon van deze wetenschapsman. En wat was hij toch rustig en kalm met zijn wetenschappelijke vlijmscherpe pen, toen hij tot deze conclusie kwam, zonder ooit één van de getuigen te hebben ondervraagd. Typisch iets voor het merendeel van de UFO debunkers: een conclusie trekken voorafgaand aan degelijk onderzoek. Doordat 90% bestond uit een zelfgenoegzame parodie en slechts 10% bestond uit een serieuze onderkenning van de gebeurtenis werd de toon gezet van belachelijk makerij. Er werd gespot met de realiteit van de ‘sighting’, en dit had eveneens een negatief effect op degenen wier reputatie hierdoor op het spel werd gezet.
In een tweede vooringenomen artikel, van Heather Ratcliff, dat op 25 januari 2000 verscheen, werden zelfs de getuigenverklaringen van de politieagenten in twijfel getrokken. Hierin werd aangehaald dat Barry Beyerstein, professor in de psychologie verbonden aan de Simon Fraisier University in Vancouver, gezegd zou hebben dat “verstandige, eerlijke en goede mensen het heel erg mis kunnen hebben als ze menen een UFO te hebben gezien”.
James McGaha, astronoom en voormalig piloot van de luchtmacht, zei: “Deze meldingen –ook al zijn ze van de agenten zelf– hebben geen enkele geloofwaardigheid, aangezien zij niet getraind zijn om iets in de lucht te observeren, laat staan een astronomische abnormaliteit te onderkennen.” Én de zogenaamde ‘nestor van de ufologie’, Philip Klass, sinds tijden fervent scepticus en zelfs nog kritisch ten aanzien van de beste UFO cases, werd als volgt geciteerd: “Ik zou denken dat dit een zwendelgeval is.”
Over zwendel gesproken, hoe zit het dan met het citaat zelf? In de zomer van 2000 had ik op de internationale conferentie van MUFON in St. Louis een ontmoeting met Phillip Klass. Ik vroeg naar zijn citaat. Waarop Phillip Klass zei dat hij nooit gezegd had dat deze case ‘een zwendelgeval’ was. Hij vertelde dat hij de getuigen nooit ondervraagd had en daarom geen conclusie kon trekken. Een tijdje later beweerde Klass echter dat de Illinois UFO eigenlijk de planeet Venus was geweest. Maar het NIDS (National Institute for Discovery and Science) weerlegde zijn opmerkingen.
Voor de heer Klass is slechts één ding zeker: hij heeft er decennialang aan gewerkt om serieuze UFO onderzoekers te ergeren. Terwijl diegenen die aangehaald werden in het artikel al vele UFO getuigen hadden ondervraagd en correct in hun uitspraak waren dat “de meeste UFO meldingen, vooral lichten in de hemel, uiteindelijk fout geïnterpreteerd bleken te zijn”, is het artikel een opeenstapeling van negativiteit waardoor de nadruk komt te liggen op het denkbeeld dat de getuigen niet gezien hebben wat ze dachten te zien. Het artikel eindigt met nog een citaat van de heer Klass: “We krijgen al 50 jaar lang dit soort meldingen, maar er is nog geen enkel geloofwaardig of aantoonbaar bewijs dat deze beweringen kan staven.”
Een getuigenverklaring van een politieagent kan er dus voor zorgen dat een crimineel achter de tralies verdwijnt; maar hun getuigenverklaring inzake een UFO waarneming zou geen overtuigend en geloofwaardig bewijs zijn? Is het geoorloofd om de auteurs van deze artikelen, of beter nog, de eindredacteur die besluit wat wel of niet gepubliceerd wordt, de schuld in de schoenen te schuiven? Natuurlijk is dat geoorloofd. Wordt de grens overschreden als gezegd wordt dat de media openlijk een poging deed en doet om deze en andere UFO waarnemingen te debunken? Natuurlijk wordt die grens niet overschreden. Het is overduidelijk wat er hier gebeurt, maar de meesten die nooit verder kijken dan hun neus lang is, slikken alles wat hen voorgeschoteld wordt.
Ik kan het weten, want ik heb het meegemaakt. Ik geloofde altijd dat de media een vrije media was, die ons de waarheid vertelde omdat de pers het laatste overblijfsel was van de hoop op vrijheid van informatie en het verzamelen van waarheden. Maar ik weet nu beter: vooral nadat een lid van het nieuwspanel van de televisie van St. Louis mij zei dat de waarneming in het begin een geweldig spannende gebeurtenis was, maar dat het plotseling een ‘in de doofpot gestopt’ onderwerp geworden was, taboe, verboden. Ze werden de mond gesnoerd. Iets dat me helemaal niet verbaasde nadat een van de politieagenten me zei dat hij bezoek had gekregen van 2 mannen die hem adviseerden “niet meer over de waarneming te praten”. Hij concludeerde dat de mannen een soort staatsagenten moesten zijn, alhoewel ze niet de typische zwarte pakken droegen zoals Tommy Lee Jones en Will Smith.
Iets dat de media-propagandisten echter niet in bedwang hadden was het Internet, waar o.a. de getuigenverklaring van Stevens al op de website van het politiedistrict stond. Het is ironisch dat het Internet, eind jaren ‘60 beginjaren ‘70 van de vorige eeuw ontwikkeld door de defensie van de VS, de wraakgodin is geworden van de partijen binnen alle regeringen die proberen om informatie te controleren en tegen te houden. Het is dan toch een triomf dat de vrije man en vrouw onbeperkt toegang hebben tot informatie en desinformatie. De truc is echter dat je sceptisch genoeg moet zijn om goed van slecht te kunnen onderscheiden. Er zijn duizenden websites op het internet waar iets te vinden is over de waarnemingen van 5 januari 2000. Een van de eerste websites waar Barton en Stevens hun verhaal deden was de website van ‘Art Bell’. Rense.com heeft een beeld gegeven van de waarneming en de website van het NIDS vestigde zichzelf als steunpilaar voor de oorspronkelijke gegevens van de Illinois UFO van 5 januari 2000.
Cufos.org,
Nuforc.org, Mufon.com en Unknowncountry.com hebben allemaal informatie over
deze en andere waarnemingen, informatie die niet in de ‘mainstream’
media te vinden is.
Het persoonlijke aspect
Toen ik bezig was met de productie van “The Edge of Reality: Illinois
UFO, January 5, 2005” probeerde ik voortdurend rekening te houden met
de situatie van de getuigen en respectvol om te gaan met hun tijd en persoonlijke
overtuiging. Het was een geweldige ervaring om zo snel in contact komen met
de getuigen en iedereen was enorm hulpvaardig en vriendelijk.
Zonder verder in details te treden over de individuele opvattingen van de getuigen betreffende de UFO (wat zij dachten dat de UFO was), wil ik zeggen dat deze gebeurtenis bij hen allemaal een bepaalde mate aan angst veroorzaakte. Dit nam nog toe doordat collega’s binnen de wetshandhaving nogal geneigd zijn grappen te maken over zaken die overduidelijk de grens van geloofwaardigheid overschrijden.
Dus, als politieagenten getuigen dat zij een UFO hebben gezien, plaatsen ze zich in een nogal ongunstige positie. Vandaar dat de artikelen, waarin de conclusie getrokken werd dat de observaties van de agenten onbetrouwbaar waren, een regelrechte belediging voor hen waren. De grappen en grollen van een aantal collega’s gingen soms echt te ver. Maar toen de videoproductie bijna klaar was, en een aantal collega’s de beelden van de reconstructie bekeken, kreeg men opnieuw respect voor de getuigen. Men realiseerde zich nu dat dit echt geen grap was. Het was écht gebeurd. Er had die ochtend iets vreemds en immens groot boven Illinois gevlogen en dit leidt uiteindelijk tot een conclusie en een vraag. Er was ongetwijfeld iets onbekends in de lucht, het is dan ook overbodig om mensen ervan te overtuigen dat hier sprake was van een overactieve verbeelding. De echte vraag is: wat was dit object in de lucht boven Illinois, dat bij een van de getuigen vlak na de waarneming verschrikkelijk pijnlijke hoofdpijnen veroorzaakte?
Tot zover deel 2. Het volgende en laatste deel gaat over de mogelijke technologieën en de vraag of er nu sprake is van buitenaardse of aardse technologie.
Nog meer lezen: http://www.nidsci.org/news/illinois_contents.php
Interesse in de film: The Edge of Reality: Illinois UFO, January 5, 2005