Een paar maanden geleden (augustus 2002) heb ik de video “The Secret NASA Transmissions, The Smoking Gun” bij UFO Magazine besteld en ontvangen. Op deze video staat het interview met Martyn Stubbs, waarvan je hieronder een samenvatting kunt lezen. Ook worden de beelden vertoond waarover Martyn vertelt en word je duidelijk gemaakt wat er zoal te zien is. Deze video maakt deel uit van een aantal delen, zo is er nog “The Secret NASA Transmissions 2” (is inmiddels besteld) en “The Raw Footage” Beide delen wil ik nog bestellen en er daarna verslag van doen. Martyn vertelt over twee fenomenen. Op de video legt hij uit dat het eerste ruimtefenomeen eigenlijk het tweede fenomeen moet heten omdat dit fenomeen, namelijk de lichtgevende bollen, ook in de lucht op aarde wordt waargenomen, Het tweede ruimtefenomeen is op aarde nog nooit waargenomen, maar Martyn noemt het op de video vaak het derde fenomeen. Verwarrend maar begrijpelijk. Regel bij NASA is: zodra deze fenomenen in beeld komen, rondom de space Shuttle, wordt de liveuitzending op het Amerikaanse televisienet gestaakt en niet eerder hervat of er moet niets vreemds meer te zien zijn. (Zie in dit verband ook het artikeltje: "Bollen (Spheres) nabij ISS" op de UFO's pagina.) Ik heb Wubbo Ockels een e-mail gestuurd met een aantal vragen over deze fenomenen en of hij op de hoogte is van het bestaan van de video’s. Eigenlijk verwacht ik geen antwoord, want ook Wubbo zal zich net als de andere astronauten en NASA aan de, wellicht ongeschreven, regels houden en het ontkennen, maar als niemand het vraagt vanwege de voorgaande stelling, zal je inderdaad nooit een antwoord krijgen. Mocht dat antwoord wel komen, positief of negatief, dan plaats ik het op mijn site. Paul Harmans
Door Ferdinand Calmvoet Met toestemming overgenomen uit Frontier Magazine, uitgave mei/juni 2000 Nieuw bewijsmateriaal omtrent UFO’s die door de Amerikaanse Space Shuttle gefilmd zouden zijn is teruggevonden. Meteen heeft dit voor grote opschudding gezorgd. In september 1999 kreeg Graham Birdsall, hoofdredacteur van het Britse tijdschrift “UFO Magazine,” een aantal bijzonder interessante beelden in handen van Martyn Stubbs, voormalig manager van een kabeltelevisiestation nabij Vancouver, Canada. De beelden bleken afkomstig te zijn van de camera’s van de Space Shuttle die vanuit de ruimte naar NASA worden gezonden. Op 18 september 1999 deelde Birdsall tijdens een conferentie mede dat hij 520 videobanden in zijn bezit had, waarop maar liefst 2500 uur aan beeldmateriaal stond. Het beeldmateriaal is afkomstig van de Space Shuttles. Tussen dit videomateriaal zitten beelden die mogelijk als sluitend bewijs kunnen worden gezien voor het bestaan van een buitenaardse intelligentie. Al het materiaal is afkomstig van Stubbs, die recent zijn ontslag indiende wegens gezondheidsproblemen. Stubbs raakte geïnteresseerd in het fenomeen doordat in 1991 personen zoals Richard Hoagland en Jack Kasher spraken over waarnemingen van UFO’s en/of buitenaardse ruimteschepen die waargenomen waren door de camera’s van de Space Shuttle. Daarom besloot hij die transmissies op tape op te nemen en vervolgens te analyseren. Na vele uren van dergelijke analyse besloot hij dat er bewijs te vinden was van twee soorten ruimtefenomenen die als buitenaards gezien konden worden. Het eerste fenomeen. Het eerste fenomeen is een sferisch (bol) fenomeen. Het tweede is vrijwel onzichtbaar voor het menselijk oog, maar wanneer dit gefilmd wordt met een CCD camera en je deelt vervolgens de videobeelden op in frames van dertig frames per seconden, vervolgens verdeel je deze frames in velden (omdat elk frame twee gescande velden heeft,) dan bevindt het tweede fenomeen zich hierin. (In dit artikel wordt niet echt duidelijk gemaakt wat het tweede fenomeen is. Het tweede fenomeen wordt waargenomen als lichtflitsen die slechts een dertigste van een seconde duren. Deze flitsen lijken als het ware bepaalde delen van de Shuttle of de Hubble etc. af te tasten, te scannen, maar dat is natuurlijk gissen want niemand weet waar het werkelijk voor dient. Paul Harmans) “Beide fenomenen werden opgemerkt,” zo stelt Stubbs, “op materiaal dat gefilmd werd over een periode van drie tot vijf jaar. De eerste beelden waren van de herstelmissie van de Hubble telescoop. Daar troffen we het tweede fenomeen aan, gewoon omdat dit de eerste missie was waarbij een CCD camera gebruikt werd. Het eerste fenomeen werd voor het eerst opgemerkt in beelden van STS-48, op 15 september 1991. Ik stelde dat indien ze daar aanwezig waren, ze ook op andere missies herkend moesten worden. En ik vond ze en documenteerde ze gedurende een periode van vijf jaar. Ik bekeek vijfhonderd banden en documenteerde ze allemaal. Ik kan het fenomeen niet verklaren en ik denk ook niet dat dit mijn taak is. Ik ben slechts een persoon die beelden verzamelt en ze voorlegt aan de geïnteresseerden.” Stubbs was twintig jaar lang hoofd van “Community Access Cable Stations” in Vancouver. Hij zorgde ervoor dat een ingenieur hem zijn eigen schotelantenne gaf en vervolgens begon hij op te nemen op gebruikte videobanden en ongebruikte videorecorders. Stubbs nam alles op: vanaf het aftellen voor de lancering van de Shuttle tot en met de terugkeer daarvan op aarde. “De STS-61 Hubblemissie was maar liefst 36 banden van acht uur per band. Een aantal vluchten was vijf dagen lang, andere elf dagen, soms zelfs veertien dagen. Ik koos STS-61 omdat NASA dit als een van hun paradepaardjes aangeduid had. Ik was geïnteresseerd te zien hoe de astronauten reparaties uitvoerden, dus nam ik alles op. Maar het was ook duidelijk dat vanaf de eerste band, het fenomeen waar te nemen was.” Stubbs was verbaasd dat hij uiteindelijk ook een tweede fenomeen terugvond op de beelden. Zijn getrainde oog om videobeelden te bekijken, leerde hem dat er op een aantal banden iets niet klopte. Toen hij dit per frame analyseerde, merkte hij het tweede fenomeen op. Dit fenomeen was waar te nemen op een groot aantal beelden. Er gebeurt iets in wat letterlijk een dertigste van een seconde duurt. “Dit beeldmateriaal bracht ik naar een astrofysische en wetenschappelijke denktank, nadat ik experts gevraagd had of het mogelijk was of hier bedrog in het spel was en of zij dit uitgesloten hadden. Zij analyseerden alles tot in het kleinste detail en konden alleen maar bevestigen dat wat zij ook deden, het hier ging om echt proces en geen onzin. Uiteindelijk ging het hele onderwerp boven hun pet en konden ze het niet ontleden. Ze waren er van overtuigd dat het echt was, maar konden het niet verklaren en vertelden me dat ik mij tot NASA moest richten om een antwoord te krijgen op de vraag wat er precies aan de hand was. Uiteindelijk kwam één van de ontwerpers van de Hubble telescoop een lezing geven in Vancouver en daar toonden wij hem het fenomeen. Het eerste fenomeen klasseerde hij vrij snel als zijnde ijskristallen. Toen de beelden met daarop het tweede fenomeen getoond werden, stormde hij letterlijk de deur uit. Een vriend van mij, besloot vervolgens de touwtjes in handen te nemen en belde de man op nadat hij thuis was. Hij introduceerde zich, deelde de man mede waar het over ging, waarna de ontwerper gewoon de hoorn op de haak legde.” Professor Weinberg, verbonden aan Simon Fraser, was bevriend met Stubbs en deelde in zijn persoonlijke mening mede dat er inderdaad iets daarboven moest zijn dat verantwoordelijk voor het fenomeen was. Weinberg werkte voor het Canadese ruimteagentschap en deed onder andere onderzoek naar de effecten van ruimtereizen op de menselijke hersenen. Deze uitspraak zette Stubbs er toe aan om meer bewijsmateriaal te vergaren. Weinberg wist dat, om wetenschappers te overtuigen, Stubbs aan moest tonen dat het fenomeen zich vaak herhaalde. En dat deed hij, vijf jaar lang. Hij trof ze aan onder gelijk welke invalshoek van het licht. Daaruit concludeerde hij dat ze hun eigen lichtbron moesten hebben. Om zeker te zijn dat het tweede fenomeen niet gecreëerd werd door de apparaten die Stubbs gebruikte, hanteerde hij eveneens beeldmateriaal dat hij via CNN verkregen had en zijn analyse vertoonde hetzelfde resultaat. Uiteindelijk sprak Stubbs met professor Dr. Nuth, die bevestigde dat het gaat om een onverklaarbaar fenomeen, waardoor de critici niet kunnen zeggen dat het hier gaat om gewone ijskristallen. Het was meteen de eerste keer dat een persoon die verbonden was aan het JPL (Jet Propulsion Laboratory) dergelijke zaken durfde te uiten. Stubbs meent dat het eerste fenomeen reeds lange tijd waargenomen wordt. De astronaut John Glenn, vertelde tijdens een missie dat hij “vuurvliegjes” zag boven de Australische stad Perth. En een astronaut sprak 25 jaar later over hoe Johns vuurvliegjes “levende wezentjes” waren. Niemand bij NASA heeft echter verklaard dat zij levend waren. Glenn maakte foto’s van die “vliegen” met een camera die hij zelf gekocht had. Stubbs heeft dat beeldmateriaal in zijn bezit en meent dat het identiek is aan de objecten die hij ziet tijdens de vluchten van de Space Shuttle, maar dan op video vastgelegd. Vervolgens vergaarde Stubbs beeldmateriaal waaruit bleek dat de astronauten het tweede fenomeen eveneens opmerkten. Eén keer vertelden ze zelfs dat het licht gewoon door de deur van de Shuttle kwam; een andere keer werd het tweede fenomeen opgemerkt aan de andere zijde van de deur, die de astronauten niet open kregen voor de ruimtewandeling die zij moesten maken. Stubbs meent dat beide fenomenen met elkaar verbonden zijn, of tenminste van elkaars bestaan op de hoogte zijn. Een persoon vroeg of het hier ging om één fenomeen, maar Stubbs meent dat ze verschillende karakteristieken hebben. Het tweede fenomeen steekt steeds de kop op wanneer er iets te gebeuren staat: het afwinden van een satelliet, het herstellen van een telescoop, het klem zitten van een deur, enz. Bij toeval kwam Stubbs in contact met Birdsall. Deze zorgde er bijzonder snel voor dat twee experts die hij vertrouwde, Russell Calaghan en Brian Borshoff, vanuit Engeland en Australië naar Vancouver vertrokken, om met Stubbs te praten. Uiteindelijk werd er een contract getekend waarbij deze drie personen, alsmede Birdsall, verantwoordelijk zouden zijn voor de internationale distributie van het beschikbare bewijsmateriaal. In september 1999 werd druppelsgewijs informatie over het materiaal de wereld ingestuurd. Voor maart 2000 werd de naam van Martyn Stubbs niet bekendgemaakt. Dit zorgde onmiddellijk voor een stortvloed van aanvallende kritiek van allerlei origine. Geen enkele kritiek werd geuit op het materiaal, louter op de identiteit van een tot dan niet nader genoemde bron. Op hetzelfde moment werden wetenschappers en UFO onderzoekers, zowel in Europa als in Amerika, ingelicht over de beelden. Birdsall vertelt dat een aantal wetenschappers de beelden te zien kreeg en dat hun gezicht veranderde van kalmte tot schok en ongeloof. Een aantal sprak over “historisch” beeldmateriaal. Toen het nieuws bekend werd gemaakt dat het materiaal beschikbaar zou zijn op 11 maart 2000, mondde dit uit in maar liefst 250.000 hits over een periode van twee weken op de website van UFO Magazine. Op één nacht werden er maar liefst 28.000 hits gemeten. In nauwelijks 8 uur besloten 15.000 personen een korte videopresentatie van het materiaal te bekijken. Stubbs
wil echter één ding wel duidelijk maken en dat is dat volgens
hem NASA dit materiaal niet tracht weg te moffelen. Tenslotte slaagde
Stubbs, een gewone burger, er in om het materiaal te verzamelen. Eerder,
zo meent hij, doet NASA alsof haar neus bloedt en wacht het liever om
iets mede te delen totdat zij daartoe gedwongen wordt. Toch signaleerde
hij een opmerkelijke gebeurtenis, waarbij een object bijzonder dicht bij
een astronaut moet zijn gekomen; die astronaut wil een collega hierover
inlichten, maar wordt door iemand in Houston tegengesproken. De astronauten
gaan echter kort door over het voorwerp dat vervolgens te zien is op de
camera, waarna Houston herhaalt dat ze moeten doorwerken en niet spreken
over het fenomeen. Stubbs meent dat NASA dit gemakkelijk achter kon houden.
Maar dat deden ze niet; ze zonden het uit, zodat diegene die zien wil
het opmerkt en het gebruikt en dat is precies wat Stubbs meent dat hij
gedaan heeft. |