Mr. GLENN DENNIS
Getuige in het ‘Disclosure Project’ september 2000
Vertaling: Paul Harmans september 2006
Met toestemming vertaald
Mr. Dennis was ten tijde van de befaamde Roswell-crash in juli 1947 een begrafenisondernemer in Roswell, New Mexico. De funerair officier van het Roswell Army Airfield belde hem met de vraag of hij hermetisch af te sluiten kinderdoodskisten kon leveren, maar verklaarde niet waarom hij die nodig had. Later die dag, toen hij op de luchtmachtbasis was, zag hij wrakstukken van onbekende oorsprong. Een zuster die hij kende, beschreef aan hem hoe de lichamen van de buitenaardsen eruit zagen die zij kort daarvoor op de basis had behandeld.
Glenn Dennis: Kijk, ons mortuarium had een contract met alle militaire diensten van het Roswell Army Airfield. Deze meneer belde en vertelde dat hij de funerair officier van de basis was en dat hij wat informatie wilde hebben. Dus vroeg ik hem wat hij wilde weten. Hij vroeg vervolgens hoeveel hermetisch af te sluiten kinderdoodskisten, met een maat van drieënhalf tot vier voet, wij op voorraad hadden. Ik vertelde hem dat we er niet één hadden. Hij vroeg hoe lang het zou duren om ze te krijgen en ik vertelde hem dat als ik daar deze middag rond half vier om zou bellen, ik ze morgenochtend zou hebben. Ik vroeg ook wat er aan de hand was, maar hij antwoordde dat dat niet van belang was.
Later belde hij weer met de mededeling dat hij meer informatie nodig had. Hij wilde weten welke balsemchemicaliën het weefsel en de maaginhoud zouden aantasten en wat onze aanpak was om lichamen die al verscheidene dagen in weer en wind buiten hadden gelegen te behandelen. Ik merkte op dat hij funerair officier was en waarom hij dat aan mij vroeg? Ik trachtte te achterhalen met wie ik nu te maken had.
Later die dag was er een ongeval en moest ik op de basis zijn. Toen ik daar arriveerde stonden er drie legerambulances achteruit tegen de ramp gereden. Wij liepen die ramp op en ik zag een hele hoop wrakstukken. Toen we incheckten zei ik: “Meneer, het lijkt wel of er een crash is voorgevallen, moet ik daar rekening mee houden?” Hij vroeg wie voor de donder ik wel was en wat ik hier te zoeken had? Ik vertelde dat er een ongeval was en dat wij een contract met het leger hadden en dat het er nu op leek dat er een crash was geweest. Hij zei alleen dat ik daar moest blijven staan, “Beweeg je niet.” Dus bleef ik daar. Niet lang daarna kwam hij terug met twee leden van de militaire politie en droeg hen op mij van de basis af te zetten, ik zou daar helemaal niet mogen zijn.
Wat er ook was voorgevallen, de dokters en zusters die in dit gebied waren gestationeerd kregen de order het niet te rapporteren. Ik begreep eruit dat het te maken had met al die specialisten die hierheen gezonden waren vanuit Wright-Patterson.
Blijkbaar was ik betrokken geraakt bij dingen waarbij ik helemaal niet betrokken hoorde te zijn. Ik kende een zuster en deze zuster had geen opdracht gekregen haar mond te houden. Ze hielp twee pathologen van Wright-Patterson. Ze onderzochten wat was binnengebracht van de UFO-crash die wij de Roswell-crash noemen. Ze wilden dat de zuster hen hielp en zo gebeurde. Tijdens dat onderzoek draaiden ze een hand van de buitenaardse en de zuster vertelde mij dat ze vier fragiele vingers zag en ze gaf de maat aan. Ze vertelde dat zij niet langer daar binnen waren dan 20 minuten, op zijn hoogst 30 en toen begonnen de ogen van hen te branden en hun huid werd warm en zelfs heet.
Ze hadden geen idee wat ze nu onderzochten en de twee pathologen vertelden haar dat er in de anatomische boeken niets stond dat leek op dit. Er was op onze medische scholen niets van dat alles bekend. Ze hadden dit nog niet eerder gezien.
Ralph Steiner: En de zuster beschreef aan u wat ze zag?
Glenn Dennis: Ja. Toen de militaire politie mij door de hal wegvoerde kwam zij uit de behandelkamer met een handdoek voor haar gezicht en toen schreeuwde ze: “Glenn, maak dat je hier wegkomt, zo snel als je kunt.” Ik ontmoette haar de volgende morgen in de officiersclub en daar gaf ze mij een kleine schets van wat er gebeurde en hoe ze eruit zagen. En het leek op wat je vandaag de dag ook nog ziet, de tekeningen van de vier fragiele vingers, de lange armen, de grote ogen. Ze vertelde dat de hoofden bijna geheel waren vergaan, maar ze konden nog wel waarnemen dat ze slechts twee kleine gaatjes als neus hadden. Ze hadden geen oorschelpen, maar slechts twee gehoorgangen (gaatjes). De mond was slechts zo’n 2,5 centimeter breed. En op een dergelijke wijze beschreef ze het aan mij.
Ik was bij haar tot ongeveer 11.30 die dag en toen, om 15.30 die middag, belde haar chef en hij vertelde mij dat ze was overgeplaatst. Ik had haar militaire volgnummer en zo, maar tot op de dag van vandaag heb ik haar niet gevonden, ik kon geen contact meer met haar krijgen. Ze was van plan geweest het klooster in te gaan. Ik kan mij voorstellen dat ze haar ontslagen hebben en haar lieten gaan. Het is een goede plek om iemand stil te houden.
(Er bestaat een herhalend patroon van mensen die getuige waren van buitenaardse gebeurtenissen, die vervolgens worden overgeplaatst en zodoende worden gescheiden van de andere getuigen. S.G.)
Eén van de MP’s nam mij apart en hij zei: “Luister eens even jongen, jij gaat geen praatjes verspreiden. Er is hier níéts voorgevallen.” En hij zei: “Doe je dat wel, weet dan dat zeer serieuze problemen het gevolg kunnen zijn.” Nou was mijn aard in die tijd zo dat ik zei dat ik een burger was en dat hij naar de hel kon lopen. Daarop antwoordde hij dat ik wel eens degene kon zijn die met de hel geconfronteerd kon worden. Hij zei dat ooit iemand mijn botten wel eens uit het zand kon oprapen als ik mijn mond open deed.
Het materiaal van de crash wat ik zag leek niet op aluminium of roestvrij staal. Waar het op leek was op iets dat wij in die tijd niet hadden. Het was echt heel lichtgrijs, bijna wit. En een deel was heel donker. Het leek op zoals glasvezel er vandaag de dag uitziet. En het was niet gedeukt of zoiets. Het leek meer alsof het was gedraaid en verscheurd. Ik wist dat het heel dun was.
Eén van de sergeants daar zei: “Ach laat hem naar de hel lopen, niemand zal hem geloven. Niemand zal geloven dat dit werkelijk gebeurde.”
(Inderdaad, de waarheid in dit geval ligt zo ver buiten de realiteit van de meeste mensen, dat dat zorgt voor de beste bedekking. De waarheid bedekt zichzelf, zelfs in het volle zicht… S.G.)