EEN DAG MET EEN BUITENAARDS WEZEN Auteur: Lou Baldin Vertaling: Hans Jochems (Ik heb Mr. Baldins persoonlijke toestemming om het te vertalen en op Ufowijzer te publiceren. Hiervoor ben ik hem zeer dankbaar. Hans Jochems.) DEEL 7 Inleiding
Ik was in een staat van bewustzijn dat grensde aan het bovennatuurlijke. Alles aangaande mijn waarnemingen van de dingen om mij heen was uitzonderlijk helder. Alles wat ik ervoer overtrof mijn wildste dromen en fantasieën. Mijn begrip van leven in het heelal veranderde dramatisch. Ik cultiveerde onbewust hogere verwachtingen bij elke nieuwe ervaring en wat daardoor uiteindelijk kon uitlopen op een mogelijke ontgoocheling. Maar dat zou niets uitmaken omdat het leven op Aarde in vergelijking na dit alles heel saai zou zijn! Ik keek op het horloge en merkte op dat er slechts twee uren voorbij waren gegaan sinds het begin van mijn avontuur die ochtend. Ik was verbijsterd. Ik was er van overtuigd dat er door al de dingen die ik had meegemaakt meer tijd voorbij was gegaan, gebeurtenissen die individueel gemakkelijk een heel leven zouden kunnen verrijken. Dat was zeker waar als je ze vergelijkt met het lauwe bestaan dat het merendeel van mensen zoals wij tijdens ons hele leven op de Aarde moeten ondergaan. Ik heb mij dat toen niet gerealiseerd, maar mijn obsessie met tijd was één van de weinige, vervelende ervaringen die ik tijdens die fantastische reis had. Tijd is alles op Aarde. Wij laten onze levens door onze klokken bepalen. Door bij Milton te zijn, was tijd niet relevant, alsof het helemaal niet bestond. Dat was een heel bevrijdend denkbeeld waartoe ik helaas niet in staat was om te begrijpen en er, door mijn op tijd gebaseerde denken, van te genieten. Natuurlijk zou ik tijd niet kunnen vermijden. Ik had een leven en familie terug op de Aarde en tijd was in onze levens zeker belangrijk. Ik liep verder het winkelcentrum in met een grote glimlach op mijn gezicht. Tijd leek op mijn hand te zijn, ook al was ik er nooit zeker van hoe laat het was. Zelfs niet met mijn nieuwe horloge, want hoe zou ik kunnen weten of het mij de juiste tijd liet zien? Ik bevond mij in een fantastische Buitenaardse voorpost en het zou zeker niet beter kunnen worden dan dat, ongeacht welke tijd het was! De Zon scheen volop zoals het voor miljarden jaren had gedaan en deed dat hier zonder een wolkendek om zich erachter te kunnen verbergen. Mensen liepen heen en weer op de straten en in de winkels, maar ik aarzelde om te stoppen en met hen te praten. Het leek erop alsof zij hetzelfde hadden omdat iedereen mij passeerde zonder een woord te zeggen. Het hielp niet echt dat ik niet wist of de anderen van de Aarde kwamen en dezelfde gemeenschappelijke taal deelden. Ik besloot om het ondanks dat toch maar te proberen en zocht naar een gelegenheid om het ijs met iemand te breken. Ik liep naar een fontein waar omheen zich zitplaatsen bevonden. Er zat op één van de banken een vrouw die een boek las. Ik liep naar haar toe en vroeg of ik naast haar op de bank kon gaan zitten. Zij keek mij aan en sprak met een taal die ik nooit eerder had gehoord. Het klonk niet alsof het van de Aarde was. Ik maakte een gebaar dat ik haar niet begreep en liep, mij wat oncomfortabel voelend, weg. Onverschrokken liep ik wat verder en sprak een man aan die mij op straat tegemoet liep en vroeg hem wat hij van dit winkelcentrum vond. Hij sprak ook met diezelfde vreemde taal die de vrouw had gesproken. Dat zette een domper op een anders zo
uitgelaten ochtend. Niet in staat te zijn om met andere mensen te praten
maakte dat ik mij niet lekker en een buitenstaander voelde. Ik was de
vreemdeling in een Buitenaardse omgeving. Om in staat te zijn om mijn
ervaring met andere mensen te delen zou de slagroom op de cake zijn
geweest, maar dat lukte niet en ik beklaagde mij bij Milton. “Hoe lang hebben jullie mensen,
moet ik jullie ‘mensen’ noemen? Hoe lang zijn jullie ‘mensen’
al op de Aarde?” De androïde overhandigde mij de compactcamera. Ik liep opgewonden over mijn kluis de winkel uit en vroeg mij af wat voor wonderen daar in opgeslagen zouden kunnen zijn. Nadat ik de winkel had verlaten besefte ik dat ik mij niet langer in het winkelcentrum bevond waar ik de fotowinkel was binnengegaan. Ik bevond mij in een totaal andere plek die gevuld was met rijen kluizen. Op de één of andere manier was ik daar ogenblikkelijk naar vervoerd. DE HAL MET DE KLUIZEN Ik stond helemaal verstomd over hoe
ik, nadat ik uit de fotowinkel was gelopen, zo vlug in dat kluizen ‘stadion’
terecht was gekomen. Wat was er met dat platform en het winkelcentrum
gebeurd? Ik bevond mij in een holle hal met kluisdeuren zo ver als het
oog reikt. Dit ruimtecentrum is zonder twijfel reusachtig. Ik liep naar de gloeiende deur die zo’n
driehonderd meter verder was dan de plek waarvan ik uit de fotowinkel
was gekomen. Ik stopte voor de deur. Zeker weten, mijn naam stond erop.
Ik voelde mij zo speciaal. Ik merkte ook op dat ik de enige was in het
gehele enorme kluizenstadion. Er waren werkelijk duizenden kluisdeuren
die de muren vulden in iedere richting van die enorme hal. De deur stopte met gloeien en ging open. Ik ging naar binnen en de deur sloot zich achter mij. De kluis was geen kluis, maar een kamer van ongeveer vier bij vijf meter, heel groot voor een kluis. Mijn idee van een kluis was een schoolkluis. Dit was als een opslagruimte. In het midden van de kamer stond een metalen tafel. Op de tafel stonden een dozijn houten dozen van verschillende afmetingen, ieder van hen kleiner dan een schoenendoos en over de tafel verdeeld. De dozen leken op degenen die ik had gemaakt tijdens timmerles op de basisschool, niet zo bijzonder, maar zij hadden een sentimentele waarde en waren herinneringen van vroeger. Ik liep naar de tafel en opende één
van de dozen. De doos had een assortiment van stukjes rots en vreemde
voorwerpen die leken op de dingen die een kind zou verzamelen. Er zaten
ook foto’s in de doos, foto’s van een planeet die waren
genomen vanaf één van zijn manen door een jonge jongen
(ik) vele jaren geleden. Realiteit
is slechts een illusie, zij het een heel hardnekkige.
Hoofdstuk 6 DE RUIMTEPOORT URANUS Ik bevond mij onmiddellijk in een ander deel van het ruimtestation, weg van mijn kluis. Milton blokkeerde wat hij of zijn assistenten dan ook gedaan hadden om mij voor mijn reis naar Uranus voor te bereiden. Ik was teleurgesteld omdat ik voordat wij vertrokken graag nog wat in een aantal andere dozen had willen kijken, maar daar kreeg ik de kans niet voor. Er was geen mogelijkheid om te weten wanneer, indien ooit, ik nog een andere gelegenheid zou krijgen om die dozen te onderzoeken. Het idee dat de dozen dingen van andere werelden bevatten kwelde mij met nieuwsgierigheid. Het openen van die ene doos maakte veel herinneringen van mijn jeugd los en hoe ik tijdens mijn vroege jaren bij het ruimteprogramma was betrokken. Ik kreeg er meer vragen door die Milton niet graag leek te willen beantwoorden. Toen ik de doos had dichtgedaan, bleef alleen de relevante informatie die ik gedurende die dag nodig had mij bij. De rest smolt weg. Ik kon alleen maar fantaseren over wat de herinneringen waren die in die andere dozen waren opgeborgen. Ik was terug in de hoofdgalerij van het fantastische bouwwerk met alle winkels, maar vermoedelijk aan één van de andere kanten. De prachtige Zon bleef prominent in zicht en het aanzicht daarvan boezemde nog steeds ontzag in mijn ziel. Eén blik in de zon en mijn ziel werd gevuld met een onbeschrijflijke vreugde. Er is zeker veel meer aan de hand met de Zon dan wij mensen begrijpen, maar dat mysterie bleef verborgen in Milton’s zak van gecompliceerde kennis en hij heeft mij niet verteld wat die magie was. Milton heeft beloofd om een aantal aanwijzingen over de Zon en zijn bovennatuurlijke mogelijkheden vrij te geven tijdens een toekomstig bezoek. Grote groepen mensen stelden zich in rijen op, richting de voorzijde van het glazen deel dat naar de Zon was gekeerd. Er waren veel toegangspoorten naar de verschillende planeten en andere geheimzinnige bestemmingen. Voor iedere toegangspoort stonden lange rijen, wat aan het hele gebeuren nieuwsgierigheid en opwinding toevoegde. Milton zei tegen mij om aan te sluiten bij de eerste rij die ik tegenkwam. Grote schepen koppelden zich aan het glas van het bouwwerk en mensen stroomde bij ze naar binnen, zoals een spoor van mieren van een kilometer lang. Niemand droeg bagage, handtassen of rugzakken bij zich. Ieder persoon had enkel de kledij die hij/zij droeg. Honderden reusachtige schepen waren in een klein gedeelte van de oneindige glasstructuur samengedromd. Vanwaar ik stond, leken de schepen op korte draden dikke spaghetti aangehecht aan de buitenkant van het glas, zoals stoppels. De slangachtige rijen van mensen bewogen zich snel over reusachtige platformen, die bruggen vormden om de grote open ruimte van het atrium te overspannen zoals de aftakkingen van een rivierdelta, en ze verdwenen in de ingangen van de gigantische schepen Het uitzicht tijdens het lopen naar de schepen ontlokte het volledige spectrum van menselijke emoties. Ik zag dat veel mensen in mijn rij de tranen uit hun ogen veegden terwijl zij vol bewondering naar het ongelofelijke panorama keken dat voor ons lag. Ik was net zo gefascineerd en gevuld met overweldigende emotie. Er verschenen tranen van vreugde die het uitzicht op die kosmische pracht dat voor ons lag vervaagden. Sommige mensen stapten uit de rij en gingen op hun knieën zitten alsof zij aan het bidden waren. Misschien werd het sommigen gewoon te veel en pauzeerden ze een moment. Iedereen leek alleen te reizen, zonder familie of vrienden om de ervaring te delen. Ik wenste dat ik mijn familie bij mij had op deze zielgroeiende reis. Geen jonge kinderen of iemand onder de leeftijd van achttien jaar bevond zich in mijn rij, maar ik zag dat er kinderen waren in een aantal van de andere rijen. Het leek of de verhouding van vrouwen en mannen gelijk was. Sommige mensen waren heel oud, misschien wel in de negentig, maar zij leken allemaal in goede gezondheid te verkeren. Iedereen in mijn rij kon lopen zonder apparaten en hulp van anderen. “Milton, het ziet er naar uit
dat jij bij mij bent ongeacht waar ik ben? Maar ga jij met deze reis
ook mee? En zo niet, zullen wij dan met elkaar blijven communiceren
zoals wij nu zijn?” Het schip groeide uit van een dunne stoppel die ik kon zien toen ik voor het eerst in de rij kwam, tot een cilindrische monstruositeit naarmate ik steeds dichter bij de ingang kwam. Het ding was een tanker van meer dan honderd verdiepingen hoog en tweemaal zoals lang. Het was donkergrijs zwart en bijna onzichtbaar in de donkere ruimte. Met de zon als achtergrond had het schip een dreigende en overweldigende mysterieuze aanwezigheid. De container was intimiderend en aanlokkelijk, allemaal samengevoegd tot één vreemd verbijsterende sensatie. Er bevonden zich nog veel grotere voertuigen langs de glasstructuur die werkelijk degene die ik zou binnengaan tot een dwerg maakte. Ik kon slechts fantaseren over wat voor wonderbaarlijke bestemmingen diegene konden verwachtten die zulke gigantische schepen binnengingen. Milton becommentarieerde alleen de dingen die mij aangingen, zodat ik enkel over anderen en hun bestemmingen zou kunnen speculeren. We gingen het cilindervormige schip binnen in het midden van zijn pannenkoekachtige platte voorzijde. Het schip zat aan de glasstructuur bevestigd zoals een zuigvis aan de binnenkant van een aquarium. Als je precies voor de cilinder staat, zie je alleen een grote zwarte schijf zonder merktekens erop. Het platform dat naar de ingang leidde was doorzichtig en perfect gecentreerd met de ingang van de cilinder. Het ontwerp van het platform bood een volledig uitzicht op het aangezicht van de cilinder, zodat zijn gehele oppervlakte van de boven tot de onderkant zichtbaar was. De rij van mensen bewoog zich vlug de schijf in van de cilinder. Eenmaal binnen liep ik naar wat leek op een reusachtige, roterende honingraat. Het hele schip bevatte kleine eenpersoons compartimenten over de gehele lengte van het schip. Vele rijen van compartimenten waren boven elkaar gestapeld zoals de rekken in een bakkerijoven. De binnenkant van het cilindervormige schip roteerde langzaam zonder tot stilstand te komen. Het roteren leek op een reuzenrad met honderden plaatsen op elk niveau. Ik stapte in één van de compartimenten. Dat mij er in opsluitend meteen dichtging. Ik was totaal niet ongerust over het feit dat ik mij in een vreemde cocon bevond die op het punt stond om te worden weggeschoten naar de rand van ons zonnestelsel, bijna zo’n twee miljard kilometers verder. Wat was daar verkeerd aan vroeg ik mijzelf af. Ik was altijd claustrofobisch geweest, of dat dacht ik, maar die bekrompen kleine ruimte hinderde mij niet. Misschien heeft Milton mij verdoofd toen ik voor de reis werd voorbereid. Ik voelde mij echter niet verdoofd. Ik had niet de geringste voorstelling van wat mij tijdens die reis te wachten stond. Ik zou voor zover ik het wist net zo goed in een actieve vulkaan kunnen springen. Wat ik zou doen als ik bij die bevroren gasreus van een planeet zou komen ging mijn bevattingsvermogen voorbij. Het kon mij niet schelen. Ik wilde gaan en voelde mij gezegend dat ik die gelegenheid had. Milton nam niet de moeite om mij details over die reis te geven. Milton heeft niet gezegd hoe lang de reis zou duren of waarom ik op de eerste plaats naar zo'n verre planeet ging. Hij legde mij ook niet uit waarom die andere mensen daar heen gingen. Ik stelde al die vragen aan Milton, maar hij reageerde niet. Ik keek naar mijn horloge en merkte op dat ik mij ongeveer drie uren in dit idiote en wonderlijke avontuur bevond en geen idee had wanneer het zou eindigen, niet dat ik wilde dat het zou eindigen. Ik kon rechtop staan in het compartiment,
maar niet voor lang. Er rees een metalen platform uit de vloer tot ongeveer
60 centimeter en stopte. Omdat het via de vloer omhoog kwam, werd ik
gedwongen op het platform te gaan zitten. Op dat moment hoorde ik Milton,
hij zei mij te gaan liggen en mij niet druk te maken over wat er ging
gebeuren. “Het is pijnloos en veilig, zei hij”. De lucht werd uit mijn compartiment gezogen, die toen weer snel gevuld werd met een gel-achtige substantie. Terwijl de gel het compartiment vulde verloor ik het bewustzijn. Maar toch bleef ik in een staat van een zwevend onverklaarbaar bewustzijn. Mijn bewustzijn was niet in het compartiment of in mijn hoofd. Ik kon het compartiment en mijn lichaam zien alsof ik aan de buitenkant ervan zweefde en erboven. Op de één of andere manier was ik van mijn lichaam gescheiden. |