TERUG NAAR ARTIKEL

EEN DAG MET EEN BUITENAARDS WEZEN

Auteur: Lou Baldin

Vertaling: Hans Jochems

(Ik heb Mr. Baldins persoonlijke toestemming om het te vertalen en op Ufowijzer te publiceren. Hiervoor ben ik hem zeer dankbaar. Hans Jochems.)

DEEL 7

Inleiding
‘Een Dag met een Buitenaards Wezen’ is een boek dat is geschreven door Lou Baldin onder de naam ‘A Day with an Extraterrestrial’ en het is uitgegeven in 2008. Lou Baldin is ook de schrijver van het boek ‘In League With A UFO’ dat ik (Hans Jochems) al eerder heb vertaald onder de naam ‘In wisselwerking met een UFO’ en dat ook hier op ufowijzer te lezen is.



Cover boek ‘Een Dag met een Buitenaards Wezen’



Lou Baldin


Het verhaal dat volgt is geschreven als een scenario. De namen zijn verzonnen en de rest is gebaseerd op ware gebeurtenissen, maar het is aan de lezer of lezeres om dit te geloven of niet.

Vervolg hoofdstuk 5

Ik was in een staat van bewustzijn dat grensde aan het bovennatuurlijke. Alles aangaande mijn waarnemingen van de dingen om mij heen was uitzonderlijk helder. Alles wat ik ervoer overtrof mijn wildste dromen en fantasieën. Mijn begrip van leven in het heelal veranderde dramatisch. Ik cultiveerde onbewust hogere verwachtingen bij elke nieuwe ervaring en wat daardoor uiteindelijk kon uitlopen op een mogelijke ontgoocheling. Maar dat zou niets uitmaken omdat het leven op Aarde in vergelijking na dit alles heel saai zou zijn! Ik keek op het horloge en merkte op dat er slechts twee uren voorbij waren gegaan sinds het begin van mijn avontuur die ochtend. Ik was verbijsterd. Ik was er van overtuigd dat er door al de dingen die ik had meegemaakt meer tijd voorbij was gegaan, gebeurtenissen die individueel gemakkelijk een heel leven zouden kunnen verrijken. Dat was zeker waar als je ze vergelijkt met het lauwe bestaan dat het merendeel van mensen zoals wij tijdens ons hele leven op de Aarde moeten ondergaan. Ik heb mij dat toen niet gerealiseerd, maar mijn obsessie met tijd was één van de weinige, vervelende ervaringen die ik tijdens die fantastische reis had. Tijd is alles op Aarde. Wij laten onze levens door onze klokken bepalen. Door bij Milton te zijn, was tijd niet relevant, alsof het helemaal niet bestond. Dat was een heel bevrijdend denkbeeld waartoe ik helaas niet in staat was om te begrijpen en er, door mijn op tijd gebaseerde denken, van te genieten. Natuurlijk zou ik tijd niet kunnen vermijden. Ik had een leven en familie terug op de Aarde en tijd was in onze levens zeker belangrijk.

Ik liep verder het winkelcentrum in met een grote glimlach op mijn gezicht. Tijd leek op mijn hand te zijn, ook al was ik er nooit zeker van hoe laat het was. Zelfs niet met mijn nieuwe horloge, want hoe zou ik kunnen weten of het mij de juiste tijd liet zien? Ik bevond mij in een fantastische Buitenaardse voorpost en het zou zeker niet beter kunnen worden dan dat, ongeacht welke tijd het was! De Zon scheen volop zoals het voor miljarden jaren had gedaan en deed dat hier zonder een wolkendek om zich erachter te kunnen verbergen. Mensen liepen heen en weer op de straten en in de winkels, maar ik aarzelde om te stoppen en met hen te praten. Het leek erop alsof zij hetzelfde hadden omdat iedereen mij passeerde zonder een woord te zeggen. Het hielp niet echt dat ik niet wist of de anderen van de Aarde kwamen en dezelfde gemeenschappelijke taal deelden.

Ik besloot om het ondanks dat toch maar te proberen en zocht naar een gelegenheid om het ijs met iemand te breken. Ik liep naar een fontein waar omheen zich zitplaatsen bevonden. Er zat op één van de banken een vrouw die een boek las. Ik liep naar haar toe en vroeg of ik naast haar op de bank kon gaan zitten. Zij keek mij aan en sprak met een taal die ik nooit eerder had gehoord. Het klonk niet alsof het van de Aarde was. Ik maakte een gebaar dat ik haar niet begreep en liep, mij wat oncomfortabel voelend, weg. Onverschrokken liep ik wat verder en sprak een man aan die mij op straat tegemoet liep en vroeg hem wat hij van dit winkelcentrum vond. Hij sprak ook met diezelfde vreemde taal die de vrouw had gesproken.

Dat zette een domper op een anders zo uitgelaten ochtend. Niet in staat te zijn om met andere mensen te praten maakte dat ik mij niet lekker en een buitenstaander voelde. Ik was de vreemdeling in een Buitenaardse omgeving. Om in staat te zijn om mijn ervaring met andere mensen te delen zou de slagroom op de cake zijn geweest, maar dat lukte niet en ik beklaagde mij bij Milton.
“Milton, wat is er loos? Zijn er hier geen mensen die dezelfde taal spreken als ik?”
“Natuurlijk zijn die er. De twee personen met wie je sprak zijn mensen en zij spreken perfect Engels.”
“Maar ze spraken geen Engels. Ze spraken een hele vreemde taal die Buitenaards klonk. Het had een schrille metalen toon in zich, wat geen normaal menselijk spraakpatroon is en wat ik nooit eerder heb gehoord.”
“Oh, dat heb ik je vergeten te zeggen, het spreken met andere mensen is niet toegestaan. Wij willen niet dat iedereen zijn verhalen en ervaringen deelt met anderen. Buitenaardse wezens bestaan in de gedachte van de overgrote meerderheid van de mensheid niet en wij verkiezen dat zo te houden.”
“Waarom verkiezen jij en jouw trawanten dat zo te houden, Milton?”
“Voor al de gebruikelijke dingen: zoals de voortijdige instorting van de godsdienstige instellingen, het verlies van het vertrouwen in het vermogen van de regering om de mensen te beschermen en een meltdown van de financiële markten over heel de wereld. Naties zouden destabiliseren met als gevolg het ontstaan van anarchie. Het zou één grote chaos worden en dan wij zouden die troep moeten opruimen.”
“Denk je dan niet dat ik dit tamelijk goed opneem? Dus waarom zouden de anderen er ook niet zo mee om kunnen gaan?”
“Jij bent al voor een lange tijd in het programma geweest en daardoor al enigszins aan ons gewend geraakt. Ook al herinner jij je slechts een fractie van je eerdere ontmoetingen met ons omdat wij de meeste blokkeerden, toch zijn die wisselwerkingen met ons nog steeds een onderdeel van je onderbewustzijn. Vandaag gaan wij meer van jouw samenwerking met ons uit het verleden vrijmaken en gaan wij je nieuwe informatie geven die naar jouw geest wordt overgestuurd.”
“Hoeveel mensen op de Aarde bevinden zich in dezelfde situatie zoals ik, Milton?”
“Wij houden er niet van om die gegevens vrij te geven, Michael.”

“Hoe lang hebben jullie mensen, moet ik jullie ‘mensen’ noemen? Hoe lang zijn jullie ‘mensen’ al op de Aarde?”
“Wij zijn geen mensen, zoals ik je al eerder vertelde. Wij planten ons niet voort zoals mensen en andere overeenkomende entiteiten in deze Melkweg. Het lijkt erop alsof we altijd al op de Aarde zijn geweest. En we zullen op de Aarde blijven tot het einde van het bestaan van het zonnestelsel, vele miljoenen jaren verder in de tijd.”
“Hoe oud ben jij Milton? En heb jij een thuisplaneet?”
“Op het niveau waarop ik ben, verouderen wij niet meer. Wij zijn pure energie die verschillende lichamen (machines) kunnen betrekken met als enig doel om met fysieke lichamen zoals jij om te kunnen gaan, Michael. Wij hebben geen thuisplaneet. Wij opereren op vele planeten en op vele dimensionale niveaus.”
“Ben jij een god?”
“Dat heb je al gevraagd. Nee, ik ben geen god. Ik heb een baan. Er zijn vele niveaus van wezens zoals ik. Ik zit qua niveau in het middengebied en werk mijzelf omhoog.”
“Dient deze constructie, dit bouwwerk of wat het dan ook is, een ander doel dan om iemand zoals ik zich enorm nietig te laten voelen in vergelijking met zijn ontzagwekkendheid?”
“Het functioneert ook als een groot Centraal Station. Je kunt vanuit deze plaats naar elk van de planeten en manen reizen waar wij voorposten hebben. Ben je er klaar voor om een rit naar één van die andere voorposten te maken, Michael?”
“Hel ja! Kan ik een fototoestel meenemen?”
“Jazeker! Haal er een bij de fotowinkel, de winkel waar je net voorbij ben gelopen”.

Ik ging terug naar de fotowinkel en liep naar binnen, keek in het rond en zag honderden fototoestellen en andere apparaten die mij vreemd voorkwamen. Sommige van de fototoestellen leken precies op degene die wij op de Aarde hebben. De bediende in de winkel kwam naar mij toe en vroeg of ik een speciale camera zocht.
“Welk fotografische apparaat, fototoestel of videocamera zou u aanraden voor mijn situatie? En gebruiken zij net zoals de fototoestellen op de Aarde geheugensticks?”
“Voor Aardbewoners zou ik die fototoestellen daar aanraden. Zij hebben geen geheugensticks of batterijen nodig. Neem zoveel foto’s of video's als je wil. Zij hebben een onbeperkte opslagcapaciteit.” “Dus de fototoestellen die wij krijgen, dat hangt af van waar wij vandaan komen? Waarom is dat?”
“Sommige mensen, entiteiten, kunnen hun foto’s en films houden en ze terug op hun thuisplaneet aan hun families, vrienden of partners laten zien. Anderen kunnen dat niet. De Aarde staat op de zwarte lijst. Je kunt foto's nemen, maar je kunt ze niet mee terugnemen naar de Aarde. Die foto's moeten in je kluis blijven”.
“Heb ik een kluis!”
“Milton zal je jouw kluis laten zien voordat je op reis gaat.”

De androïde overhandigde mij de compactcamera. Ik liep opgewonden over mijn kluis de winkel uit en vroeg mij af wat voor wonderen daar in opgeslagen zouden kunnen zijn. Nadat ik de winkel had verlaten besefte ik dat ik mij niet langer in het winkelcentrum bevond waar ik de fotowinkel was binnengegaan. Ik bevond mij in een totaal andere plek die gevuld was met rijen kluizen. Op de één of andere manier was ik daar ogenblikkelijk naar vervoerd.

DE HAL MET DE KLUIZEN

Ik stond helemaal verstomd over hoe ik, nadat ik uit de fotowinkel was gelopen, zo vlug in dat kluizen ‘stadion’ terecht was gekomen. Wat was er met dat platform en het winkelcentrum gebeurd? Ik bevond mij in een holle hal met kluisdeuren zo ver als het oog reikt. Dit ruimtecentrum is zonder twijfel reusachtig.
“Milton, heb jij mij naar een andere plek geteleporteerd toen ik de fotowinkel uitliep?”
“Zoiets als dat. Er waren twee deuren. Er was er een naast de deur die jij vanuit de straat binnenging. Terwijl jij de winkel uitliep, stuurde ik je door die andere deur. Het bracht je naar de kluishal waar je nu bent. Dacht jij dat ik je daar naartoe heb gestraald, Michael? Doe niet zo raar! Ik heb je alleen een paar voetstappen bespaard, hoewel. Nu, loop naar de deur die gloeit. Jouw naam staat erop en alleen jij kunt jouw kluis binnengaan.”

Ik liep naar de gloeiende deur die zo’n driehonderd meter verder was dan de plek waarvan ik uit de fotowinkel was gekomen. Ik stopte voor de deur. Zeker weten, mijn naam stond erop. Ik voelde mij zo speciaal. Ik merkte ook op dat ik de enige was in het gehele enorme kluizenstadion. Er waren werkelijk duizenden kluisdeuren die de muren vulden in iedere richting van die enorme hal.
“Ben ik de enige persoon hier, Milton?”
“Nee, er zijn verder in de hal ook nog anderen, te ver voor jou om ze te kunnen zien vanaf de plek waar jij bent. En er zijn op dit moment velen in hun kluizen.”
“In hun kluizen? Waarom zouden mensen in hun kluizen zijn, Milton? Kunnen zij wel uit hun kluizen komen? Jij gaat mij toch niet in een kluis opsluiten en mij daar laten zitten hè Milton, of wel?”
“En wat als ik dat zou doen? Denk jij dat jij ook maar enige controle hebt over wat ik met jou kan doen, Michael?”
“Ben ik voor jou slechts een muis, Milton? Ben ik alleen maar een stuk speelgoed om mee te spelen?”
“Heb je ooit een muis gevangen, Michael? Niet gemakkelijk hè! Muizen zijn snelle kleine beestjes en weten meestal weg te komen. Jij bent geen muis en je kunt hier niet weg komen.”
“Wat is er gebeurd met vrije wil en mensenrechten? Mijn rechten? Heb ik er niet een paar?”
“Jij liet die gerieflijke idealen en illusies achter op planeet Aarde, Michael.”
“Waarom verspil jij je tijd met iemand zoals ik die zo onbelangrijk is, Milton? Ik heb geen macht, geen rechten en vermoedelijk geen waarde?”
“Jij hebt waarde, enorme waarde, anders zou jij hier niet zijn. De meeste mensen op de Aarde hebben waarde. Macht en rechten zijn menselijke illusies en werkelijk niemand op de Aarde heeft ze. Welnu, stop met tijdrekken en ga je kluis in, Michael.”

De deur stopte met gloeien en ging open. Ik ging naar binnen en de deur sloot zich achter mij. De kluis was geen kluis, maar een kamer van ongeveer vier bij vijf meter, heel groot voor een kluis. Mijn idee van een kluis was een schoolkluis. Dit was als een opslagruimte. In het midden van de kamer stond een metalen tafel. Op de tafel stonden een dozijn houten dozen van verschillende afmetingen, ieder van hen kleiner dan een schoenendoos en over de tafel verdeeld. De dozen leken op degenen die ik had gemaakt tijdens timmerles op de basisschool, niet zo bijzonder, maar zij hadden een sentimentele waarde en waren herinneringen van vroeger.

Ik liep naar de tafel en opende één van de dozen. De doos had een assortiment van stukjes rots en vreemde voorwerpen die leken op de dingen die een kind zou verzamelen. Er zaten ook foto’s in de doos, foto’s van een planeet die waren genomen vanaf één van zijn manen door een jonge jongen (ik) vele jaren geleden.
“Ik herinner mij het verzamelen van deze dingen toen ik ongeveer tien jaar oud was, Milton. Ik wist op dat moment de naam van de planeet niet, maar ik herken het nu van de foto’s als Uranus. Vanaf welke maan heb ik deze foto’s genomen, Milton?”
“De maan wordt op de Aarde Miranda genoemd. Wij hebben basissen op alle manen van Uranus en jij hebt er een paar van bezocht. Die stukken rots en dingen in jouw dozen zijn afkomstig van verschillende manen in een baan rond Uranus en sommige andere planeten. Zou jij het wat vinden om nu Uranus te gaan bezoeken?”
“We gaan het hier toch niet hebben over een anale sonde, hè Milton?”
“Voordat wij de ruimtesprong gaan maken is het beter om niets in je maag en darmsysteem te hebben, dus ja. Maar dat heeft niets met de planeet te maken. Jullie mensen hebben het die naam gegeven. De sonde is pijnloos, en indien je dat wenst kan die herinnering in je geheugen geblokkeerd worden.”
“Blokkeer het dan alstublieft maar in mijn geheugen, Milton.”

Realiteit is slechts een illusie, zij het een heel hardnekkige.
Albert Einstein

 

Hoofdstuk 6

DE RUIMTEPOORT URANUS

Ik bevond mij onmiddellijk in een ander deel van het ruimtestation, weg van mijn kluis. Milton blokkeerde wat hij of zijn assistenten dan ook gedaan hadden om mij voor mijn reis naar Uranus voor te bereiden. Ik was teleurgesteld omdat ik voordat wij vertrokken graag nog wat in een aantal andere dozen had willen kijken, maar daar kreeg ik de kans niet voor. Er was geen mogelijkheid om te weten wanneer, indien ooit, ik nog een andere gelegenheid zou krijgen om die dozen te onderzoeken. Het idee dat de dozen dingen van andere werelden bevatten kwelde mij met nieuwsgierigheid. Het openen van die ene doos maakte veel herinneringen van mijn jeugd los en hoe ik tijdens mijn vroege jaren bij het ruimteprogramma was betrokken. Ik kreeg er meer vragen door die Milton niet graag leek te willen beantwoorden. Toen ik de doos had dichtgedaan, bleef alleen de relevante informatie die ik gedurende die dag nodig had mij bij. De rest smolt weg. Ik kon alleen maar fantaseren over wat de herinneringen waren die in die andere dozen waren opgeborgen.

Ik was terug in de hoofdgalerij van het fantastische bouwwerk met alle winkels, maar vermoedelijk aan één van de andere kanten. De prachtige Zon bleef prominent in zicht en het aanzicht daarvan boezemde nog steeds ontzag in mijn ziel. Eén blik in de zon en mijn ziel werd gevuld met een onbeschrijflijke vreugde. Er is zeker veel meer aan de hand met de Zon dan wij mensen begrijpen, maar dat mysterie bleef verborgen in Milton’s zak van gecompliceerde kennis en hij heeft mij niet verteld wat die magie was. Milton heeft beloofd om een aantal aanwijzingen over de Zon en zijn bovennatuurlijke mogelijkheden vrij te geven tijdens een toekomstig bezoek.

Grote groepen mensen stelden zich in rijen op, richting de voorzijde van het glazen deel dat naar de Zon was gekeerd. Er waren veel toegangspoorten naar de verschillende planeten en andere geheimzinnige bestemmingen. Voor iedere toegangspoort stonden lange rijen, wat aan het hele gebeuren nieuwsgierigheid en opwinding toevoegde. Milton zei tegen mij om aan te sluiten bij de eerste rij die ik tegenkwam. Grote schepen koppelden zich aan het glas van het bouwwerk en mensen stroomde bij ze naar binnen, zoals een spoor van mieren van een kilometer lang. Niemand droeg bagage, handtassen of rugzakken bij zich. Ieder persoon had enkel de kledij die hij/zij droeg. Honderden reusachtige schepen waren in een klein gedeelte van de oneindige glasstructuur samengedromd. Vanwaar ik stond, leken de schepen op korte draden dikke spaghetti aangehecht aan de buitenkant van het glas, zoals stoppels. De slangachtige rijen van mensen bewogen zich snel over reusachtige platformen, die bruggen vormden om de grote open ruimte van het atrium te overspannen zoals de aftakkingen van een rivierdelta, en ze verdwenen in de ingangen van de gigantische schepen Het uitzicht tijdens het lopen naar de schepen ontlokte het volledige spectrum van menselijke emoties.

Ik zag dat veel mensen in mijn rij de tranen uit hun ogen veegden terwijl zij vol bewondering naar het ongelofelijke panorama keken dat voor ons lag. Ik was net zo gefascineerd en gevuld met overweldigende emotie. Er verschenen tranen van vreugde die het uitzicht op die kosmische pracht dat voor ons lag vervaagden. Sommige mensen stapten uit de rij en gingen op hun knieën zitten alsof zij aan het bidden waren. Misschien werd het sommigen gewoon te veel en pauzeerden ze een moment. Iedereen leek alleen te reizen, zonder familie of vrienden om de ervaring te delen. Ik wenste dat ik mijn familie bij mij had op deze zielgroeiende reis. Geen jonge kinderen of iemand onder de leeftijd van achttien jaar bevond zich in mijn rij, maar ik zag dat er kinderen waren in een aantal van de andere rijen. Het leek of de verhouding van vrouwen en mannen gelijk was. Sommige mensen waren heel oud, misschien wel in de negentig, maar zij leken allemaal in goede gezondheid te verkeren. Iedereen in mijn rij kon lopen zonder apparaten en hulp van anderen.

“Milton, het ziet er naar uit dat jij bij mij bent ongeacht waar ik ben? Maar ga jij met deze reis ook mee? En zo niet, zullen wij dan met elkaar blijven communiceren zoals wij nu zijn?”
“Ik ga niet mee met de Uranus reis. Ik zal in de omgeving van Saturnus zijn. Niettemin zullen jij en ik voor het grootste deel met elkaar in contact blijven zoals wij dat nu zijn. Afstand heeft geen invloed op de hersengolven die ik zal gebruiken om met jou in contact te blijven.”

Het schip groeide uit van een dunne stoppel die ik kon zien toen ik voor het eerst in de rij kwam, tot een cilindrische monstruositeit naarmate ik steeds dichter bij de ingang kwam. Het ding was een tanker van meer dan honderd verdiepingen hoog en tweemaal zoals lang. Het was donkergrijs zwart en bijna onzichtbaar in de donkere ruimte. Met de zon als achtergrond had het schip een dreigende en overweldigende mysterieuze aanwezigheid. De container was intimiderend en aanlokkelijk, allemaal samengevoegd tot één vreemd verbijsterende sensatie. Er bevonden zich nog veel grotere voertuigen langs de glasstructuur die werkelijk degene die ik zou binnengaan tot een dwerg maakte. Ik kon slechts fantaseren over wat voor wonderbaarlijke bestemmingen diegene konden verwachtten die zulke gigantische schepen binnengingen. Milton becommentarieerde alleen de dingen die mij aangingen, zodat ik enkel over anderen en hun bestemmingen zou kunnen speculeren.

We gingen het cilindervormige schip binnen in het midden van zijn pannenkoekachtige platte voorzijde. Het schip zat aan de glasstructuur bevestigd zoals een zuigvis aan de binnenkant van een aquarium. Als je precies voor de cilinder staat, zie je alleen een grote zwarte schijf zonder merktekens erop. Het platform dat naar de ingang leidde was doorzichtig en perfect gecentreerd met de ingang van de cilinder. Het ontwerp van het platform bood een volledig uitzicht op het aangezicht van de cilinder, zodat zijn gehele oppervlakte van de boven tot de onderkant zichtbaar was. De rij van mensen bewoog zich vlug de schijf in van de cilinder. Eenmaal binnen liep ik naar wat leek op een reusachtige, roterende honingraat. Het hele schip bevatte kleine eenpersoons compartimenten over de gehele lengte van het schip. Vele rijen van compartimenten waren boven elkaar gestapeld zoals de rekken in een bakkerijoven.

De binnenkant van het cilindervormige schip roteerde langzaam zonder tot stilstand te komen. Het roteren leek op een reuzenrad met honderden plaatsen op elk niveau. Ik stapte in één van de compartimenten. Dat mij er in opsluitend meteen dichtging. Ik was totaal niet ongerust over het feit dat ik mij in een vreemde cocon bevond die op het punt stond om te worden weggeschoten naar de rand van ons zonnestelsel, bijna zo’n twee miljard kilometers verder. Wat was daar verkeerd aan vroeg ik mijzelf af. Ik was altijd claustrofobisch geweest, of dat dacht ik, maar die bekrompen kleine ruimte hinderde mij niet. Misschien heeft Milton mij verdoofd toen ik voor de reis werd voorbereid. Ik voelde mij echter niet verdoofd. Ik had niet de geringste voorstelling van wat mij tijdens die reis te wachten stond. Ik zou voor zover ik het wist net zo goed in een actieve vulkaan kunnen springen. Wat ik zou doen als ik bij die bevroren gasreus van een planeet zou komen ging mijn bevattingsvermogen voorbij. Het kon mij niet schelen. Ik wilde gaan en voelde mij gezegend dat ik die gelegenheid had.

Milton nam niet de moeite om mij details over die reis te geven. Milton heeft niet gezegd hoe lang de reis zou duren of waarom ik op de eerste plaats naar zo'n verre planeet ging. Hij legde mij ook niet uit waarom die andere mensen daar heen gingen. Ik stelde al die vragen aan Milton, maar hij reageerde niet. Ik keek naar mijn horloge en merkte op dat ik mij ongeveer drie uren in dit idiote en wonderlijke avontuur bevond en geen idee had wanneer het zou eindigen, niet dat ik wilde dat het zou eindigen.

Ik kon rechtop staan in het compartiment, maar niet voor lang. Er rees een metalen platform uit de vloer tot ongeveer 60 centimeter en stopte. Omdat het via de vloer omhoog kwam, werd ik gedwongen op het platform te gaan zitten. Op dat moment hoorde ik Milton, hij zei mij te gaan liggen en mij niet druk te maken over wat er ging gebeuren. “Het is pijnloos en veilig, zei hij”.
“Kan jij mij zien, Milton?”
“Ja, ik volg jouw gedachten en wat je kunt zien. Ik zie wat jouw ogen zien en wat jouw geest denkt of waarneemt van zijn omgeving.”

De lucht werd uit mijn compartiment gezogen, die toen weer snel gevuld werd met een gel-achtige substantie. Terwijl de gel het compartiment vulde verloor ik het bewustzijn. Maar toch bleef ik in een staat van een zwevend onverklaarbaar bewustzijn. Mijn bewustzijn was niet in het compartiment of in mijn hoofd. Ik kon het compartiment en mijn lichaam zien alsof ik aan de buitenkant ervan zweefde en erboven. Op de één of andere manier was ik van mijn lichaam gescheiden.


Wordt vervolgd

TERUG NAAR ARTIKEL