ONS UNIVERSUM - TOTALE LEEFOMGEVING VOOR DE MENS?
Deel
I
HET GROOTSTE OBSTAKEL IN DE MENS: EGOCENTRISME
(Een om-over-na-te-denken-artikel)
Door: Kees Deckers
November 2011
De fundamentele natuurwetten staan vast, het zijn constanten
en ze gelden overal in ons universum. Althans dat beweren de
verengde wetenschappers, van onder andere de wetenschapstak:
natuurkunde. Toch verschijnen er regelmatig op het internet
artikelen, die observaties en daarop gebaseerde theorieën
melden, die een aanslag lijken te plegen op deze fundamentele
grondwetten van de natuur. Zo stond er kortgeleden een kort
artikel op de webplek van de Engelse Daily Mail: “Laws
of physics 'are different' depending on where you are in the
universe” (“Natuurwetten “zijn anders”
afhankelijk van waar je bent in het universum”) (internetreferentie
(16-11-11): http://www.dailymail.co.uk/sciencetech/article-2056018/Laws-physics-change-depending-universe.html).
En de laatste maand is er veel commotie rond een experiment
met neutrino’s, die sneller dan het licht lijken te gaan
(internetreferenties (24-11-11): http://www.bbc.co.uk/news/science-environment-15017484
en: http://www.reuters.com/article/2011/11/18/us-science-neutrinos-light-idUSTRE7AH0T720111118).
Deze experimenten en hun observaties zijn niet alleen een aanslag
op de fundamentele natuurwetten, het zijn ook aanslagen op het
absolute geloof dat de gevestigde grote-stroom-wetenschappers
stellen in hun “bewijzen”. De gedane observaties
kunnen voor hen dan ook gewoonweg niet waar zijn. Ze dienen
daarom zo snel mogelijk gerectificeerd te worden.
Met het absolute geloof in de onfeilbaarheid van de wetenschap en het daaruit voortvloeiende vaststaan van de natuurwetten wordt gelijktijdig het geloof en de acceptatie van ander intelligent leven dan de mens in ons universum zo klein mogelijk gehouden. En indien er toch andere intelligentie zou blijken te zijn, dan is het dankzij deze fundamentele wetten en natuurconstanten volkomen onmogelijk dat zij naar de Aarde zouden kunnen komen.
Als samenvatting noemt het artikel op de webplek van de Daily Mail in de kop dan ook de volgende drie punten (eigen vertaling):
1. De wetten die wij kennen, kunnen “zoiets zijn als lokaal geldende wetten”, zeggen wetenschappers;
2. Suggesties dat het universum groter is dan wij denken - mogelijk oneindig;
3. Andere delen van het universum zijn mogelijk vijandig voor leven
Al deze punten en met name het laatste punt zijn, mijns inziens, ook op een fundamentele natuurwet gebaseerd. De fundamentele natuurwet van het menselijk egocentrisme. En het is daarom ook krom beredeneerd. Zo staat er in het artikel:
Het betekent ook dat in andere delen van het universum de natuurwetten misschien vijandig zijn voor leven - terwijl ze, in ons kleine deel ervan, fijn-afgestemd lijken te zijn op de ondersteuning hiervan.
En:
Professor Webb zei, dat deze nieuwe bevindingen ook een zeer natuurlijke verklaring bieden voor een vraag die wetenschappers al tientallen jaren bezig heeft gehouden - waarom schijnen de natuurwetten zo fijn-afgestemd te zijn voor het bestaan van leven? “Het antwoord kan zijn dat andere regio’s van het universum niet even gunstig zijn voor leven zoals wij het kennen, en dat de natuurwetten die wij meten in ons deel van het universum slechts plaatselijk geldende wetten zijn, in welk geval het geen verrassing is om hier leven te vinden,” zei hij.
Het
anthropisch principe
Met de term “fijn-afstemming” wordt, in dat deel
van de natuurkunde dat zich met ons universum bezighoudt, bedoeld,
dat het universum en haar zogenaamde constanten speciaal afgestemd
lijken te zijn op het mogelijk maken van één bepaalde
levensvorm: de mens. De term komt vooral voort uit het idee
van het anthropisch principe. De Nederlandstalige Wikipedia
zegt hierover:
Het Antropisch principe (Grieks ... anthropos=mens) is het door Robert Dicke voorgestelde en door John D. Barrow en Frank J. Tipler verder uitgewerkte idee dat er een nauw verband bestaat tussen ons menszijn en de eigenschappen van het heelal.
Internetreferentie
(16-11-11):
http://nl.wikipedia.org/wiki/Antropisch_principe
Hoewel in de loop der tijd verschillende sektarische clubjes van wetenschappers en gelovers van dit hoofdidee zijn afgesplitst, die of in een “zwak” of in een “sterk” anthropisch principe geloven, en hoewel er tegenwoordig gesteld wordt dat het universum er moet zijn vanwege het bestaan van intelligent leven, dus niet pers se alleen de intelligente levensvorm mens, is de onder- en achterliggende gedachte toch nog altijd juist dat, dat het universum slechts bestaat voor de “intelligente” levensvorm mens alleen. De term draagt niet voor niets nog altijd het woord anthropos (= mens) in zich. Het universum is er speciaal voor de mens. Alle natuurwetten en natuurconstanten in het universum zijn daarom precies zo fijn afgesteld dat het het leven van die ene speciale vorm mogelijk maakt, ons.
De teneur van het artikel op de webplek van de Daily Mail, hoe voorzichtig ook in zijn verwoordingen, blijft dan ook, te bewijzen dat ander intelligent leven dan de mens in het heelal zeer onwaarschijnlijk en zelfs onmogelijk is.
Toch dachten en geloofden door vrijwel de gehele geschiedenis van de mensheid heen niet alle mensen zo. Dat blijkt onder andere uit de ideeën van de Jaïnisten, die al meer dan 2.600 jaar geleden geloofden dat er leven was in andere delen van het universum (zie internetreferentie (17-11-11): http://en.wikipedia.org/wiki/Jainism). Zo geloofden en beredeneerden daarnaast niet alle mensen door de geschiedenis heen dat de wetten van ons universum per se overal gelijk moeten zijn, wat het artikel op de webplek van de Daily Mail ook weer opnieuw stelt. Edgar Allan Poe was al rond 1848 intuïtief redenerend tot deze gedachte gekomen. Hij stelt in zijn helaas nog altijd vrijwel onbekende werk “Eureka” het volgende:
Hebben we, of hebben we niet, een analoog recht tot de gevolgtrekking dat dit waarneembare Universum - dat deze cluster van clusters - er slechts één is van een serie cluster van clusters, de rest daarvan onzichtbaar door afstand - doordat de verspreiding van hun licht zo buitensporig is, dat voor het ons bereikt, het geen licht-impressie op onze retina’s produceert - of dat er in het geheel geen dergelijke emanatie van licht is, in deze onuitspreekbaar verre werelden - of, ten slotte, dat alleen al de tussenruimte zo enorm is, dat de electrische getijden van hun aanwezigheid in de Ruimte, nog niet in staat zijn geweest - na het verlopen van myriaden aan jaren - die tussenruimte te overbruggen?
Hebben we enig recht tot gevolgtrekkingen - hebben we enige, wat voor basis dan ook voor dergelijke visies? Als we in enige mate een recht hiertoe hebben, dan hebben we een recht tot hun oneindige extensie. Het menselijk brein heeft klaarblijkelijk een neiging tot het “Oneindige”, en streelt de schim van het idee. Het lijkt met een gepassioneerde ijver te verlangen naar dit onmogelijke denkbeeld, in de hoop het intellectueel te geloven bij het zich er een begrip van vormen. Wat algemeen is onder het gehele ras van Mensen, kan geen individu van dat ras natuurlijk rechtvaardigen als abnormaal te overwegen; desondanks kan er een klasse van superieure intelligenties zijn, voor wie het menselijke vooroordeel, waarop hier gezinspeeld wordt, geheel en al het karakter lijkt te dragen van een idee-fix.
Mijn vraag echter blijft onbeantwoord - Hebben wij enig recht om door gevolgtrekking - laten we eerder zeggen om ons voor te stellen - een oneindige opeenvolging van de “cluster van clusters”, of van min of meer gelijke “Universa”? Ik antwoord dat het “recht”, in een zaak als deze, absoluut afhankelijk is van de stoutmoedigheid van dat voorstellingsvermogen, dat het waagt dit recht op te eisen. Laat mij slechts stellen, dat, als een individu, ik mijzelf aangetrokken voel tot de verbeelding - zonder het meer te durven noemen - dat er een oneindige reeks van Universa bestaat, min of meer gelijkwaardig aan die waar wij kennis van hebben - aan die waarvan we ooit slechts kennis zullen hebben - tenminste tot de terugkeer van ons eigen specifieke Universum in de Eenheid. Als dergelijke clusters van clusters echter bestaan - en dat doen zij - dan is het ruimschoots duidelijk dat, omdat ze geen aandeel hebben gehad in onze oorsprong, zij geen aandeel hebben in onze wetten. Zij trekken ons niet aan, en wij hen niet. Hun materie - hun geest is niet de onze - is niet dat wat in enig deel van ons universum te verkrijgen valt. Zij kunnen geen indruk maken op onze zintuigen of onze zielen. Tussen hen en ons - alle, voor het ogenblik, als gemeenschappelijk beschouwend - zijn geen invloeden met elkaar gemeen. Elk bestaat, apart en onafhankelijk, in de boezem van zijn eigen en specifieke God.
Internetreferentie
(17-11-11) (Eigen vertaling):
http://xroads.virginia.edu/~Hyper/POE/eureka.html
Voorpagina
van de eerste editie van Edgar Allan Poe’s “Eureka”
Internetreferentie (22-11-11): http://nl.wikipedia.org/wiki/Eureka_(Edgar_Allan_Poe)
Poe beschrijft in zijn “prozaïsch gedicht”,
zoals hij het zelf noemt, niet alleen het multiversum en hij
spreekt niet alleen over ander intelligent leven, hij voelt
ook intuïtief aan dat er andere wetten zullen gelden in
andere universa. En dat intelligente wezens van elders, zeker
van andere universa met andere wetten, vrijwel onmogelijk ons
zullen kunnen bereiken of anderszins beïnvloeden, omdat
de materie daar anders is dan in ons universum. Hij is in zijn
“Eureka” een mens die open staat, en die de mensheid
niet beschouwt als de enige vorm van intelligent leven. Kortom,
hij bekijkt het universum niet vanuit het anthropisch principe
en is in die zin niet egocentrisch gericht.
Hedentendage zijn er zo ook wetenschappers die menen dat er een multiversum bestaat, waarin ontelbare universa kunnen bestaan, alle met mogelijk verschillende, eigen fundamentele natuurwetten.
Egocentrisme
Het anthropisch principe komt, mijns inziens, voort uit het
egocentrisme van de mens. Het menselijk egocentrisme is een
fundamentele natuurwet die gelijkwaardig is aan de natuurwet,
die stelt dat niets sneller kan gaan dan het licht. Sterker
nog: De laatste natuurwet komt zelfs voort uit en is gebaseerd
op de veel fundamentelere natuurwet van het menselijk egocentrisme.
Het egocentrisme is een natuurwet, die slechts door weinigen
nu en dan wordt doorbroken, en die zelf weer gebaseerd is op
angst.
Bijna alle mensen zijn egocentrisch gericht. Zo willen de meesten van hen per se dat er geen ander intelligent leven in het totale universum is dan zijzelf. Tenslotte zijn zij, met name de westerse mens, door eeuwenlange ingestampte godsdienst-propaganda en schoolopvoeding, volgens “eigen zeggen”, gemaakt in het evenbeeld van hun god. Hoe of dat te rijmen valt met één van die tien geboden over het niet maken en aanbidden van afgodsbeelden, is mij nog nooit duidelijk geworden. Want als de mens iets aanbidt naast die god, dan is het wel zichzelf. Maar goed.
Dit egocentrisme manifesteert zich daarom ook op allerlei wijzen in ons mens-zijn en in de verengde wetenschappen. Termen als anthropocentrisme, ethnocentrisme, chronocentrisme, geocentrisme en heliocentrisme zijn allemaal terug te voeren op de menselijke neiging tot egocentrisme. Het zijn in feite extensies van zijn egocentrisme. Het zichzelf niet alleen als het middelpunt beschouwen, maar daarom ook als de meest belangrijke.
Dat de mens egocentrisch denkt is begrijpelijk. Hij kan zichzelf niet tot nauwelijks anders ervaren. Hij heeft een lichaam dat voort-durend in het midden van letterlijk alles lijkt te staan, waar hij ook gaat of staat. De rest, Al-het-andere, is al-tijd om hem heen. Hij moet in Al-het-andere proberen veilig te zijn en zich er veilig in leren voelen. In eerste instantie heeft hij daar zijn eigen lichaamsmogelijkheden voor, zoals zijn zintuigen. En in tweede instantie heeft hij in tegenstelling tot de meeste andere vormen van leven op Aarde de mogelijkheden tot werktuiggebruik en werktuigmakerij. Met die laatste mogelijkheden is hij van meet af aan zich een directe, eigen, veilige leefomgeving gaan creëren. Het heeft uiteindelijk geleid tot de industrialisatie en tot de verbijsterend vertechnologiseerde maatschappijen om zich heen. Wat hij daarmee echter tegelijk ontdekt, is, dat hoe ver hij die werktuigverfijning ook doorvoert en dat hoe hij ook sleutelt aan zijn eigen, directe leefomgeving om die nog prettiger en veiliger te maken, dat hij daar uiteindelijk geen compleet antwoord op vindt. Sterker nog, zijn constante gesleutel leidt tot destabilisatie en onevenwichtigheid van en in zijn directe, eigen, veilige leefomgeving en ver daarbuiten. Hij begint daarmee hopelijk te begrijpen dat hij toch afhankelijk is van Al-het-andere om zich heen. En dat zijn egocentrisme niet de meest veilige en verstandige weg is om te volgen.
Zo kent de verengde wetenschapstak van de natuurkunde dus het anthropisch principe, waarin alle natuurwetten van het totale universum speciaal afgestemd zijn op de mens. Als dat geen egocentrisme is, zelfs bijna egomanie, wat dan wèl?
Egomanie is een obsessieve vooringenomenheid met zichzelf, en is van toepassing op iemand die zijn eigen ongecontroleerde impulsen volgt en bezeten is door wanen van persoonlijke grootheid en die een gebrek aan waardering voelt. Iemand die lijdt aan dit extreem egocentrische focus is een egomaniak. De conditie is psychologisch abnormaal.
Internetreferentie
(16-11-11) (Eigen vertaling):
http://en.wikipedia.org/wiki/Egomania
Nu zijn er desondanks af en toe aanwijzingen, dat het universum niet overal fijn-afgestemd is op het menselijk leven. Of beter gesteld: De natuurwetten zijn mogelijk niet overal hetzelfde in het universum. Toch draaien de meeste mensen ook dit weer naar het enige dat zij willen bewijzen toe. Zo ook in het artikel op de webplek van de Daily Mail. Als de wetten niet overal in het universum zo precies afgestemd zijn op het intelligente wezen mens, dan moet het op die andere plekken vijandig zijn voor leven, en zeker voor intelligent leven, wordt gesuggereerd in het artikel. Slechts één keer van de vijf wordt er geschreven: “leven zoals wij het kennen”, de andere vier keren wordt alleen het woord “leven” op zich geschreven. Aan de ene kant kan dit worden weggeredeneerd als onnodige woordherhaling en ruimtebesparing, maar aan de andere kant geeft het de indruk dat hiermee “alle leven” wordt bedoeld en dat alleen in de toevallige fijn-afstemming van ons deel van het universum daadwerkelijk leven mogelijk is. Oftewel, de fijn-afstemming van dit deel van het universum is speciaal daar, voor het bestaan van de intelligente levensvorm: Mens. En nergens elders in het universum bestaat een andere fijn-afstemming voor mogelijk totaal ander intelligent leven. Nog altijd is de mens vanuit zijn egocentrisme zich wijs aan het maken dat hij die ene speciale is, voor wie dit ganse universum is vervaardigd. En als hij niet in andere delen van het universum kan leven, dan ook niets en niemand anders.
De
Aarde: Fijn-afgestemd voor de mens?
Maar laten we eens eenvoudig op alleen de Aarde zelf rondkijken.
En laten we de Aarde voor het gemak tijdelijk even voorstellen
als het totale universum. De meeste mensen doen dat in feite
sowieso altijd al. Is de Aarde totaal en volkomen, dus voor
100%, fijn-afgestemd op het leven van de intelligente vorm mens?
Al heel snel blijkt dat idee en die conclusie volmaakte onzin.
Zo is tweederde van de Aarde bedekt met water, een vloeistof
waarin de mens zonder hulpmiddelen absoluut niet kan leven.
Blijft slechts éénderde, 33%, dus minder dan 50%,
over van dat kleine Aarde-universum dat mogelijk specifiek fijn-afgestemd
is voor het verschijnsel mens. Namelijk het land. Maar wacht,
de mens heeft een bepaald mengsel van gassen nodig om goed te
kunnen gedijen. En hé, dat mengsel is niet overal optimaal
voor de mens. Vanaf een bepaalde hoogte kunnen mensen het daarom
wel vergeten om op het land te wonen. Dus de hoogste bergen
zijn ook niet direct plekken op de Aarde die fijn-afgestemd
zijn op het wezen mens. En hé, blijkbaar heeft de mens
ook een optimale temperatuur nodig om goed te kunnen gedijen.
De beide polen van de Aarde vergen allerlei hulpmiddelen om
er langdurig te overleven, zo ook een groot aantal van de woestijngebieden.
En wat te denken van leven in en onder de aarde? Dus meer dan
66% van de totale Aarde is absoluut niet fijn-afgestemd op het
bestaan en er kunnen leven van die intelligente mens.
Het is eerder de mens die door hulpstukken en aanpassingen zich er stapje na stapje beter aan weet aan te passen. En dat is een natuurlijk proces, wanneer we aannemen dat het werktuiggebruik van de mens een gegeven is dat van meet af aan in de mens aanwezig lijkt. De natuurwetten van de Aarde zijn dus niet per se speciaal fijn-afgestemd op intelligent leven in de vorm van de mens.
Zijn de natuurwetten van de Aarde wèl constant, staan ze vast en gelden ze overal op Aarde? Nee. We hebben dit alleen al geconstateerd door de feiten dat de Aarde voor de mens te grote variaties vertoont in temperatuur en in atmosfeer, en verdeeld is in land en water, of een gassfeer en een vloeistofsfeer. En als we naar de wordingsgeschiedenis van onze planeet kijken, dan zijn er heel wat perioden geweest, dat de natuurwetten en constanten er behoorlijk anders waren. Is er desondanks wèl leven op plekken op de Aarde, die vijandig zijn voor de mens? Ja!
Dat is sowieso al het geval op die tweederde deel van de planeet Aarde onder de wateroppervlakte. In deze vloeistofsfeer tiert het van leven. Daaronder vinden we bijvoorbeeld de Blobvis (bijna uitgestorven) en de Dumbo-Octopus:
Blobvis en Dumbo-Octopus
Er zijn zelfs door de mens op voor haar totaal onleefbare plekken zeer verrassende vormen van leven gevonden. De mens noemt ze vanuit haar egocentrisme, en wat zij “normaal” acht, extremophielen.
Twee recente voorbeelden van zogenaamde extremophielen zijn:
Er zijn kortgeleden levensvormen gevonden in de Dode Zee. Op de verder doodse bodem zijn een groot aantal kraters gevonden, die zoet water spuwen en die boordevol bacteriën zitten. Of zoals één wetenschapper het zegt: “Dit zoutmeer in het Midden-Oosten is een “fantastische plek voor leven”.”
Internetreferenties
(16-11-11):
http://news.nationalgeographic.com/news/2011/09/110928-new-life-dead-sea-bacteria-underwater-craters-science/
http://www.reuters.com/video/2011/11/09/researchers-find-life-in-the-dead-sea?videoId=224477537&videoChannel=117760
In de Mariana Trog is een reusachtige amoeba-soort gevonden op meer dan 10 kilometer onder de wateroppervlakte. De druk op die diepte is zo groot dat menselijke botten er platgeperst worden tot pap. Deze zogenaamde xenophyophores zijn vaak meer dan 10 centimeter groot, wat voor deze ééncelligen gigantisch groot is.
Internetreferenties
(16-11-11):
http://latimesblogs.latimes.com/nationnow/2011/10/giant-amoeba-found-mariana-trench-beneath-the-sea.html
http://scrippsnews.ucsd.edu/Releases/?releaseID=1206
En een wat minder recent voorbeeld:
In 2010 heeft N.A.S.A. een vreemd soort microbe ontdekt in Mono Lake, California, dat leeft van arsenicum. Mogelijk moet op grond van deze microbe de definitie van leven opnieuw worden gedefinieerd.
Internetreferenties
(16-11-11):
http://articles.nydailynews.com/2010-12-02/news/27083162_1_arsenic-phosphorus-alien-life
http://helablog.com/2010/12/nasa-finds-a-completely-new-life-form-in-mono-lake/
Laten we nu terug gaan van het extreem kleine universum van de Aarde naar het extreem grote universum daarbuiten. Als we al niet-vaststaande en niet-constante natuurwetten vinden op zo’n klein stofje als de Aarde, zou dat dan niet ook het geval zijn in de waanzinnig veel grotere ruimte van het heelal? En als er toch leven is op de meeste plekken op dat kleine stofje Aarde, waar de mens zelf niet in staat is om te leven, is het dan onzin om te veronderstellen dat dat ook kan gelden voor het overgrote deel van het enorme universum om de Aarde heen?
Cocons
Het menselijk egocentrisme komt voort uit angst. Angst voor
Al-het-andere om hem heen. Angst voor het “vreemde”
en de “vreemde”. En angst voor verandering. Een
universum speciaal fijn-afgestemd op de intelligente levensvorm
mens, is een prachtig iets om al-tijd stil te laten staan. Het
geeft ons een eigen, directe, veilige omgeving, die zowel in
ruimte als in tijd vast staat. En daarbinnen moet alles dan
natuurlijk ook nog helemaal veilig zijn voor de mens. Ergo:
geen superieur intelligente wezens, behalve de mens. En zo ze
er al zijn dan kunnen ze, net als wij, niet met de snelheid
van het licht reizen. Tenslotte zijn en blijven wij liever de
superieure, intelligente wezens, voor wie alles bestaat en gemaakt
is.
Maar waarom zou er geen leven en zelfs intelligent leven mogelijk zijn als een natuurwet als het electromagnetisme elders in het universum zich anders gedraagt? Misschien is intelligent leven onder die omstandigheden en daar zelfs veel beter mogelijk. Andere natuurwetten betekent niet per se geen leven mogelijk. Het kan ook betekenen ander leven mogelijk. En ander intelligent leven mogelijk.
Angst doet ons zoeken naar iets dat vaststaat. Waar we onszelf aan kunnen vastklampen. Eén manier om in ieder geval de illusie van een vast iets te hebben, een anker zeg maar, is denken vanuit egocentrisme. Egocentrisme leidt echter tot een gesloten en begrensde vorm van denken, zoals: Alles in het universum is er voor de mens. Alles wat de mens niet kan, kan ook niets en niemand anders in het universum. Als de mens met iets niet kan manipuleren en experimenteren, dan bestaat het niet, tot... de mens er wel mee kan manipuleren.
Zo is er op dit moment bijvoorbeeld een ander zeer groot en vervelend probleem, waar natuurkundigen zich voor geplaatst zien. De mogelijkheid dat Einstein’s idee dat niets sneller kan gaan dan de lichtsnelheid niet op gaat. Toch willen veel verengde wetenschappers dat dat wel zo is. Maar waarom eigenlijk? Omdat als Al-het-andere zo in elkaar zit als de mens het wil, hij het kan manipuleren en hij daarmee meent er macht over te hebben. Het geeft de mens het gevoel van veiligheid als hij macht heeft over Al-het-andere. In feite is het hetzelfde als geloven in een god. Of als het geloof van Linus van Pelt van de Peanuts in zijn veiligheidsdekentje.
De mens heeft zich zo door de eeuwen heen een eigen fundamentele wetmatigheid aangepraat, die, hoewel hij het zo nu en dan moet bijstellen, altijd en alleen gericht blijft op zijn eigen belangrijkheid, bestaan en intelligentie. Het gevolg is dat hij voort-durend zijn eigen leven en voortbestaan in gevaar brengt.
Echter opnieuw even heel eenvoudig terug naar het kleine universum van onze Aarde: De Aarde kent veel levensvormen die zeer veel sneller zijn dan de mens. De mens compenseert dat met zijn werktuiggebruik. Zo ook zijn er levensvormen die kunnen vliegen. Opnieuw compenseert de mens dat met zijn werktuigen. En wat doen wij als we niet kunnen overleven onder de wateroppervlakte? Juist, we maken een bak of een pak, laten we voor het gemak de term cocon gebruiken, die voldoende van onze eigen, directe leefomgeving, in dit geval onder andere een gasmengsel waarin we kunnen blijven ademhalen, kan bevatten. We kruipen daarin en we bewegen daarmee die ons vijandige omgeving binnen. Zo hangen we ook al tientallen jaren vlak boven de Aarde rond in cocons als de Mir.
Nu weet, op het veel gigantischer formaat van ons universum, een verder dan ons geavanceerde beschaving een cocon te creëren om in ons voor hen vijandig hoekje van het universum binnen te dringen. En ze weten ook hoe die cocon zo te vervaardigen, dat deze de voor hen vijandige, lokale natuurwetten omzet naar vriendelijke, lokale natuurwetten voor in hun cocon. Tenslotte blijken ze zelfs in staat om ook de lichtsnelheid op één of andere manier te overwinnen. Onmogelijk?
Wat heeft al het bovenstaande te maken met de hoofdkop van dit artikel: “Ons universum - totale leefomgeving voor de mensheid?”
Zoals we nu denken, voelen en handelen, vanuit het egocentrisme, staan we niet open voor alle mogelijkheden. We bepalen en beperken ons tot hetgeen wij als mens willen waarnemen. Zo kunnen we bijvoorbeeld als mens geloven in een god of goden, en in wat wij menen dat zij voor ons als wetten en grondregels stellen om ons leven op te bouwen en langs te leiden. Een prachtige en prettig gesloten, veilige, directe leefomgeving is daarmee door onszelf gecreëerd.
We kunnen zo ook als mens geloven in een wetenschap, en in wat wij menen dat deze wetenschap voor ons als wetten en grondregels stelt om ons leven op te bouwen en langs te leiden. Ook daarmee is een prachtige en prettig gesloten, veilige, directe leefomgeving door onszelf gecreëerd.
Al die geloven en ideeën leveren schijnbaar prachtige en prettig begrensde en afgesloten coconnen op om veilig in te leven. Desondanks hebben we toch individueel soms, regelmatig en zelfs voort-durend ervaringen, die niet passen in die begrensde, afgesloten coconnen. We kunnen die ervaringen blijven negeren, door ze taboe te verklaren of ze te verwringen naar denkbeelden, die lijken te gehoorzamen aan de vastgelegde wetten en grondregels van onze egocentrische cocon, totdat het te laat is. Of we kunnen ze gaan leren zien voor wat ze zijn, feiten die naar een andere en grotere werkelijkheid wijzen.
Tegengesteld
leren denken
Zou het voor de mens niet verstandig zijn om eens meer tegengesteld
te gaan leren denken?
Zou het voor de mens niet verstandig zijn om zijn egocentrisch
denken eens vaker los te laten? Wubbo Ockels deed het eind 2009
met zijn theorie over tijd en zwaartekracht. Hij sprak over
het loslaten van ons chronocentrisme (internetreferentie (24-11-11):
http://www.tedxamsterdam.com/2009/video-wubbo-ockels-on-time-and-gravity/).
Zou het voor de mens niet verstandig zijn om bijvoorbeeld eens
te stellen dat het universum niet speciaal fijn-afgestemd is
op de intelligente levensvorm mens, maar andersom dat het leven
eerder fijn-afgestemd is op de mogelijkheden van mogelijk tijdelijke
natuurwetten en constanten van het totale universum en/of delen
daarvan, zoals Edgar Alan Poe het zich voorstelt? En zou het
voor de mens niet verstandig zijn om er eens over te denken,
dat er zelfs mogelijkheden zijn dat het leven zich aan weet
te passen aan totaal andere natuurwetten en constanten, dan
waarin zij haar oorsprong vond? Dat is toch hoe mensen zich
hebben leren aanpassen aan allerlei omstandigheden op heel verschillende
plekken op Aarde? Michio Kaku durft deze veronderstelling aan,
door in zijn boek “Visions, How science will revolutionize
the 21st Century” (First Anchor books Edition, New
York, U.S.A., October 1998, I.S.B.N.: 978-0-385-48499-2) op
pagina’s 354 en 355 het volgende scenario te stellen:
In beide gevallen, echter, zal het universum uiteindelijk sterven, en daarmee al het intelligente leven. Niets, lijkt het, kan de dood van het universum zelf ontsnappen, inclusief Type III beschavingen. Of Type III beschavingen zullen worden verbrand, als hun machines niet in staat zijn te voorkomen dat temperaturen tot in het oneindige oplopen, of zij zullen langzaamaan bevriezen als hun machines tot stilstand komen en temperaturen tot nul duiken. Hoewel Type III beschavingen de energie kunnen opbrengen van een Melkweg, is dit nog altijd niet genoeg energie om de dood van het universum terug te draaien.
Dus in beide scenario’s lijkt het dat het universum moet sterven, en daarmee al het intelligente leven. Een dergelijk einde lijkt op de ultieme bestaansabsurditeit - dat intelligent leven miljoenen jaren lang worstelt om uit het moeras op te rijzen en om de sterren te bereiken, alleen om te worden uitgedoofd, wanneer het universum zelf sterft.
Maar er is een uitweg uit dit naargeestige beeld. Er is de mogelijkheid dat beschavingen in de ruimte tenslotte de Type IV status zullen bereiken, met de kracht om naar believen de vierde pijler van de wetenschap te manipuleren, het ruimte-tijd continuüm. Een Type IV beschaving zal in staat zijn om microscopische wormgaten, die de verschillende universa voortdurend verbinden, te vergroten en hun toestaan om tussen universa over te steken. Als zij de enorme kracht onder de knie hebben om deze grote wormgaten tussen universa te creëren, dan kunnen zij misschien in staat zijn zich een weg te tunnelen door het wormgat en de dood van het universum ontsnappen. Als dit kan, dan kan de theorie van alles, die in eerste instantie nogal nutteloos en verstoken lijkt van praktische toepassing, uiteindelijk de redding opleveren voor intelligent leven in het universum.
Ook Kaku zoekt hier niet naar het bestendigen van de cocon, maar naar hoe het doorbreken van de cocon kan leiden tot zelfs de redding van die intelligente mens in geval van de dood van het totale universum.
Zou veel meer op deze manier denken niet kunnen leiden tot veel meer en grotere mogelijkheden voor de mens, dan het egocentrisch afgesloten hokje, dat hij zich steeds weer tevergeefs probeert te creëren? Zou het er zelfs niet toe kunnen leiden dat het totale universum een veilige leefomgeving wordt voor de mens?
Welke oplossing zal uiteindelijk de mens meer kans bieden zo lang mogelijk te leven en te blijven voortbestaan?
1. We blijven proberen ons in een gesloten “kaasstolp”-werkelijkheid op te sluiten, door te proberen de natuurwetten en Al-het-andere aan ons aan te laten passen. Tenslotte gaat het in het universum alleen om ons, de mens.
2. We leren ons zelf aanpassen aan een altijd verderreikende open ruimte, en aan de mogelijkheden en wetmatigheden op allerlei andere plekken in ons universum. Tegelijkertijd, op grond van gelijkwaardigheid, rekening houdend met al hetgeen daar is en leeft. Omdat de mens tenslotte slechts een klein deeltje is van het totale leven.
Mijns inziens heeft de laatste oplossing de meeste kans van slagen. Dat betekent echter wel dat de mens haar egocentrisme dient te leren loslaten. Zolang de mens zich bewust dan wel onbewust blijft vasthouden aan haar egocentrisme, zal zij niet verder kunnen ruiken, zien, voelen, horen en proeven dan haar zin- en andere werktuigen het haar vanuit dit egocentrisme mogelijk maken. Dat is de cocon, die de mens moet zien te leren doorbreken om de daadwerkelijke werkelijkheid te leren kennen en de daadwerkelijke mogelijkheden van het eigen universum en al wat daarbinnen en -buiten is te leren ontdekken. Vandaaruit zal zij veel sneller in staat zijn naar buiten te kunnen stappen, naar de gigantische open ruimte van ons universum.
De
websites van Kees Deckers
http://worldwidebeingfreewebsite.com/index.htm
http://www.xs4all.nl/~deckers0