TERUG HOOFDPAGINA

PLATIVOLO

Een Nederlandse UFO-vereniging opgericht in 1954(!)

Door: Paul Harmans

Deel 3


Een verzameling krantenartikelen
De leden van Plativolo worden door het bestuur aangemoedigd krantenartikelen over vliegende schotels en aanverwante onderwerpen naar de studiekring op te sturen, opdat er een verzameling kan worden aangelegd. Daar wordt massaal gehoor aan gegeven en Plativolo beschikt na een paar jaar al over meer dan duizend artikelen die in allerlei kranten en magazines zijn verschenen. Er zit veel over Adamski bij, die in 1959 op Tweede Pinksterdag om elf uur ’s morgens op paleis Soestdijk door koningin Juliana wordt ontvangen. Daar ontstaat overigens nog een hoop commotie over. De pers en de wetenschap zijn er niet zo zeker van dat dat nu wel zo verstandig is. Professor G. v. d. Bergh uit Amsterdam adviseert Soestdijk de ontvangst van Adamski te annuleren, hij zegt in het Haagse Dagblad van 16 mei 1956:

‘De heer Adamski – zo bleek gisteravond bij zijn aankomst op Schiphol overduidelijk – heeft niet de minste grond om zich voor te doen als “ingewijde” op het gebied van hetzij de natuurwetenschap hetzij de filosofie als “de grondslag van de religie”, zoals hij het zelf gisteravond formuleerde.’


De verzameling bevat meer dan 700 A-viertjes volgeplakt met artikelen

De Volkskrant noemt Adamski in één van hun artikelen een charlatan en het zit ze duidelijk niet lekker dat hij op het Hof is uitgenodigd. Zij schrijven op 16 mei 1959:

‘Wij hebben op zich zelf niets tegen een hofnar, die op een pinksterzomerdag zijn nummertje ook eens komt weggeven op de gazons van Soestdijk, mits hij maar niet gezien wordt als een astronomische filosoof, die de Steen der Wijzen eigenhandig van – overigens onzichtbare – Mars- of Venusbewoners in pand gekregen heeft. Want dan zou het beter zijn dat “de professor” bleef, waar hij thuis hoort, op de kermis. Of op de moderne variant daarvan: de televisie, die hem hedenavond ten tonele voert.’

De Volkskrant heeft ook iets tegen het nieuwe medium televisie, dat blijkt wel uit het bijtende stukje tekst. Waarschijnlijk is het de angst voor concurrentie.


Formulier voor het melden van waarnemingen
Gedurende de jaren wordt er door de studiekring een meldingsformulier uitgegeven. Mensen die een waarneming hebben gedaan kunnen een formulier aanvragen en dat ingevuld retourneren aan van Wieringen. Er zit een tweede formulier met bewegingsgrafiek bij waarop de vliegbewegingen van het waargenomene kunnen worden ingetekend. Het onderstaande voorbeeld is afkomstig van Edgar Simons uit Lier, België en dateert van 2 september 1964. Hij meldt zijn waarneming o.a. als:

‘Een sterachtig voorwerp met een helderheid als een ster van derde à vierde magnitude, met roodachtige kleur. Het volgde een rechte baan en ik zag het gedurende een paar seconden.’



Meldingsformulier


Bewegingsgrafiek


Aantal leden
Op een klein notitieblaadje staat een aardige, met de hand geschreven tabel van de hoger opgeleide leden van Plativolo:

Leden van Plativolo:

1 Missionaris
3 Doctorandi
6 Ingenieurs
1 Architect
4 Electrotechnici
1 Tolk – vertaalster
6 Bedrijfsleiders
1 Heilgymnaste
3 Medische artsen
2 Professoren
4 Doctors in diverse faculteiten
1 Schilder

Verder:

Diverse studenten, radiotechnici, zakenlieden alsmede gewone leden.

Totaal 200!

Uit het contributieboek blijkt dat het aantal betalende leden van Plativolo in 1963 op 346 staat. In het boek staan alle adressen en naast de vele Nederlandse en enkele Belgische leden, staan er o.a. ook de volgende leden in:

H.L.C. van Hoof uit Mexico
G. Zegers uit Mexico City, Mexico
Mrs Dorothy L. MacRea uit Singapore
H. Leniger uit La Cabane, Frankrijk
Gavin Gibbons uit Shropshire, Engeland
Miss S.R. Stebbing uit Londen, Engeland
Hr. G.S. Rense uit Parow, Zuid-Afrika
Eric Nordquist uit Huddinge, Zweden
Hr. R. van Goens uit Willemstad, Curaçao
Hr. H.P. Houtkamp uit Stockholm, Zweden


Racisme en ufologie?
Door sceptici wordt er vaak en graag op gewezen dat het hele ‘UFO-gedoe’ voornamelijk uit de koker van extreem-rechts komt. Onzin natuurlijk, in elke (ook wetenschappelijke) groepering of vereniging zul je mensen aantreffen die het gedachtegoed van extreem-rechts omarmen en uitdragen, dus ook een enkele ufoloog zal zich daar schuldig aan maken. De minderheid bepaalt dus niet de belangrijkste opvattingen van de gehele groep. Waar een dergelijke beschuldiging vandaan komt is misschien een klein beetje te verklaren aan de hand van een klein stapeltje pamfletten welke in het bezit van Plativolo waren en waarin racisme tot uiting komt. Het is het pamflet ‘The Northlander’ dat werd uitgegeven door ‘The Northern League’, een zeer racistisch bondgenootschap dat stelt dat: ‘het IQ van zwarten aantoonbaar lager ligt dan dat van blanken en dat blank en zwart zich niet onderling mogen voortplanten, omdat zoiets voor verval van het blanke ras zal zorgen’ en meer van dat soort totale onzin. Alleen afstammelingen van de Noord-Europese rassen mochten lid van de League worden. In de tijdschriften van Plativolo wordt geen aandacht aan dit gedachtegoed geschonken, alleen in de archieven blijkt het pamflet aanwezig te zijn. Wellicht is het enkel een kromme bij-interesse van van Wieringen, de archivaris van Plativolo of misschien verkocht hij het in zijn boekenwinkel.


The Northlander van oktober 1963


De Amerikaanse luchtmacht
Van Wieringen schrijft in 1961 en 1962 een brief aan de Amerikaanse luchtmacht (USAF) met het verzoek of er informatie betreffende het UFO-onderzoek van de USAF voorhanden is. Op zijn brief van 1961 krijgt hij op 3 augustus antwoord van Gladys E. Wise van de afdeling publieke informatie, van het Bureau van Informatie in Washington. Bijgevoegd is de ‘News Release’ van de USAF van 19 januari 1961.


USAF News Release van 19 januari 1961

In dit 5 pagina’s tellende ‘Fact Sheet’ vinden we een overzicht van de 289 UFO-waarnemingen die in 1960 van 1 juli tot 31 december aan de USAF zijn gemeld. In een mooie tabel geeft men exact aan wat het allemaal was: 93 gevallen bleken van astronomische aard, in 25 gevallen bleek het om een vliegtuig te gaan, in slechts 2 gevallen was het een ballon, 81 meldingen hadden te weinig gegevens, 25 meldingen staan onder de verklaring: ‘Ander’ (vogels, hoaxes, zoeklichten, enz.), dan nog 10 gevallen welke satellieten bleken te zijn en 2 gevallen bleven ongeïdentificeerd. In de tabel wordt aangegeven dat dus 2,08% onverklaarbaar blijft. Maar onderaan de pagina staat de opmerking dat van de 289 meldingen er nog 48 gevallen in behandeling zijn en dus niet in de tabel zijn verwerkt. Is dat omdat het meldingen zijn van de laatste dagen van 1960 of zijn het meldingen die onverklaarbaar zijn en die men liever niet in de tabel wil weergeven omdat ze dan het percentage ‘onverklaarbaar’ behoorlijk opschroeven?


Antwoord op 8 maart 1962 van USAF-majoor Carl R. Hart aan van Wieringen

In 1962 krijgt van Wieringen antwoord van USAF-majoor Carl R. Hart. Weer is er een Fact Sheet bijgevoegd, ditmaal dat van 6 februari 1962. Van de 488 waarnemingen die in 1961 aan de USAF werden gemeld, blijkt 2,05% onverklaarbaar. Onder de tabel staat de volgende verklaring van de USAF:

De algemene conclusies zijn: Tot op heden heeft geen enkel ongeïdentificeerd object de indicatie gegeven dat het een gevaar voor de nationale veiligheid is; er is geen bewijs geleverd, of door de luchtmacht ontdekt, dat de onverklaarbare waarnemingen technische ontwikkelingen of principes laten zien die buiten onze hedendaagse wetenschappelijke kennis vallen; en tot slot, er is niets dat op bewijs lijkt om te veronderstellen dat deze ongeïdentificeerde waarnemingen buitenaardse toestellen betreffen die onder intelligente controle staan.

We weten echter dat er al in de jaren veertig waarnemingen werden gedaan die een aantal van de bovenstaande conclusies van de luchtmacht logenstraffen. Zelfs de eigen luchtmachtpiloten zagen objecten die alle 1962-conclusies van de luchtmacht naar de prullenbak verwijzen, denk maar eens aan alle vliegtuigen en piloten van de USAF die bij het achtervolgen of observeren van een UFO op vreemde wijze verongelukten!


Hoe vergaat het het Plativolo-orgaan UFO-GIDS?
Gedurende een aantal jaren geeft Plativolo met grote regelmatig de ‘UFO-Gids’ uit. In 1960 en 61 gaat het wat minder en komen er in plaats van de UFO-Gids een aantal magazines zonder kaft uit met de naam: ‘Informatief Bulletin’. In 1960 komt in december, dus aan het eind van het jaar, Informatief Bulletin Nr 1 pas uit. In 1961 zijn het er alweer 7 stuks. In 1963 verschijnen er echter maar 5 uitgaven en pas in juni 1964 komt Nr 6 van jaargang IIV (dat is 1963) uit. De redactie geeft als excuus:

‘EEN WOORD VAN VERONTSCHULDIGING
Ook in ons geval is weer eens gebleken dat de laatste loodjes het zwaarst wegen. Als twee van de drie man uitvallen kan men niet meer van een redactie spreken, daarom zijn alle namen maar weggelaten. Wanneer de enigst overgeblevene het ook te druk heeft met dringend en meer lonend werk, wordt het onvermijdelijk dat de Ufo-Gids te laat is. Nu is zij wel veel te laat en wij hopen dat U ons dat wilt vergeven. Het was werkelijk force majeur. Het kan nauwelijks als een troost worden beschouwd, dat de ufologie het vrijwel overal moeilijk heeft. Bloei ziet men alleen nog daar, waar men een zeer brede basis in stand weet te houden. Of dit de diepte en objectiviteit van het onderzoek ten goede komt valt wel te betwijfelen. Enfin, we hebben het daar al vaker over gehad en kunnen dat dus laten rusten.

In Nederland is de situatie tamelijk deplorabel te noemen: onze studiekring op haar laatste benen; de DISC tot stilzwijgen vervallen, de groep van Mollinger vrijwel opgelost; Rey d'Aquila en haar Adamski-Bulletins aan haar principe ontrouw geworden en neutraal georiënteerd. Hoe lang zij het nog zal volhouden, weten we niet. Hopelijk blijft er althans nog één blad in ons land over. Of dit het hare of een ander blad zal zijn, maakt in feite nu weinig meer uit. Als er maar wat is. Voorlopig zullen ook wij nog ons best doen tenminste de jaargang 1963 vol te maken. Na dit nummer zult U er dus nog twee moeten ontvangen, wanneer het gesternte ons gunstig gezind is. We durven echter geen datum van verschijnen meer te noemen. Misschien voor de vacanties beginnen het voorlaatste nummer en in de herfst het laatste. Zo blijven onze abonnees althans nog iets van ons horen en krijgt U wel het laatste nieuws. We zullen dan nu proberen het belangrijkste van de afgelopen maanden in dit nummer samen te brengen.’

Het is er helaas niet beter op geworden, nummer 6 van 1963, pas uitgegeven in juni 1964, met daarin bovenstaand woord van verontschuldiging, is het laatste orgaan dat Plativolo uitgeeft.


Hoe vergaat het de bestuursleden van Plativolo?
Van de meeste bestuursleden is weinig bekend. Zo af en toe een opmerking in een jaarverslag en verder doen zij hun vrijwilligerswerk aan Plativolo op de achtergrond. Over van Wieringen is nog wel het een en ander bewaard gebleven. Van Wieringen houdt zoals gezegd de bibliotheek van de verenging bij en al snel neemt die behoorlijke proporties aan. Voornamelijk de vanuit de gehele wereld binnenkomende UFO-gerelateerde magazines vullen de kasten. Ook worden er UFO-boeken aangekocht en van Wieringen ziet wel brood in het aan de man brengen van dergelijke boeken. Hij noemt zijn activiteit: ‘International Special Book Service’. In 1963 zet hij zelfs een winkel op, eerst in de Johan Verhulststraat en later in de Borgerstraat 157 in Amsterdam Oud-West.


Winkel van van Wieringen in de Borgerstraat 157 Amsterdam

Tot de jaren ‘77/’78 draait de winkel goed, maar daarna zakt het af. In een interview in het Algemeen Dagblad van zaterdag 28 november 1988 zegt van Wieringen:

De belasting is in mijn jaarcijfers niet geïnteresseerd. Die zegt ook: “Uw zaak is geen bron van inkomsten maar een van verlies.” Dat is niet waar natuurlijk. In het gunstigste geval is dit, laat ik het zo maar even zeggen, een aardige bijverdienste. Maar ik heb kind noch kraai en heb zelf weinig nodig, dus ik kan er wel van komen.

Boven de kop in de krant staat de naam en een fotootje van de journalist die hem het interview afnam, Sjak Jansen. Ernaast heeft van Wieringen met ballpoint een aantekening geschreven die luidt: ‘Met grote journalistieke duim waar hij ijverig op zuigt.’ Ook de rest van het artikel heeft hij met vraagtekens en streepjes gemarkeerd. De journalist schrijft o.a. dat zijn winkeltje niet groter is dan 2 x 2 meter. Van Wieringen heeft in de kantlijn ‘4 x 4’ geschreven.


A.F. van Wieringen rond 1988

Van Wieringen vertelt de AD-journalist een leuke anekdote:

U ziet: over hekserij heb ik niet zoveel. Dat staat bij mij laag aangeschreven. Dit ter geruststelling van de dames van de kerk, die hier laatst voor het raam stonden. “Die meneer heeft allemaal rare boeken,” riepen ze. Ach, ze moeten een zondebok hebben, nietwaar.

Van Wieringen zet zijn winkel nog vol met Oosterse spulletjes om een breder publiek te trekken. Niet bekend is wanneer hij zijn winkel definitief sluit.

De heer van Wieringen is een paar jaar geleden overleden.

(Mochten er mensen zijn die over informatie beschikken betreffende de heer van Wieringen en/of Plativolo, dan zou ik het leuk vinden dat van hen te vernemen. Zie de pagina ‘Contact’ voor mijn e-mailadres.)


Hoe vergaat het Plativolo?
Het exacte verhaal over het einde is nooit opgeschreven omdat ook het orgaan UFO-Gids plotseling ophoudt te bestaan. In 1964 komt zoals hierboven beschreven als laatste UFO-Gids nr 6 uit.


Hedendaags werk aan de verzameling
In januari 2008 is UFO-onderzoeker Peter Hoeke van SUP (Studies of Unclassified Phenomena - Bestudering van Ongeclassificeerde Fenomenen) begonnen met het digitaliseren van de grote verzameling oude krantenartikelen en waarnemingsverslagen, zodat het zeker bewaard blijft voor de toekomst mocht er ooit wat met deze documenten gebeuren. Het maakt de uitwisseling van deze bijzondere verzameling met andere Nederlandse en Belgische onderzoekers tevens een stuk eenvoudiger.

SUP is in 1997 vanuit de UWN opgericht als Stichting UFO-Platform. Deze stichting stelt zich als doel het UFO-onderzoek in Nederland te ondersteunen. SUP kent de volgende werkgroepen:

UFO-Werkgroep Nederland (UWN - verzamelen, archiveren en onderzoeken van UFO-meldingen)
Vrijwilligers: Bart Meinen, Dorian Rooijakkers, Frits Westra, Gino Smeulders, Jan Gort, Mattheus Kantersma en Peter Hoeke.

UFOnet (website en mailinglist)
Vrijwilligers: Bart Meinen, Frits Westra, Gino Smeulders en Peter Hoeke.

Stichtingsbestuur
Dorian Rooijakkers (voorzitter)
Frits Westra (secretaris)
Gino Smeulders (penningmeester)
http://www.ufonet.nl


Aan het eind van het laatste deel (nr.3) een artikel uit het orgaan van Plativolo:

Plativolo UFO-GIDS Nr 6 / 1963
(uitgegeven in juni 1964)

Overzicht van contacten met UFO-inzittenden

Door: Jacques Vallée

De Franse ufoloog Jacques Vallée heeft een studie gemaakt en een overzicht samengesteld van diverse contacten met Ufo-inzittenden, zover als deze gevallen werden bekend gemaakt. Zijn lijst omvat 153 gevallen en is als zodanig dus wel de moeite van overweging waard. Hierbij moet worden opgemerkt dat het merendeel van de gevallen uit Frankrijk afkomstig is, zodat voor een werkelijk algemeen overzicht natuurlijk nog niet voldoende gegevens beschikbaar zijn. Daar komt bij dat de mensen, die onaangename ervaringen opdeden, hierover meestal niet spreken. Het gehele artikel is te lang om in het bescheiden kader van de Ufo-Gids op te nemen. Wij beperken ons dus tot de conclusie.

Jacques Vallée onderscheidt vijf soorten van creaturen, n.l.: reuzen, mensen, dwergen met een zware duikeruitrusting, dwergen met een lichte duikeruitrusting en dwergen zonder duikeruitrusting.

Van de groep van reuzen kan worden gezegd dat zij een menselijke vorm hebben, terwijl hun lengte ongeveer 2,50 m bedraagt. Door de ooggetuigen werden zij aangeduid met de naam "aluminium mensen". Er kon geen bepaalde tijd van de dag worden vastgesteld waarop zij verschenen. Hun gedrag was gekenmerkt door brede gebaren en uitbundigheid van beweging zonder dat echter werd gesproken of geluiden werden geuit. Vallée noemt een aantal van vier wezens bij twee waarnemingen. Zij werden het eerst gezien op 24 september 1954 en de tweede keer op 1 oktober 1954. Nadien blijkbaar niet meer, De reusachtige robot of het monster van Flatwood werd door Vallée als te fantastisch buiten beschouwing gelaten.

De tweede groep, die der "mensen", omvat wezens van normale lengte en met een normaal menselijk voorkomen. Zij spreken een onbekende taal, die soms wordt vergeleken met Russisch of Duits, terwijl Amerikanen deze taal omschrijven als "gebroken" alsof de wezens "uit Europa komen". Zij worden meestal betiteld met de naam "aluminium mensen" of “lichtende mensen". Hun begeleidende verschijnselen zijn bollen, die lichtflitsen uitzenden, straaldozen, pistolen e.d., welk beeld echter niet uitsluit dat zij zich doorgaans vriendelijk gedragen, handen schudden enz. Zij verschijnen over het algemeen voor 10 uur 's ochtends en na 4 uur 's middags. Mogelijk houden zij in de tussentijd een siësta, welk gebruik zou kunnen wijzen op een zuidelijke herkomst. Deze soort bezoekers werd in alle perioden en tijdperken beschreven. Vallée noemt een aantal van 52 wezens tijdens 19 waarnemingen.

De derde groep omvat "dwergen met zware duikeruitrusting". Voorbeeld: Quarouble (Fr.) Zij dragen een wijd armloos duikercostuum. Het gezicht is onzichtbaar. Zij worden omschreven als: "robots", "Spook" of "Schim" in een metaalachtig omhulsel of ook wel als "Duiker". Er werd geen geluid gemeld. Zij schijnen meestal om 10 uur 's avonds te opereren, vermijden daarbij elk contact. Vallée meldt 16 wezens tijdens 11 waarnemingen. De eerste verschijning dateert van 10 september 1954.

De vierde groep bestaat uit dwergen met een licht duikercostuum; mét armen en met gezicht. Men omschrijft ze als: "helmdragende dwerg met masker". Zij brengen onverstaanbare geluiden voort, die als niet-menselijk aandoen, of ook knorren ze als varkens. Zij worden soms begeleid door een bal van violet vuur en treden meestal des avonds op. Overigens schijnen zij niet onvriendelijk te zijn, meestal wel nieuwsgierig.

De vijfde groep is de minst knappe; zij bestaat uit harige dwergen met uitpuilende ogen en zonder duikercostuum. Overigens wel een vreemd contrast met de machines waar zij uit komen. Er zijn geen begeleidende verschijnselen bekend. Zij verschijnen meest al in de middag, bij zonsopgang of in de avond. Volgens Vallée niet onvriendelijk. Het overzicht meldt 6 wezens bij 6 waarnemingen; zij opereren dus altijd alleen. Met de 138 waargenomen wezens kon dus in 86 gevallen geen gesprekscontact worden gemaakt, terwijl in de resterende 52 gevallen het contact ook maar zeer gebrekkig was.

Is het dan een wonder dat er zo weinig definitiefs kan worden medegedeeld, zelfs door degenen, die beweren een persoonlijk contact te hebben gehad. Wil men dan toch iets te vertellen hebben, dan wordt naarstig de telepathie te hulp geroepen, met alle misverstanden, speculatieve veronderstellingen, verzinsels e.d. die daarmee onvermijdelijk gepaard gaan. Helaas geen erg bemoedigend beeld voor de toekomst.

TERUG HOOFDPAGINA


Share