DISCLOSURE PROJECT: GETUIGENISSEN

Getuigenis van Graham Bethune,
oud-gezagvoerder in de Amerikaanse marine

November 2000

TERUG

Graham Bethune is een gepensioneerde marinepiloot met een top-secret clearance (zeer geheime vertrouwensfunctie). Als gezagvoerder van een VIP-vliegtuig vervoerde hij veel hooggeplaatste officieren en burgers vanuit Washington DC. In zijn getuigenis vertelt hij over de waarneming die hij deed toen hij een groep VIP’s en andere piloten naar Argentia in Newfoundland (Canada) vloog. Ze waren allemaal getuige van een 90 meter grote UFO die in een fractie van een seconde op hun vliegtuig afkoerste, op een hoogte van 10.000 voet, en die op de radar te zien was. Bethune heeft deze gebeurtenis uitvoerig gedocumenteerd. Hier volgt een selectie van die documenten.


Graham Bethune


(GB: gezagvoerder Graham Bethune / SG: Dr. Steven Greer)

GB: Mijn naam is Graham Bethune. Ik was gezagvoerder in de marine en doorliep het normale trainingsprogramma voor marinepiloten. Ik studeerde af aan de luchtmachtacademie van Pensacola in 1943. Natuurlijk zijn alle marinepiloten getrainde navigators, wat heel belangrijk is als we het hebben over de dingen die we hier gaan bespreken, omdat we alle sterrenstelsels en meer van dat soort dingen moesten kennen. Ik vloog bijna 13 jaar lang de wereld rond met de sterren als bakens. Toen ik in 1943 voor het eerst afstudeerde in Pensacola ging ik naar de zuid-Atlantische Oceaan om jacht te maken op Duitse onderzeeboten. Dat gebeurde allemaal ’s nachts, we vlogen altijd ‘s nachts patrouille.

In 1950 werd ik overgeplaatst naar Air Transport Squadron One. Na een vergadering in Washington DC werd ik samen met twee andere officieren uitgezonden naar Keflavik in IJsland. Er werden UFO’s gezien boven Keflavik en men wilde dat Amerika troepen stuurde om hen te beschermen.

Tijdens die vergadering werd uitgelegd waarom ze om troepen hadden gevraagd en wat er gezien werd. We vroegen meer details over het type toestel dat werd gezien. Het waren verlichte, ronde toestellen die meestal ’s nachts werden gezien. En omdat we van een luchtmachtbasis van de marine kwamen waar we alles testten, wisten we dat wij dergelijke toestellen niet hadden en dus nooit getest hadden.

Dus vroeg ik hen: “wat heeft onze regering u verteld over deze toestellen?” En ze antwoordden: “volgens uw regering zijn het waarschijnlijk experimentele Russische bommenwerpers.” (gelach).

Normaal duurde de vlucht ongeveer tien uur. Maar op deze speciale nacht hadden we een tegenwind van 16 knopen. Ongeveer 300 tot 400 mijl uit de kust van Argentia in Newfoundland zag ik onder de horizon iets op het water dat leek op een nachtelijke stad. Het leek net een atmosferisch, ongedefinieerd licht. Maar het zag er precies hetzelfde uit wanneer je ’s nachts een grote stad nadert. Ik bekeek het een tijdje. Het was ongeveer 1.00 uur ’s nachts.

Ten slotte vroeg ik aan Fred Kingdon, die rechts van me zat, om eens te kijken. Hij controleerde samen met mij de route. En hij wierp er een blik op maar wist ook niet wat het was. We konden er niet achter komen … er was daar buiten niets. We waren het bewakingsschip al gepasseerd. Dat schip voer in die oorlogsdagen tussen IJsland en Newfoundland. Ze hadden ons de laatste weerberichten doorgegeven. Het weer was helder en, dat hoorde ook bij hun weerrapport, er was geen noorderlichtactiviteit. We hadden ook scheepskaarten. Er waren in dat gebied geen schepen ingetekend. We vroegen aan de controle of hij ons een andere positiebepaling kon geven en erachter kon komen of we echt op de juiste koers zaten. We dachten dat we misschien van koers geraakt waren, dat we Labrador zagen of misschien het uiterste noorden van Groenland. Hij zei: “nee, jullie zijn op de goede koers.”

We bekeken het licht een tijdje en koersten naar rechts ervan. Onze koers was 222 tot 225 graden. We zaten op een hoogte van 10.000 voet, en ik zou zeggen dat het licht aanvankelijk 40 mijl van ons verwijderd was. Op een afstand van 25 of 30 mijl gekomen, konden we scherp omlijnde lichten en een patroon op het water zien. We konden dus met dat patroon bepalen wat er aan de hand was. Misschien was de marine bezig met zeer geheime manoeuvres, ze borgen wellicht iets uit de oceaan of iets in die aard, dachten we. Het patroon was cirkelvormig en zeer groot.

Ik stuurde de crewchef naar achteren om Al Jones, de tweede piloot te halen, omdat zij in Argentia (Newfoundland) wilden landen. We hadden 31 passagiers en twee VIP-crews eveneens met piloten, en patrouillepiloten aan boord. Op het moment dat ze op weg waren naar de cockpit, gingen de lichten op het water uit. Er was niets meer te zien. Dit was op een afstand van 15 mijl. Ik bedoel, het was gewoon donker.


De R5D van de Amerikaanse marine – Bethune vloog in dit type toestel

Achter me stonden de navigator, de radioman en de captain – de cockpit was vol. Plotseling zagen we op het water, op een afstand van 15 mijl ongeveer, een zeer kleine, gele ring. En die ring schoot in een fractie van een seconde gewoon naar een hoogte van 10.000 voet.

[Let op andere beschrijvingen die dezelfde beweging van een UFO geven: 15 mijl binnen een seconde. SG]

Ik dacht: dat ding gaat recht door ons heen. Ik schakelde de automatische piloot uit en duwde de neus van ons toestel naar beneden, omdat ik onder de hoek vanwaar het ding naar me toevloog door wilde gaan.

En wat gebeurde er? Op het moment dat ik dat deed, was het op gelijke hoogte en zag ik door het raam van de cockpit alleen nog maar dit toestel. Ik wist dus niet welke kant ik op moest. Vervolgens hoorde ik opeens een enorm lawaai. Ik wist niet wat het was en zei: “Fred, verdorie, wat is dat?” Hij keek rond en zei: “iedereen achter ons dook weg en ze zijn tegen elkaar opgebotst en liggen allemaal achter op de vloer te krabbelen.” Ik keek dus weer naar buiten en zag niets meer. Toen zei Fred: “het is hier aan de rechterkant.” Nu was het een mijl van ons vandaan, en daar bleef het een hele tijd bij ons.

Op dat moment zagen we pas dat het zich niet op onze hoogte bevond, maar onder ons. Maar het was nog steeds boven de horizon en we konden de zijkant van het toestel zien. Je zag de koepel en de kleur rond de buitenrand van het toestel.

We begrepen dat het een vriendschappelijke ontmoeting was. We wisten dat het ding wist dat we daar waren. We wisten dat het naar ons toekwam om ons te bekijken. Maar op dat moment dachten we er niet aan dat het toestel dat expres deed om ons te laten zien waar de IJslanders over spraken.

We bekeken het ding een tijdje. En Al vraagt of hij naast me mag komen zitten en ik zeg oké, en hij schakelt de automatische piloot uit en gaat er achteraan. We hadden een tegenwind van ongeveer 60 knopen, onze basissnelheid was misschien maar 120-130 knopen. Hij wilde dus niet te ver achter het ding aanjagen, maar veranderde wel van richting om er achteraan te gaan.

Ik besloot naar achteren te gaan om te reacties van de passagiers te horen en ook om de dokter te spreken. Ik ging eerst naar hem toe en zei: “dok, heb je gezien wat wij zagen?” Hij zei: “ja”, en keek me recht in de ogen en zei: “ja, het was een vliegende schotel.” Hij zegt: “ik heb er niet naar gekeken omdat ik niet in die dingen geloof.” Wel, het duurde enkele seconden voor ik begreep wat hij zei. Als psychiater kon hij dit soort dingen niet geloven. Ik liep weer naar de cockpit en zei: “Al, wat je ook doet, zeg tegen niemand dat we iets gezien hebben, ze zullen ons onmiddellijk opsluiten als we geland zijn.” Hij zegt: “het is al te laat, ik heb net Gander-control gebeld om te horen of ze het met de radar kunnen volgen.” Zo kwam het verhaal naar buiten.

Toen we in Argentia landden was de luchtmacht daar om ons te ondervragen. De kapitein die de ondervraging leidde deed dat uitstekend. Je wist dat hij al eerder mensen had ondervraagd over dit type waarneming. Hij maakte een goed rapport op dat naar het hoofdkwartier van de luchtmacht in Washington DC ging.

Aanvankelijk was de kleur geel. Sindsdien heb ik van de ‘hoge jongens’ gehoord waarom we verschillende kleuren zagen toen de UFO naar ons toe vloog. De kleuren rond de buitenrand veranderden van geel naar oranje, naar een bijna vurig rood en vervolgens naar een purperachtig rood. Het had volgens hen te maken met de hoeveelheid energie die er werd gebruikt of zich verspreidde. Het had zogezegd met de aandrijving te maken. Toen het ding vlak bij ons vaart minderde, in een fractie van een seconde, ging de kleur terug naar geel. Er hing een onduidelijk, plasma-achtig waas omheen.


Reconstructie van 'het ding'…

Tijdens de ondervraging over de grootte van het toestel dacht ik aan meer dan 90 meter. Nadat ik het rapport in 1991 uit de archieven kreeg, had ik geen enkel rapport van de andere getuigen onder ogen gehad, iedereen zei dat de diameter tussen de 75 en 105 meter lag. Na gesprekken met de anderen vertelden ze dat ze het gewoon wisten en geschat hadden. De snelheid waarmee het op ons afkwam varieerde van 1000 tot 2000 mijl per uur. Ik zag dat Al Jones in het rapport een schatting had gemaakt van 1800 mijl per uur. Ik schatte het op 1000 mijl, en weer een ander zei iets in de trant van 1500 mijl. Het radarrapport, dat ik nooit heb gezien, sprak over 1800 mijl per uur.

Wijzelf hadden niets dat zo snel kon gaan. Ik had een trainingsopleiding als testpiloot gehad. We vlogen alle hooggeclassificeerde toestellen en volgens mij hadden we niets dat in de buurt van zulke snelheden kwam of er zo uitzag.

Dit toestel vloog 15 mijl in die korte tijdsperiode (een seconde ofzo). Je kon dus uitrekenen hoe snel het naar ons toekwam, en hoe het vlak voor ons gewoon afremde. Denk aan iets van meer dan 90 meter doorsnede, en je ziet niks anders meer vanuit het raam van je cockpit.

Ik heb een paar jaar gecorrespondeerd met een ingenieur die gespecialiseerd was in magnetisme en een boek schreef. Hij heeft al bijna 100 rapporten van piloten (van UFO’s en de magnetische effecten op vliegtuigen). Ik gaf hem in detail aan wat er was gebeurd.

Nadat ik de automatische piloot weer inschakelde, schommelde het magnetische kompas dat zich in het midden van het paneel bevond, heen en weer. Ik zei tegen Fred: “zag je dat?” Hij zei: “je had het moeten zien toen dat toestel vlakbij was, het draaide helemaal rond.” We bekeken de andere kompassen. Op dat moment was het ruimtevaartuig vijf mijl van ons vandaan. We hadden zogenaamde ‘Bird Dogs’. Dat zijn laagfrequente radiocomponenten die bij afstelling naar het radiostation wijzen. Deze twee Bird Dogs wezen naar het toestel. We hadden nog twee andere kompassen. Een daarvan zat in de vleugel; het reageerde. In totaal hadden we vijf verschillende richtinggevende gyroscopen in onze kist. En van die vijf reageerden er drie.

Ik hoorde dat de radar het toestel getraceerd had en het rapport naar het hoofdkwartier van de luchtmacht in Washington DC had gestuurd. Van Washington gaat het naar Wright-Patterson AFB. Daar vond mijn chef het rapport in de archieven van het Blue Book Project, na zijn gesprek met kolonel Watson, en hij bevestigde de snelheid van 1800 mijl. Ik vroeg hoe hij daar achter was gekomen. Hij zei: “wel, het was een radarrapport en het stond erin.” Er gebeurde dus iets met dat rapport voor het op microfilm kwam. Wat ík namelijk op microfilm heb, komt uit de archieven en daar staat geen radarrapport op. Een van mijn vrienden van Wright-Patterson die ik al jaren kende, vertelde me dat Steven Spielberg voor zijn film Close Encounters of the Third Kind toestemming had gekregen dit op microfilm vast te leggen, de Blue Book documenten of wat dan ook. Hij (Spielberg) had dus een tamelijk hoge clearance. Hij moet wel connecties hebben gehad met een paar van de … wel, je weet wie ik bedoel, het heeft met de controlegroep te maken.

De andere gezagvoerder spoorde ik lang geleden op, maar hij zat in die firma en wilde niet praten. Na zijn pensionering kreeg ik hem in 1996 weer te pakken, zocht hem op en zei: “weet je wat we doen, we nemen een taperecorder en gaan de zaak doornemen.” En dat gebeurde. Zijn verklaring staat in het rapport dat ik schreef, het schematisch diagram dat hij van de waarneming maakte ook. Het was verbazingwekkend hoe ze bij elkaar pasten.

[We hebben dit volledige rapport van de andere piloot met de bevestiging van de gebeurtenissen. SG]

Het document dat ik had gevonden [Zie Government Documents] was het officiële door de luchtmacht samengestelde document. Het was oorspronkelijk ingevoegd in het Grudge Project.

[Verwijzing naar het getuigenis van luchtmachtkolonel Charles Brown die deel uitmaakte van Project Grudge. SG]

Op de voorpagina staat echter Project Twinkle, daar werden veel rapporten ingevoegd waar ze op de een of andere manier ‘niks mee konden’.

[Merk op dat kolonel Brown in zijn getuigenis bevestigt dat de echt geheime zaken niet in Grudge geplaatst werden en dat hij daar geen toegang tot had. SG]

Volgens de archieven waren er 18 pagina’s. Maar die waren alleen bekend aan Eisenhower’s opvolger admiraal McCormick, de hoogste geallieerde bevelhebber van de NAVO. Ik werd door zijn medewerkers benaderd. Iedereen scheen van deze gebeurtenis af te weten. Zoals admiraal Radford, de eerste chef van de verenigde staven, ook zijn medewerkers wisten ervan omdat hij me dit verteld had. Er waren dus veel mensen op de hoogte. Op die manier hoorde ik veel waarover niets bekend was en in geen enkel boek stond.

[Merk op dat kolonel Corso en anderen vertelden dat dit zeer geheime materiaal mondeling werd overgebracht, van “brein naar brein.” SG]

Later in mei kwam er een functionaris van de inlichtingendienst naar mijn huis die me foto’s liet zien. De eerste foto’s die ik ooit had gezien. Er was niets, absoluut niets dat erop leek. Er was een foto van een UFO met een diameter van 90 meter. Die zag er weinig beschadigd uit.

[Hij suggereert hier dat het foto’s van in veiligheid gebrachte of neergestorte objecten waren, omdat hij commentaar levert over de mate van de schade. SG]

Hij was dus degene aan wie ik veel vragen stelde, ik vroeg hem wat er met het rapport gebeurde en hij vertelde me dat precies. Er was een commissie zei hij. Hier volgen zijn eigen woorden: “er is een commissie van gezamenlijke inlichtingendiensten...en die besluit waar het rapport naartoe gaat.”


WO II – 'kist' met een ‘ foo fighter’ aan de staart …

Ze kwamen vaak naar m’n huis en lieten foto’s zien. Veel dingen op die foto’s leken op de zogenaamde ‘foo fighters’, andere leken precies op een soort ronde, heldere schijf.

Er was een minister van de marine, Kimball geheten … Ik was, zoals dat wordt genoemd, gezagvoerder op VIP-vliegtuigen van de Flag Division, die veel hooggeplaatste officieren en burgers uit Washington DC vloog. Een aantal van die mensen vertelde me wat ze gezien hadden. Een voorbeeld: er waren twee toestellen over de Grote Oceaan uitgevlogen, en er kwam een hel verlichte schijf langs een van de vliegtuigen vliegen en bleef daar een tijd omheen vliegen.

Onze dienst kwam onder de stafkwartieren van Wright-Patterson te vallen. Het district lag centraal. We hadden vergaderingen voor piloten, eigenlijk allerlei soorten vergaderingen, en ik ging er een of twee keer per maand heen voor vergaderingen en misschien twee of drie keer per jaar voor intensieve cursussen … van een week of meer.

Op een keer toen we onze kist op de vliegbaan parkeerden, was er vlakbij een soort hangar van gegolfd metaal, die meestal openstond. Elke keer als mijn chef en ik erlangs kwamen, begreep hij maar niet dat ik geen kijkje wilde nemen om te zien wat er achter die metalen wand was. Het kwam erop neer, vertelde hij, dat er een toestel (een UFO) werd bewaard en buitenaardse lichamen. Nu was hij niet de eerste die me dat vertelde.


Oude foto van Wright-Patterson AFB in Dayton, Ohio … wellicht dé hangar?...

Uit gesprekken die hij met admiraal Forney had gevoerd, concludeerde hij dat de admiraal (die onze raketchef was en een tijd op White Sands had gediend) overtuigd was dat we bezoek kregen van ruimtevaartuigen van andere planeten. Hij bleef ook telkens maar over kolonel Watson spreken en zei dat hij van hem een heleboel documenten mocht bekijken; het was ook kolonel Watson die hem vertelde wat ze op de basis hadden. Hij had het ET- ruimtevaartuig en de lichamen gezien. Zoals ik al heb verteld, kon hij maar niet begrijpen dat ik er geen belangstelling voor had. Ik zei: “ik heb er echt geen belangstelling voor omdat ik er nooit over zal kunnen praten.” Ik weet en heb nu genoeg gezien om te kunnen stellen dat ze bestaan. Er was een toestel op Wright-Patterson AFB, een toestel dat ergens was neergestort.

SG: Buitenaards?

GB: Precies, een buitenaards toestel. Ja. En de lichamen waarover hij sprak waren ook buitenaards.

Ik ben overtuigd van wat ik heb gezien. Volgens mij hadden wij niets van die grootte. Ik ben er zeker van dat het van een andere planeet kwam, en niet van de aarde. Ik ben er zeker van dat wij in die tijd geen technologie hadden die dat soort toestellen kon maken.

Ik had dus een top-secret clearance. Maar hier gaat het om de noodzaak van weten of niet weten. Ik ben er zeker van dat andere mensen in veel van deze kwesties de ‘need to know’ over bepaalde dingen hadden, ik hoorde daar niet bij. Ik weet dat áls we iets van een andere planeet hadden, sommige ingenieurs hierbij betrokken waren, of het nou ingenieurs op het gebied van magnetisme waren of de luchtvaart of wat dan ook, ze waren hierbij betrokken.

Als ik aan Philip Corso’s boek (“The Day after Roswell”) denk, krijg ik sterk het vermoeden dat ik bij een aantal gelijksoortige dingen betrokken ben geweest. Ons werd gevraagd of we een contractant in de buurt konden vinden die iets dergelijks kon bouwen, en daarmee bedoel ik back-enginering. We stonden er nooit bij stil toen hij zei dat het niet om ónze technologie ging.


Philip Corso

Later in de jaren ’60, we waren pas verhuisd. Mijn zoon was toen ongeveer acht jaar. We waren bezig om graszoden in de achtertuin te leggen. Ik ging naar binnen om me op te frissen en hij kwam binnen en zei: “pa, mamma wil dat je naar buiten komt, we kijken naar vliegende schotels.” Ik dacht bij mezelf, verdraaid! Wat weet hij nou van vliegende schotels? Dus ik ging naar buiten en daar staat mijn vrouw naar iets te wijzen. En weet je wat het was? Het was een ruimteschip met kleinere toestellen er omheen. Ik ga naar binnen om mijn verrekijker te pakken zodat ik de zaak eens goed kon bekijken. Ik kom terug en het ruimteschip was verdwenen, maar ik kreeg wel de kans twee of drie van de kleinere toestellen te zien. Toen we binnen waren zei ik tegen mijn vrouw: “hoe wist je dat het vliegende schotels waren?” We mochten immers zelfs onze vrouwen niets vertellen over onze waarneming uit 1951.

TERUG


Share