TERUG NAAR ARTIKEL

EEN VERHAAL VAN 3 “PLANETOÏDEN”
(oftewel een kort verslag van het symposium “Blik op Oneindig”)

Door: Kees Deckers

Maart 2011


Drie sprekers luisterden zaterdag 26 maart jongstleden met een voordracht de 65ste verjaardag op van de Vereniging Gemma Frisius, de Frieslandse Afdeling van de Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Weer- en Sterrenkunde. Die verjaardag werd gevierd in het Eden Oranjehotel te Leeuwarden, met het jubileumsymposium “Blik op Oneindig”. Dit feestelijk gebeuren trok rond de 100 verjaardagsgasten, die door de sprekers regelmatig tot ver buiten ons sterrenstelsel werden meegevoerd.

Naar alledrie de sprekers, Dhr. Henk Nieuwenhuis (amateur-astronoom en conservator van het Eise Eisinga planetarium te Franeker), Prof. Dr. Gerard ‘t Hooft (Theoretisch natuurkundige en ondermeer Nobelprijswinnaar voor de Natuurkunde in 1999) en Govert Schilling (wetenschapsjournalist en schrijver op het gebied van de sterrenkunde) is, op grond van hun werk, een planetoïde vernoemd. Dat deze eer een verdiende is, bleek wel uit de met veel kwinkslagen en humor rap van de tong glijdende en toch zeer heldere en gemakkelijk te volgen verhalen, die zij hun luisteraars aanboden.

Ook de naamgever van de vereniging , Gemma Frisius, zelf is trouwens vereerd met een planetoïde, te weten: (11433) Gemmafrisius. Deze Friese geograaf, wiskundige en arts leefde van 1508 tot 1555 en heeft onder andere in 1530 een werk over de grondbeginselen van de astronomie en de kosmografie gepubliceerd, getiteld 'De principiis astronomiae et cosmographiae'.

Om hun verhaal te illustreren maakten alledrie de sprekers gebruik van computer-presentaties. Daarvoor werd steeds een deel van het licht in de zaal van het Eden Oranjehotel tijdelijk gedimd. Dat riep het beeld op alsof de aanwezigen rond een kampvuur gezeten waren en onder een nachtelijke hemel, vol met de prikkelende pracht van het licht van myriaden sterren, luisterden naar spannende verhalen over de Aarde en de Kosmos.


En spannend en boeiend waren de verhalen zeker.

Henk Nieuwenhuis (planetoïde: (7541) Nieuwenhuis)
Dhr. Nieuwenhuis, wiens planetoïde zich bevindt zich tussen de banen van Mars en Jupiter en in 4,4 jaar om de zon draait, beet de spits af met zijn voordracht: “Eise Eisinga, wetenschapper van zijn tijd”. Hij gaf met veel humor een boeiend relaas over het leven en werk van Eise Eisinga, die tussen 1774 en 1781, het zonnestelsel op zeer nauwkeurige wijze nabouwde. Dat deed de van beroep wolkammer zijnde Fries in de woonkamer van zijn huis. Het staat bekend als het oudste, nog altijd werkende planetarium ter wereld. Zijn reden voor de bouw, was een voorspelling dat de wereld zou vergaan. De oorzaak daarvan zou een bijzondere samenstand van vier planeten, Mercurius, Venus, Mars en Jupiter en onze maan zijn, die plaatsvond op 8 mei 1774.

Deze voorspelling werd enkele maanden voor het gebeuren in een boekje opgetekend door een “liefhebber der waarheid”. Die liefhebber was ene Eelco Alta, indertijd dominee van het Friese Bozum. Hij beweerde in dat boekje dat op die 8ste meidag de planeten op elkaar zouden botsen en dat zij als gevolg daarvan de Aarde uit haar baan zouden duwen. De Aarde zou in een poel des vuurs ten ondergaan.

De paniek, die dit onder de goegemeente veroorzaakte, deed Eise Eisinga besluiten om aan te tonen dat dit soort verhalen onzin zijn. Dat deed hij met de bouw van zijn planetarium. Een raderwerk van hout en spijkers, waarop nu nog alle samenstanden van planeten gezien kunnen worden en ook zelfs elke zons- en maansverduistering.


Een deel van het planetarium van Eise Eisinga
Internetreferentie (29-03-11):
http://www.planetarium-friesland.nl

Zoals dat van de meeste mensen, ging ook het leven van Eise niet alleen over rozen. Zo heeft hij door politieke gebeurens Friesland moeten ontvluchten en werd hij later voor zijn aandeel daarin veroordeeld tot vijf jaar verbanning uit Friesland. Momenteel is het zelfs niet rooskleurig gesteld met zijn graf, zo vertelde Dhr. Nieuwenhuis. Dit blijkt ook uit dit berichtje van FranekerActueel.nl van een jaar geleden:
http://www.franekeractueel.nl/nieuws/?p=3631

Om de kosten hiervoor op te brengen, werd de aanwezigen daarom gevraagd om een kleine donatie te doen voor het herstel. Een extra ingelaste veiling van een Utrechtse meteoriet aan het einde van het symposium leverde in ieder geval al 60 Euro op.


Professor Dr. Gerard ‘t Hooft (planetoïde: (9491) Thooft)
Vooraf aan zijn voordracht: “Science fiction versus echte natuurkunde” legde Dhr. ‘t Hooft kort uit hoe de planetoïde aan zijn wat merkwaardige naam “Thooft” is gekomen. In de naamgeving van planetoïden is de apostrophe niet toegestaan. Door het wegvallen daarvan is de “t” daarna direct tegen “Hooft” aangeplakt, de spatie verdween. En dat heeft tenslotte geleid tot de uiteindelijke spelling “Thooft” met een kleine letter “h” en een hoofdletter “T”. Omdat apostrophes niet in de naamgeving van planetoïden mogen voorkomen, staat in de grondwet, die Dhr. ‘t Hooft voor de planetoïde “Thooft” heeft geschreven, dat bezoekers geen toetsenborden met een apostrophe-toets mogen meenemen. Bezoekers, met een apostrophe in hun naam, mogen deze tijdens hun bezoek aan de planetoïde, niet gebruiken. Hun naam wordt gedurende die tijd zonder dit teken gespeld en geschreven.

Voor de gehele grondwet van planetoïde Thooft, zie:
http://www.staff.science.uu.nl/~hooft101/constitution.html

In de voordracht “Science fiction versus echte natuurkunde” legde Dhr. ‘t Hooft uit dat hij als lezer van science fiction-verhalen twee conclusies heeft getrokken. De eerste is dat de schrijvers ervan veel te ver gaan in hun ideeën, over mogelijke kolonisatie van de ruimte door mensen. De tweede is dat science fiction-schrijvers lang niet ver genoeg gaan, in hun verhalen over de toekomstige mogelijkheden van computers en robots.

Het is zijn mening dat het veel waarschijnlijker is dat computers en robots voor ons, mensen, de ruimte zullen gaan koloniseren. De mogelijkheden tot verfijning en verkleining op deze gebieden zijn nog niet eens op de helft van wat mogelijk is. Of, zoals Richard Feynman, een Amerikaans natuurkundige het zei, in een beroemd geworden lezing van 1959: “There is plenty of room at the bottom”. Dhr. ‘t Hooft denkt hierbij niet direct aan quantum-computers, maar aan de mogelijkheden van computer- en robottechnologieën die op de schaal van atomen gebouwd kunnen worden en kunnen werken. Op dat niveau, het gebied van de nanotechnologie, alleen al is figuurlijk en letterlijk nog gigantisch veel ruimte voor enorme ontwikkelingen. Ontwikkelingen, waaruit misschien de zogenaamde Von Neumann-machines kunnen voortkomen. Dit zijn zichzelf replicerende machines en robots. Zij zijn waarschijnlijk de beste manier om de enorme afstanden in ons heelal te overbruggen en daarbij te “overleven”, door onder andere hun vermogen tot zelf replicatie.

Dhr. ‘t Hooft is van mening dat robots uiteindelijk wel degelijk intelligent zullen worden, zelfs intelligenter dan mensen. En op een bepaald moment zullen ze, volgens hem, zelfs ook gevoelens hebben.


NASA en RuimteRobots
Internetreferentie (29-03-11):
http://robonaut.jsc.nasa.gov/iss/#issmission

Wat betreft de kolonisatie van de ruimte door de mens zelf? De Maan en misschien Mars zijn in de toekomst twee mogelijke plekken, waarop de mens een voor zichzelf “habitable zone” (bewoonbaar gebied) zal kunnen creëren.

Voor een dergelijke “habitable zone” zijn echter tenminste de volgende ingrediënten noodzaak:

1. Bouwmateriaal;
2. Energie;
3. Informatie (die zowel opgeslagen en bewaard moet kunnen worden, als opnieuw gelezen);

En heel belangrijk:

4. Prikkels om te evolueren. En daarvoor zijn veelsoortige en veranderlijke leefomstandigheden nodig.

Is water nodig? Niet per se. Een atmosfeer? Ook niet per se. Maar het belang van diversiteit, juist ook in levensvormen, is essentieel. Om die reden, gaf Dhr. ‘t Hooft dan ook te kennen, dat het momenteel van meer gewicht is om eerst het genoom van elke uitstervende levenssoort op te slaan, dan van levenssoorten die nog lange tijd de Aarde zullen bevolken.


Dhr. Govert Schilling (planetoïde: (10986) Govert)
De planetoïde, die naar Govert genoemd is, draagt zijn voornaam. De reden daarvan is om verwarring te voorkomen. Er waren al één of enkele planetoïden genoemd naar mensen met een vrijwel gelijke achternaam. Govert vindt dit niet erg, hij prefereert het gebruik van voornamen zelfs.

Nu en dan bijna rapper dan een rapper bracht Govert zijn voordracht, getiteld: “Exoplaneten en buitenaards leven”. En dat was ook nodig, want niet alleen is er sinds kort zeer veel nieuws te vertellen op het gebied van exoplaneten, die de laatste jaren steeds sneller worden ontdekt, Govert weet hier ook zeer veel over te vertellen. En het programma noopte hem binnen zijn spreektijd te blijven. Gelukkig was zijn relaas desondanks zeer duidelijk, en goed te volgen. Zo wijdde hij uit over een viertal manieren, waardoor de ontdekkingen van exoplaneten de laatste jaren zo enorm zijn toegenomen.

Exoplaneten zijn planeten, die zich buiten ons eigen zonnestelsel bevinden.

De vier methoden, waarmee deze planeten kunnen worden ontdekt, zijn:

1. Astrometrie
Het ontdekken van planeten rond ver wegstaande sterren vindt bij astrometrie plaats door te kijken naar het “wiebelen” van een ster. Wanneer een ster met verloop van de tijd niet wiebelt, is de kans klein dat er een planeet om heen draait. Wiebelt de ster wel, dan is die kans groot. Kort uitgelegd is het fenomeen van een wiebelende ster vergelijkbaar met een kogelslingeraar. Wanneer die een kogel snel ronddraait aan een ketting, zal iedereen merken dat de kogelslingeraar, tijdens het ronddraaien en -slingeren, zelf niet precies op zijn plek in het midden kan blijven staan. Hij gaat een beetje wankelen. Zo oefent een ster niet alleen invloed uit op zijn planeten, waardoor deze rond hem draaien. Maar alle planeten oefenen tijdens hun baan om de ster, met hun zwaartekracht ook zoveel invloed uit op de ster, dat zij deze enigszins van zijn plaats trekken. Ook onze ster, de zon, wordt op deze wijze licht aan het wiebelen gebracht door de invloed van alle planeten. Als dus een ster wordt geobserveerd die over verloop van de tijd licht lijkt te wiebelen, kan dit inhouden dat er een planeet rond die ster draait. Des te groter de zwaartekracht van die planeet, des te meer de ster van zijn plek getrokken zal worden. Dus aan de hand van het wiebelen valt tevens in te schatten hoe groot die planeet is.

2. De Dopplertechniek
Door het opvangen van licht van een ster kan met het Doppler-effect aangetoond worden dat er mogelijk een planeet rond die ster draait. Bij het op ons toe bewegen van de “wiebelende” ster, wordt het op ons toekomende licht als het ware wat samengedrukt. De lichtuitstraling verschuift in onze ogen daardoor naar het blauw van ons lichtspectrum. Beweegt de ster zich van ons af, dan wordt het op ons toekomende licht wat uitgerekt en verschuift de uitstraling van de ster in onze ogen wat naar het rode licht. Als deze veranderingen in een regelmatige cyclus plaats hebben, wordt dit mogelijk veroorzaakt door het “wiebelen” van de ster onder invloed van een er rond omheen cirkelende planeet.

3. Planeetovergangen
Wanneer een planeet vanuit ons gezichtspunt voor zijn ster langs gaat, dan wordt het naar ons toestralende licht van de ster tijdelijk deels gedimd. Vindt bij een ster dus met een bepaalde periode opnieuw en opnieuw een dergelijk dimmen van zijn licht plaats, dan kan dit te het gevolg zijn van een voor de ster langsgaande planeet. Door het licht van een ster voortdurend op te vangen en te registreren, kan een regelmaat in afzwakking van de lichtintensiteit geobserveerd worden. Op deze wijze zijn het 3 jonge Nederlandse studenten, die voor het eerst een exoplaneet hebben ontdekt. Niet door voortdurend direct naar de ster zelf te kijken, maar door de gegevens te onderzoeken die met computerprogramma’s over het licht van de ster worden geregistreerd. Zie hiervoor ook de link: http://www.allesoversterrenkunde.nl/nieuws/3136-Planeetovergang-geregistreerd-door-Britse-studenten.html

4. Infraroodfotografie
Een vierde wijze om exoplaneten te ontdekken is met behulp van infraroodfotografie. Zowel sterren als exoplaneten stralen infrarood licht uit dat door meetapparatuur kan worden opgevangen. Als beide, ster en exoplaneet, vanuit ons gezichtspunt te zien zijn, dan vangt de meetapparatuur het infrarood van beide op. Dat wil zeggen dat het infrarode licht A van de ster opgeteld met het infrarode licht B van de exoplaneet samen de infraroodmeting C geven. Wanneer de exoplaneet nu gedeeltelijk of geheel achter zijn ster verdwijnt, dan wordt het opgevangen en gemeten infrarood C steeds minder, tot de exoplaneet geheel achter de ster verdwijnt. Op dat moment wordt alleen nog het infrarode licht A van de ster opgevangen. Als ook in deze toename en afname van de infraroodmeting C een regelmaat plaatsheeft, dan is de kans groot dat rond deze ster een exoplaneet draait. We weten daarmee trouwens niet alleen dat er een planeet rond de ster draait en de infrarode uitstraling van de ster, A, maar ook de infrarode uitstraling van de exoplaneet. Die is namelijk C - A = B.


De zes planeten die rond Kepler-11 cirkelen.
Internetreferentie (29-03-11):

http://wordlesstech.com/2011/02/03/exoplanet-hunter-finds-multi-planet-solar-systems

Of er leven mogelijk is op al die exoplaneten die momenteel in steeds groter tempo worden ontdekt? Govert gaat uit van de situatie op Aarde. We weten dat er op Aarde leven is ontstaan. En we weten onder welke omstandigheden en met welke ingrediënten het op Aarde is ontstaan. Deze omstandigheden en ingrediënten vindt hij goede uitgangspunten om te zoeken naar leven op die andere planeten. Dus de zoektocht naar een Aardse tweelingplaneet, een planeet met dezelfde omstandigheden en ingrediënten, staat voor hem voorop.

Of er intelligent leven is op één van die exoplaneten? Govert stelt dat mensen hun intelligentie beschouwen, zoals een pauw zijn staart. Ze zijn er zo trots als een pauw op. En ze gaan er daarom vanuit dat intelligentie daarom ook op die andere planeten moet zijn ontstaan. Maar waarom zou dat per se zo moeten zijn?

Hoe het ook zij, de indruk van deze middag op “planetoïde Gemmafrisius”, ter ere van de 65ste verjaardag van de Frieslandse Afdeling van de Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Weer- en Sterrenkunde was er eerder één van het in een bijzondere conjunctie voorbij zien trekken van drie kometen, dan een ontmoeting met drie andere “planetoïden”. Want met veel elan verlichtten alledrie sprekers voor korte tijd het verjaardagsfeestje van de vereniging Gemma Frisius met hun verhalen. En de staart van hun vertellingen zal nog lange tijd nagloeien in de geheugens van de verjaardagsgasten.

TERUG NAAR ARTIKEL