False, misleading attacks on Roswell
By Stanton T. Friedman
Overgenomen en vertaald uit USA UFO Magazine uitgave aug./sept. 2003 door Paul Harmans
TIJDSCHRIFT DWAASHEID:
Onjuiste, misleidende aanvallen op Roswell
Het object dat in 1947 verongelukte in Roswell, New Mexico, benadrukt het feit dat dit soort gebeurtenissen voorkomen en is het onweerlegbare bewijs van bezoekers uit andere werelden. Het zorgt ook voor strijdlust bij de debunkers, die liever onzin uitkramen met oppervlakkige verklaringen en zwakke verkondigingen, dan tijd te spenderen aan eerlijk en uitvoerig onderzoek. De laatste voorbeelden van je reinste onzin verschenen in twee nationale tijdschriften die eenvoudig beter zouden moeten weten. We konden het deze keer niet zomaar aan ons voorbij laten gaan en we deden een beroep op de beste expert die we konden vinden om de zaak wat te verhelderen.
Jammer genoeg had ik mijn verhandeling: ‘De Roswell-critici bekritiseerd’ al aan MUFON toegestuurd toen ik de kopieën in handen kreeg van twee voorpagina-artikelen waarin het Roswell-incident werd aangevallen. Beide zijn uitstekende voorbeelden van de waardeloze intellectuele staat waarin de schijnwetenschap van de anti-ufologen zich bevindt. De voorpagina’s van beide tijdschriften zijn gesierd met de naam: ‘Roswell’ in een groot lettertype om de verkoop te stimuleren. Het artikel van ‘Skeptic Magazine’ met de titel: ‘Een Roswell-klaagzang’ is het langste van de twee en zit vol onjuiste en misleidende informatie van de hand van meteoroloog B.D. ‘Duke’ Gildenberg. De voorpagina is absurd; het laat een glanzende, overhellende schotel zien met een kudde schapen op de voorgrond en militaire voertuigen op de achtergrond. Deze afbeelding houdt totaal geen verband met het uitgebreide terrein vol wrakstukken dat wordt beschreven door majoor Jesse Marcel.
Marcel was inlichtingenofficier van de ‘509th Bomb Group’ van de Army Air Force, het enige atoombomonderdeel ter wereld in die tijd. Toen ik hem in 1978 voor de eerste maal ontmoette (en ook later in een interview voor mijn documentairefilm: ‘UFO’s ARE Real’), maakte hij mij duidelijk dat het terrein dat bezaaid lag met wrakstukken, een lengte had van een paar honderd meter en zo’n honderd meter breed was.
Er lag niets conventineels op de locatie, enkel kleine stukken. Er lag een vracht aan erg lichtgewicht, zeer sterk, vreemd materiaal, inclusief ‘geheugenfolie’ dat keer op keer gevouwen kon worden, maar zichzelf daarna weer in de oorspronkelijke staat ontvouwde. Ook werden er I-vormige stukken materiaal gevonden dat erg sterk was, niet gebogen, gebroken of verbrand kon worden en versierd was met vreemde symbolen. Volgens majoor Marcel had het het gewicht van balsahout. Geen woord van dit alles vinden we terug in het sceptische artikel.
In kleinere letters vinden we op de voorkant de flaptekst: ‘Hoe een bescheiden militaire onderneming in 1947 uitliep op een kanjer van een UFO-sprookje in 1978’. De waarheid (zoals het verschijnt in ‘Skeptic’) is juist omgekeerd: ‘Hoe een ernstig UFO-voorval in 1947, verandert in een sprookje in 2003’.
In ‘Popular Mechanics’ van juni 2003 vinden we het artikel van Jim Wilson met de titel: ‘Roswell geheimhouding opgeheven’. Ook dat artikel wil ons laten geloven dat het alleen maar een enkele weerballon met radarreflector was die er werd geborgen en onderdeel was van een ‘Mogul ballonsleep’. Betreurenswaardig is dat ook hier niet de omschrijvingen van Marcel worden weergegeven, die hij mij in 1978 gaf. Ook wordt er geen melding gemaakt van het feit dat het originele persbericht dat op 8 juli 1947 werd uitgegeven, bericht dat de wrakstukken ‘vorige week’ waren gevonden en niet vroeg in juni, zoals Gildenberg beweert.
Beiden, Gildenberg en Wilson, steunen zwaar op het dekmantelverhaal dat naar buiten kwam op 9 juli toen veefokker Mac Brazel onder druk was gezet door het leger. Beiden negeren het feit dat het dekmantelverhaal van 9 juli spreekt van een kleine hoeveelheid stokjes, maar wel toegeeft dat de wrakstukken een gebied van 200 meter in diameter bedekten. Een beetje groot voor alleen een ballon en een radarreflector!
Skeptic.
Gildenberg schijnt blindelings een duidelijk valse verklaring te accepteren
van de voormalige binnenlandse veiligheidsdienst officier Sheridan W. Cavitt,
die zegt zich te herinneren dat de wrakstukken afkomstig waren van een ballon
en een gebied bedekten van zo’n 10 meter in het vierkant en makkelijk
in één voertuig pasten. Geen van beide auteurs valt het op dat
als er werkelijk zo’n eenvoudig onderdeel had gelegen, dat zowel Brazel
als het personeel van de basis dat meteen als zodanig herkend had. Het had dan
simpelweg in Brazel’s open bestelauto gepast en er was geen reden geweest
voor de oncomfortabele rit van Marcel en Cavitt naar de boerderij van Brazel.
Gildenberg haalt nog een andere leugen van Cavitt aan, hij (Cavitt) beweert dat hij nooit de veefokker heeft ontmoet. In feite zouden hij en Marcel het gebied zonder hulp van de veefokker nooit hebben kunnen vinden. De laatste vele kilometers waren enkel open terrein. Er bestond nog geen GPS (satellietnavigatie). In mijn eerste gesprek met Marcel vertelde hij mij dat Brazel hen een blik bonen gaf en dat zij er overnachtten in hun slaapzakken. Zij zagen de wrakstukken pas op 7 juli en waren laat die avond terug in Roswell, waarbij ze de meeste wrakstukken achterlieten op Brazel’s gebied.
Gildenberg werkte als meteoroloog mee aan veel ‘opwindende’ ballontests die bijna allemaal ver na ‘Roswell’ plaatsvonden. Hij is kennelijk nog steeds geërgerd dat de luchtvaart-wetenschapsschrijver Don Berliner, en ik als kernfysicus, nadat wij hem en Dr. C.B. Moore (een andere ballon expert) ontmoetten in 1992, niet meteen hun conclusies accepteerden die duidelijk niet waren gebaseerd op bewijs dat de Mogul ballonnen verantwoordelijk waren voor de wrakstukken bij Roswell. Gildenberg haalt in zijn artikel een opmerking aan van kolonel Richard Weaver van de USAF, dat voorkomt in ‘The Roswell Report: Fact vs. Fiction in the New Mexico Dessert’ (Weaver ging voor de fictie) en waarin hij schrijft dat Berliner en ik naar alle waarschijnlijkheid Gildenberg en Moore ongemanierd behandelt hadden. Pure nonsens. In onze gesprekken na de besprekingen met hen, stelden wij vast dat de twee niets afwisten van het Roswell-incident, behalve dan datgene wat in de krant de ‘Roswell Daily Record’ van 7 juli 1947 stond, in het artikel ‘De lastiggevallen veefokker’. We weten van Brazel’s buren en zijn zoon dat hij door de overheid was meegenomen en terugkwam in de stad met een nieuwe versie van het gebeuren, zoals ook beschreven staat in dat krantenartikel.
Gildenberg heeft sinds die tijd ogenschijnlijk niets meer bijgeleerd. Hij zegt bijvoorbeeld dat hij betrokken was bij de lancering van een ballonsleep op 7 juli 1947 die, zoals hij beweert, verantwoordelijk was voor de zaak Roswell. Hij vergeet natuurlijk te melden dat C.B. Moore’s commentaar in het boek: ‘The Roswell Incident’ (het eerste boek over Roswell dat gepubliceerd werd in 1980) luidt: “Er was geen ballon in gebruik in 1947 en zelfs niet vandaag, die zo’n grote hoeveelheid brokstukken achterlaat, verspreid over zo’n groot gebied” (pagina 41). Bovendien bevat het boek een tekening op pagina 42 van zo’n ballonsleep.
Zijn lijst met referenties geeft als publicatiedatum voor ‘The Roswell Incident’ 1988, zodat hij valselijk kan beweren dat het verhaal voor het eerst werd aangehaald in: ‘The National Enquire’ in 1980. In die tijd had ik Robert Pratt, een journalist van Enquire, het contactadres van majoor Marcel gegeven. Duke Gildenberg probeert het voor te doen alsof het hele verhaal is verzonnen door de sensatiepers. Zo’n zelfde onjuiste beschuldiging van hem is: ‘Dat Marcel werd geïnterviewd voor de ‘sensatie’ film ‘UFO’s ARE Real’ door de vermaarde Stanton Friedman’. (Hij, net als Weaver, kan mij natuurlijk niet prijzen als een professionele wetenschapper). Voordat ik ook maar gehoord had van Jesse Marcel was ik goed bekend vanwege mijn honderden lezingen en verschijningen in televisieprogramma’s. Voor ‘UFO’s ARE Real’ was ik inderdaad technisch adviseur, mede scriptschrijver en was aanwezig op de film-locatie. Anderen die ook in de film voorkomen zijn: Dr. Bruce Maccabee, Dr. Richard Haines, Dr. James Harder en Dr. Walter Mitchell. Verder nog een professor astronomie, luitenant kolonel Lawrence Coyne, een helikopterpiloot en astronaut Gordon Cooper. ‘UFO’s ARE Real’ neemt o.a. het Iranese straaljagerincident onder de loep, laat uitstekende videobeelden van UFO’s zien en enkele foto’s samen met filmbeelden van een elektromagnetische onderzeeër en een atoomraket. Sensatie? Kennelijk heeft Gildenberg hem niet bekeken.
Over zulke belangrijke feiten heenstappen, is blijkbaar een standaard procedure voor Gildenberg. In feite zijn er vier basisregels voor debunkers en hij houdt zich aan alle:
1.
Wat de mensen niet weten, ga ik hen niet vertellen.
2. Verveel me niet met de feiten, mijn mening staat al vast.
3. Als je de gegevens niet kunt aantasten, pak dan de mensen
aan.
4. Zeg in het openbaar dat je onderzoek hebt gedaan, maar zelf
weet je dat nasporen te veel narigheid geeft, dus doe je het niet.
Wat betreft Mac Brazel’s reis naar de stad, daarvan beweert Gildenberg onjuist dat Brazel de wrakstukken vroeg in juni ontdekte en er in eerste instantie niets om gaf. Alle kranten van 8 juli schrijven dat de wrakstukken ‘vorige week’ waren gevonden. Voorts vertelde Brazel het zijn buren, de Proctors, binnen een dag of twee en maakte gewag van het veld vol vreemde wrakstukken (dat zijn schapen weigerden over te steken). Hij vertelde het ook op zaterdag 5 juli aan de mensen van het warenhuis in Corona. Daar vertelden ze hem over de beloning voor het vinden van een vliegende schotel. Er werd hem voorgesteld om naar het bureau van de sheriff in Roswell te gaan en dat deed hij op 6 juli. Op die dag kwam hij terug samen met Marcel en Cavitt.
Mijn eigen introductie in Roswell vond meer dan 20 jaar geleden plaats. Ik hoorde Jesse Marcel’s verhaal in 1978. Ik werd op hem gewezen door een manager van een TV station in Baton Rouge, Louisiana, die samen met Marcel jarenlang een amateur-radiostation had gehad en die het originele krantenartikel op 8 juli had gelezen. Hij had er later Marcel over gevraagd, maar diens reactie was: “ik kan daar niets over zeggen”. De enige reden waarom de manager mij er iets over vertelde, was dat de verslaggeefster, die mij zou interviewen over mijn lezing die ik die avond zou geven aan de universiteit van Louisiana, te laat was. De manager excuseerde zich en bood mij koffie aan, bleef op zijn horloge kijken en vertelde mij toen dat ik eens moest gaan praten met Jesse Marcell omdat de majoor, die nu in Houma, Louisiana, woonde, was omgegaan met wrakstukken van een vliegende schotel toen hij nog voor het leger diende. De verslaggeefster kwam uiteindelijk nog opdagen. Achteraf gezien was ik heel blij dat ze te laat kwam.
Gildenberg maakt een punt van het feit dat Marcel zich niet meer de precieze datum kon herinneren. Waarom zou hij dat moeten? Het was een onderwerp waar hij niet veel over gesproken had in de voorgaande 31 jaar. Een voordeel was dat, nadat ik Marcel’s verhaal aan Bill Moore had verteld, hij op zijn beurt deze informatie doorvertelde aan een Engelse acteur (Hughie Green) die over de gecrashte schotel op de radio hoorde toen hij dwars door het land van Los Angeles naar Philadelphia reed. De acteur kon de datum achterhalen omdat het een reis was die hij niet vaak maakte. Moore deed daarna secuur onderzoek in plaats van onjuiste beweringen publiceren zoals gedaan door ‘Skeptic’. Hij ging naar de universiteit van Minnesota en vond de artikelen over de crash, die de woorden van Marcel ondersteunden.
Gildenberg praat ook de uitzonderlijke debunker Phil Klass na. Hij beweert onjuist dat er niets over Roswell staat in het: ‘Report on the UFO Wave of 1947’ van Ted Bloecher. Alweer fout. Twee alinea’s over de zaak staan op pagina I-13. Bloecher had alleen de verhullende artikelen van 9 juli gelezen, dus wees hij de zaak af.
Gildenberg beweert ook dat de verklaring van Ramey werd uitgegeven op de avond van 8 juli en opnieuw is dat niet waar. Het bericht ging ‘s middags de deur uit om op tijd te zijn om op de voorpagina van ‘The Los Angeles Herald Express’ te verschijnen. Veel avondkranten van 8 juli - vanaf Chicago naar het westen - brachten een steeds uitgebreider verhaal. Dit schijnt overigens ook aan de aandacht van Gildenberg te zijn ontsnapt.
Hij beweert dat Marcel het persbericht uitgaf terwijl hij er nog niet zeker van was of er toestemming voor was gegeven door kolonel ‘Butch’ Blanchard, de commandant van de basis. Dit is onzin! De man die werkelijk het bericht uitgaf was Walter Haut en dat is tevens één van de namen die ik mis in dit absurde artikel. Haut’s getuigenverklaring verscheen in vele boeken en in de video: ‘Recollections of Roswell’, evenals die van majoor Marcel en 25 andere eerstehands getuigen. Haut, een korporaal bij de artillerie tijdens de tweede wereldoorlog, was perschef op de luchtmachtbasis van Roswell. Hij gaf het persbericht uit en dat heeft hij vele malen zelf gezegd. Hij is overigens nog in leven.
Een andere naam die we missen is die van de gepensioneerde brigadier generaal Thomas Jefferson DuBose. Hij was de chef van staf van generaal Ramey op de luchtmachtbasis in Fort Worth. Hij staat op twee van de verschillende foto’s die in het kantoor van Ramey werden genomen van de wrakstukken van de weerballon en de radarreflector die men in de plaats van de werkelijke wrakstukken (die Marcel had meegebracht vanuit Roswell) had neergelegd. Du Bose vertelde mij persoonlijk – en het is officieel opgetekend – dat er vervangend materiaal en een verhullingsverhaal moest komen. Dat was hem opgedragen door generaal Clements McMullen, chef van Ramey.
Gildenberg schrijft natuurlijk niet dat Blanchard uiteindelijk een vier sterren generaal werd en plaatsvervangend chef van staf bij de USAF op het Pentagon was toen hij in 1966 ten gevolge van een hartaanval stierf. Het is duidelijk dat hij geen berisping kreeg. Hij was tussentijds ook nog chef-operations bij SAC en algemeen inspecteur bij de USAF.
Onvermeld blijft ook dat DuBose 18.000 vlieguren als piloot heeft en de opsporings- en reddingsafdeling van de USAF opzette.
Niet verrassend is vervolgens dat Gildenberg nergens de verklaring van Brazel’s zoon Bill aanhaalt. Bill vond ook geheugenfolie en heeft dat in zijn handen gehad. Ook de getuigenis van Dr. Jesse A. Marcel (de zoon van majoor Marcel) een piloot en chirurg die ook wrakstukken van Roswell in handen heeft gehad, wordt niet weergegeven net als die van Judd Roberts die de leiding had over het radiostation in Roswell en met Brazel had gesproken. Ook niet die van reporter Frank Joyce, die Brazel had geïnterviewd. Niet van de buurvrouw van Brazel, Loretta Proctor, die ook wrakstukken in handen heeft gehad. Niet van de bemanningsleden van de vlucht waarmee Marcel en Cavitt naar Fort Worth werden gebracht. Niet van de piloot Pappy Henderson die wrakstukken en lichamen zag op Wright Field en een klein stukje hield als souvenir. Niet van Vern McCarty een gepensioneerde kolonel die de artillerist was van Henderson tijdens de tweede wereldoorlog en het hele verhaal van Pappy had gehoord. Noch die van tandarts Dr. John Kromshroeder die met Henderson had gesproken en het stukje van het wrak in handen had gehad. Gildenberg haalt ook niet de getuigenissen aan van de twee dochters en de kleindochter van de sheriff. Natuurlijk laat hij niet de foto zien waarop Ramey met de memo staat afgebeeld en waarop Dr. Dave Rudiak, na veel inspanning om de letters te ontcijferen, de boodschap van een neergestorte schotel vond.
Kunnen we redenen bedenken waarom de Amerikaanse regering zou liegen over gebeurtenissen in New Mexico? Minder dan twee jaar daarvoor explodeerde de eerste atoombom in New Mexico op de Trinity site. De verklaring naar buiten toe was dat er een munitieopslagplaats was geëxplodeerd, maar dat er gelukkig niemand gewond was geraakt. Het was het 509ste onderdeel dat, nog geen maand later, de atoombom dropte boven Hiroshima en Nagasaki. Een jaar later ontploften er nog eens twee in ‘Operation Crossroads’.
Natuurlijk liegen regeringen als ze zeer geheime informatie willen verhullen.
Populair
Mechanics.
Jim Wilson’s artikel in Populair Mechanics is veel korter en daarom ook
minder offensief, maar heeft het allemaal fout. Zelfs de titel: ‘Roswell
geheimhouding opgeheven’ is verkeerd. Wilson concentreert zijn aandacht
geheel op een compleet misleidend en aanvallend rapport dat ook al eens is gebruikt
in een documentaire. Het rapport bestaat uit 11 dozen documenten die bij de
nationale archieven staan. Hij laat het klinken alsof die allemaal afkomstig
zijn van de Army Air Force bestanden uit 1947. In feite zijn ze verzameld door
de USAF als reactie op een zoekactie van het General Accounting Office in 1994.
De dozen die te zien zijn op een foto in het artikel zijn gelabeld: ‘Roswell
Rapporten Bronfiles’. In feite was er niets geheims opgeheven door de
USAF.
Wilson richt de aandacht op drie dingen:
1. Op de morgenrapporten van de basis van 4 juli vlak voor het weekeinde ondanks dat Marcel en Cavitt pas op dinsdag 8 juli naar de basis terugkeerden. Er is geen enkele indicatie dat deze rapporten geheim waren of zulk soort informatie bevatte. Afwezigheid van bewijs is geen bewijs van afwezigheid.
2. Hij schrijft over Frank Kaufmann, die: ‘aan het verhaal verbonden was vanaf het allereerste begin’. Dit is totaal onjuist. Het zich ontvouwen en publiekelijk bekend worden van de Roswell-zaak ging als volgt: Ik interviewde als eerste Marcel in 1978. Het boek ‘The Roswell Incident’ kwam uit in 1980. Bill Moore en ik publiceerden een half dozijn documenten over Roswell in de ‘MUFON Symposium Proceedings’ gedurende 1986. In die tijd was het aantal mensen waar we contact mee hadden gehad gestegen tot 92. Ik bracht het TV programma ‘Unsolved Mysteries’ op de hoogte van Roswell en het onderwerp daarover werd uitgezonden in september 1989. Tot dan was er nog steeds geen Kaufmann. Kevin Randle introduceerde in 1991 Kaufmann als een speciale getuige in het boek ‘UFO Crash at Roswell’, maar zonder bewijs dat zijn beweringen ondersteunde. Ik had Kaufmann ontmoet en was niet in staat iets te vinden dat zijn beweringen bevestigden en zo staat dat ook in verschillende artikelen. Karl T. Pflock had in een eerdere studie, gefinancierd door ‘UFO Research’, laten zien dat er geen basis van acceptatie was voor Kaufmann’s verhalen. Dit staat ook zo in zijn boek ‘Roswell’ van 2001. In beide (de studie en het boek) komen verklaringen onder ede voor van getuigen en die zouden gelezen moeten zijn door zowel Gildenberg als Wilson. Kaufmann wordt kort en afwijzend aangehaald in de herziene uitgave ‘Crash at Corona’ (1e oplage, 1991 door Berliner en mijzelf) en in mijn MUFON 2000 voordracht. Al jaren toont het internationale UFO-museum en onderzoekscentrum een handgeschreven verklaring onder ede van de familie McKnight (die het land bezaten waarvan Kaufmann beweert dat het de plaats van de crash is), waarin staat dat het land in 1947 niet toegankelijk was per voertuig en er geen gesprekken onder de buren plaatsvonden zoals die er wel waren in het Brazel verhaal. (ter verduidelijking: het gaat hier over de tweede crashsite in de buurt van Socorro. vert.)
In het kort: de zaak Roswell is dus helemaal niet afhankelijk van Kaufmann en het is goed dat ook Kevin Randle zijn steun intrekt nu Kaufmann is overleden en bewijs van zijn bedrog is gevonden en is gepubliceerd in ‘International UFO Reporter’.
3. Wilson stelt nogal veel belang in het met papier bedekte folie en de radarreflector van balsahout die bij de rapporten uit het archief zitten. Deze komen overeen met de rommel op de foto gemaakt in Ramey’s kantoor, maar heeft niets van doen met wat door Brazel werd gevonden en wat hij Marcel en Cavitt liet zien, dat door anderen (o.a. zijn buren) was vastgehouden en door Marcel naar Roswell werd gebracht. Het meeste materiaal werd op de crashsite achtergelaten en werd later verzameld door personeel van de basis. De foto’s laten ook het zogenaamde plakband niet zien met daarop het bloemmotief dat Marcel en zijn zoon naar verluidt hadden aangezien voor I-balken met vreemde symbolen. (Marcel had een radarcursus gedaan waarin ook informatie over radarreflectors voorkwam). Ingenieur Robert Galgan-ski heeft een gedetailleerd onderzoek gedaan en kon niets vinden op de foto’s dat leek op materiaal van een Mogul ballonsleep. Het is overigens absoluut zeker dat niemand balsahout zal omschrijven als: niet te breken, niet te buigen en niet te verbranden. Deze opmerkingen komen regelmatig voor in getuigenverklaringen als het gaat over de aard van de abnormale wrakstukken. Het met papier bedekte folie dat bij het archief zit, is zelfs door een vijfjarige gemakkelijk te verscheuren, dat was niet het geval bij de geheugenfolie. Eén van de eerste opmerkingen van Marcel tegen mij was dat er niets conventioneels te vinden was op het wrakveld.
Samenvatting.
Er zijn nog heel wat meer opmerkingen te maken over deze twee artikelen. Bijvoorbeeld,
in zijn eerste alinea schrijft Gildenberg: ‘Na 55 jaar van commerciële
exploitatie heeft deze mythologie waanzinnige hoogtes bereikt’. Later
op dezelfde pagina verkondigt hij: ‘Meer dan 30 jaar gaf niemand wat om
het incident bij Roswell’. Hoe kan het dan 55 jaar commercieel geëxploiteerd
zijn?
Keer op keer worden getuigen aangehaald, zoals begrafenisondernemer Glenn Dennis, zonder bronvermelding en compleet afwijkend van datgene wat Dennis mij persoonlijk vertelde en op videoband staat.
Om kort te gaan, we hebben hier twee fantastische voorbeelden van propaganda, gebaseerd op een zeer selectieve keus van gegevens, namen worden positief en negatief genoemd en er is ontoereikend onderzoek verricht. Jim Wilson heeft tenminste nog gesproken met Frank Kaufmann, maar ik kan geen aanwijzingen vinden dat Gildenberg (of zijn medewerker Daniel Loxton) heeft gesproken met één van de getuigen.
Vaak stel ik de vraag waarom debunkers zich schuldig maken aan het geven van een onjuiste voorstelling van zaken, aan karaktermoord en andere foefjes die verwant zijn aan de propagandist. Ik zal de vragen betreffende de motivatie aan de psychiaters overlaten.
Men zou kunnen suggereren dat Duke Gildenberg, de voormalige kolonel Sheridan Cavitt en een andere ballonexpert de gepensioneerde kolonel Albert Trakowski, allen een goed pensioen ontvangen van de overheid en misschien denken dat het hun plicht is om te liegen.
Ik wil voorstellen om een grote bus zout bij de hand te houden als men de twee hierboven genoemde artikelen leest.
Voor hen die serieus geïnteresseerd zijn in feitelijke informatie over Roswell kan ik de website aanbevelen van Dr. Dave Rudiak: www.roswellproof.com
Kernfysicus Stanton T. Friedman is een schrijver en spreker die bekend staat om zijn sterke geloofwaardigheid en zich inzet voor de waarheidsverkondiging van het UFO-fenomeen.