UFO-ARTIKEL IN MAGAZINE ‘AKTUEEL’
Paul Harmans
Augustus 2005
Na mijn vruchteloze poging om de Nederlandse media op de UFO-clusters boven
Mexico te wijzen, kreeg ik van een trouwe bezoeker van ufowijzer de hint dat
juist voordat mijn verslag van die poging op ufowijzer verscheen, het magazine
‘Aktueel’ een artikel over UFO’s had geschreven. Deze bezoeker
was er zelf ook over verbaasd dat er redelijk positief verslag werd gedaan en
nu eens niet, zoals de media gewoon zijn, de zaak in het belachelijke werd getrokken
of de verlakkers van stichting Skepsis een verdoezelverhaal mochten vertellen.
Daar zul je het hebben dacht ik, probeer ik ook eens wat, zijn de jongens in
de media mij vóór geweest. Het bewuste nummer was in de winkel
niet meer te koop dus heb ik aan de uitgever gevraagd of ik het kon nabestellen.
Een dag later lag het magazine gratis en wel bij mij in de bus, over service
gesproken! Het artikel is inderdaad redelijk positief, hoewel ik graag de schrijver
ervan, Ron Puyn, vooraf wat meer kennis van zaken had bijgebracht, maar vooruit,
ik wil niet zeuren, er is tenminste een magazine dat het aandurft aandacht aan
het UFO-fenomeen te besteden. Wellicht willen zij dat in de toekomst nog eens
doen, dus nodig ik bij deze een van hun reporters van harte uit om eens een
uurtje bij mij langs te komen of op zijn minst een bezoekje aan mijn website
te brengen, want heden ten dage is er toch wel wat belangrijkers te melden dan
het stokoude Roswell-verhaal en de zogenaamde alien-autopsie. Onderstaand het
artikel:
Na de inslag op de komeet Tempel 1 zien we ze weer massaal vliegen
Wie bewijst dat UFO’s niet bestaan?
Door Ron Puyn
Aktueel nr. 29 13 juli – 19 juli 2005
Goed. De mensheid heeft dus ergens in het Al, op 133 miljoen kilometer van de aarde, een soort kogelkoelkast met 37.000 kilometer per uur op de komeet Tempel 1 laten knallen. Resultaat: een deuk in een 10 bij 20 kilometer metende belegen oerkaas van 4,6 miljard jaar oud. Leve de wetenschap. Ander resultaat: de ufologen onder ons veren blij verrast van hun canapés. Wàt, als… We gaan even terug naar Roswell, Area-51 en Friesland. Want ET is al lang op deze planeet. Zeggen ze.
Ruimteschroot…
Je zou om een complex aan redenen kunnen denken dat boven onze hoofden niet
uitsluitend maar Boeings, Airbussen en militaire toestellen vliegen. Wie daar
alles van weet, is een zekere Mac Brazel, veehouder te Roswell, een stadje in
de Amerikaanse staat New Mexico. Lang geleden, op zondag 6 juli 1947 om precies
te zijn, stapte de man binnen bij de Sheriff in zijn woonplaats om wat vreemd
ogende zilvermetalen brokstukken af te leveren. Het metaal, wat Brazel had gevonden
nabij zijn ranch, was volgens getuigen ‘…dun als papier en licht
als een veertje. Ook was het wonderbaarlijk sterk, je kon het niet buigen of
beschadigen.’
Binnen enkele uren arriveerden twee hooggeplaatste legerofficieren in Roswell. Mac Brazel toonde hen de precieze plek waar hij het metaal had gevonden. Een van de beide, officieren, majoor Jesse A. Marcel, zei naderhand (in 1978) in een interview: ‘We gingen zoeken en kwamen terecht bij de resten van, naar mijn mening, een vliegende schotel. Wrakstukken lagen over een lengte van driekwart mijl en een breedte van honderd meter. Meest in het oog springend was een uitsteeksel van honderdvijftig meter lang en drie meter breed. (Er staat hierboven meer wat niet klopt, maar ik mag worst wezen als ik weet over welk uitsteeksel Ron het hier heeft! Paul Harmans.)
…Of
‘weerballon’?
De rapen waren gaar. Opeens verschenen meer militairen in het slaperige Roswell.
Het eerste wat ze deden, was roddels over ‘een gecrashte UFO’ de
kop in drukken. De officiële verklaring luidde dat het ging om een neergestorte
weerballon. Later werd daar aan toegevoegd dat het een ultra-geheime ballon
betrof, eentje met geavanceerde radar-apparatuur om de Sovjet-Unie mee te bespioneren.
Maar was dat het hele verhaal? Veehouder Mac Brazel werd na zes juli acht dagen achter gesloten deuren ondervraagd. Hij mocht met niemand contact hebben. Zelfs zijn familie mocht hem niet spreken. Na die acht dagen kwam een veranderde Mac Brazel naar buiten. Hij sprak met geen woord meer over de brokstukken en zijn mond bleef ook in de jaren daarna als dichtgeritst. Blijkbaar was de rancher er niet armlastiger door geworden, want hij oogstte fronsende blikken toen hij – niet lang daarna – opeens over straat reed met een splinternieuwe Ford pick-up truck.
Lijkjes
in de woestijn…
Intussen deden de militairen een nieuwe ontdekking, mijlen verderop. In de woestijn
lagen lijken. Volgens Thomas L. Gonzales, een sergeant van de 509th Bomb Group,
waren het ‘…kleine mannetjes, ruim een meter lang. Ze hadden ogen
en hoofden die wat groter waren dan van mensen.’ Tientallen jaren stond
Gonzales alleen met die uitspraak. Andere officieren die in het crashgebied
waren geweest, hielden de lippen op elkaar.
…met
grote hoofden en een asgrijze huid
Pas vanaf het eind van de jaren ’70 begonnen mensen te praten. Als eerste
majoor Marcel, die publiekelijk bevestigde wel degelijk een UFO gezien te hebben
in 1947. Daarna kreeg hij ruggesteun van meer ‘Roswell-militairen’.
De verklaringen kwamen op hetzelfde neer. De buitenaardsen waren mensachtig,
klein, met opvallend grote hoofden en ogen. Over hun asgrijze huid droegen ze
aluminiumkleurige uniformen.
Area-51
Waar liggen de UFO-brokstukken nu? Volgens sommigen in Area-51, een zwaar geheime
militaire basis van de US Air Force, ten noorden van Las Vegas. Hier werden
verschillende hightech vliegtoestellen ontwikkeld, zoals de U-2 en de F-117
Stealth bommenwerper. Maar ook is in Area-51 buitenaardse technologie opgeslagen.
Dat menen althans de onwrikbare Roswell-gelovigen.
Lijkschouwing
op een alien
In 1995 ontstond grote beroering in het UFO-wereldje, vanwege de première
van filmbeelden die geschoten zouden zijn tijdens het verrichten van sectie
op de ruimtewezens van Roswell. Het beroemde filmmateriaal toont een mensachtig
wezen dat naakt op een tafel ligt. Het kale hoofd heeft twee oren, die lager
zitten dan bij mensen. De grote, zwarte ogen zijn wijd open, evenals de mond,
en de neus is klein. De beelden hebben echter geen einde gemaakt aan het gekibbel
dat nu al zo’n zestig jaar duurt. Viel in Roswell nu wel of niet een UFO
te pletter, met of zonder buitenwereldse reizigers aan boord?
Tot zover de hoofdmoot van het artikel. Verder staan er nog wat korte verhaaltjes in diverse kadertjes en een paar daarvan zijn zo onwerkelijk dat ik die maar weglaat. Zoals: ‘raadsels in Peru’ waar volgens de schrijver in maart dit jaar reusachtige afbeeldingen van katten, apen en vogels zijn gevonden. In maart van dit jaar??? Dergelijke afbeeldingen zijn al tientallen jaren bekend en er wordt in de ufologie al net zolang hartelijk gelachen om de veronderstelling dat de kaarsrechte lijnen, die er eveneens zijn gevonden, landingsplaatsen voor UFO waren. Dan een kadertje met een verhaal over een meisje uit ons eigen Friesland dat een foto heeft gemaakt van een grijs, klein wezentje met zwarte ogen, wat volgens mij gewoon haar lappenpop is.
Maar er staan ook een paar kadertjes bij die door iemand met meer verstand van UFO-zaken zijn geschreven, zie hieronder:
Ooggetuigen
van Roswell
Op 6 juli 1947 zat een jongetje van acht, Gerald Anderson, in de Plymouth die
werd bestuurd door zijn vader. In de auto zaten verder nog een broer, neef en
oom van de jongen. Ze waren onderweg naar een oom van Gerald. Daar zouden ze
tijdelijk gaan wonen, omdat Gerald’s vader in New Mexico een nieuwe baan
had gekregen. Onderweg maakten ze een stop. Gerald’s oudere broer Glen
jr. en oom Ted waren namelijk gedreven rockhounds, speurders naar edelstenen.
Volgens de twee lagen enkele juweeltjes te wachten in de woestijn. Dus parkeerden
ze de Plymouth en trokken te voet door de opgedroogde rivierbeddingen naar de
verder gelegen grote vlakten, waar de stenen te vinden moesten zijn. Maar toen
ze enkele mijlen gelopen hadden, vonden ze iets heel anders. Tegen een rotspartij
aan lagen de resten van een grote ‘zilveren schijf’. Later zei Gerald:
‘Ik hoorde kreten. Mijn vader riep: het is verdomme een ruimteschip!’
Gerald haastte zich er naar toe. In de schaduw van het aluminiumkleurige wrak lagen drie kleine wezens. Twee ervan waren dood, het derde kon zich niet bewegen, maar leefde nog. Toen zag Gerald een vierde schepsel, onbezeerd. Op het moment dat de jongen er oogcontact mee kreeg, week het in angst terug. Hij praatte er tegen, maar de ufonaut gaf geen enkel antwoord. Anderson raakte het metaal van de vliegende schotel aan. ‘Het was koud. Die dag was het boven de veertig graden, maar dat materiaal voelde aan alsof het in een vriezer lag.’
Gerald en zijn familie maakten zich uit de voeten en verzwegen decennialang wat ze gezien hadden. Tot Gerald in 1990 de stilte doorbrak. Hij werd uitgehoord door meerdere UFO-specialisten, ook onder hypnose, en daaruit bleek niet dat Anderson fantaseerde. Tot de dag van vandaag is zijn getuigenis een van de vreemdste in het hele Roswell-mysterie.
Op 8 juli 1947 hoorde een patholoog uit Roswell, Glenn Dennis, over een crash in de buurt van zijn woonplaats. Vrijwillig meldde hij zich om hulp te bieden. Van de inmiddels toegestroomde militairen kreeg hij te horen dat er ‘geen crash was geweest’ en hem werd aangeraden geen ‘valse geruchten’ in het dorp te verspreiden. Des te nieuwsgieriger geworden, belde hij daags later een vriendin en tevens verpleegster, van wie Dennis wist dat ze betrokken was geweest bij de zogenaamd niet-gebeurde crash. Ze ontmoetten elkaar en volgens Dennis was ze lijkbleek. ‘Ze zei dat ze in een kamer was geweest waar twee artsen, die ze niet kende, sectie hadden verricht op een merkwaardig uitziend schepsel.’
In de weken die volgden, belde Dennis de verpleegster verschillende keren op, steeds zonder succes. Toen kreeg hij te horen dat ze was overgeplaatst. Weer een tijdje later meldde ze zich zelf, per post, en gaf hem haar nieuwe APO (legeradres). Hij schreef terug, maar kreeg zijn brief ongeopend retour, met het stempel ‘overleden’ er op. Uiteindelijk vernam Dennis dat ze verongelukt zou zijn in een militair vliegtuig.
De
mens: eenzaam maar niet alleen?
Sinds de mens rechtop kan staan, kijkt-ie naar de sterren. En vraagt-ie zich
af of er ergens daarboven leven is. Enerzijds prikkelt dat de fantasie, zoals
weer eens bleek uit War of the Worlds, de jongste blockbuster op het witte doek.
Maar ook stimuleert het de hersencellen van de geleerde eggheads onder ons.
Dankzij de moderne technologie komen we steeds meer te weten. Niet lang geleden,
in 2004, zorgden NASA-missies naar Mars voor grote opwinding. Er werd water
gevonden op de Rode Planeet. Dat kan maar één ding betekenen:
dat daar ook leven is – of eens is geweest.
Nog recenter, op 4 juli – de Amerikaanse ‘Independence Day’, schoot NASA een sonde af op komeet Tempel 1. Dit gebeurde op een moment dat de vliegende ijsberg ‘vlakbij’ de aarde was, op een luttele 133 miljoen kilometertjes. De beuk op de brok ruimtesteen had tot doel een kijkje te krijgen in het inwendige van de komeet. Onder meer interessant omdat er een wijdverbreid geloof is dat kometen dragers kunnen zijn van organische bouwstenen – buitenaards leven, met andere woorden.
Hoe dan ook: je zou zeggen dat het wel erg vreemd is als de mensheid geen buren heeft op andere planeten. Volgens schattingen zijn er 70 sextiljoen sterren in het heelal – da’s een 7 gevolgd door 22 nullen. Om een idee te krijgen: je hebt het dan over tien keer zoveel sterren als er zandkorrels zijn op alle aardse stranden en woestijnen bij elkaar. En dan praten we alleen nog maar over het zichtbare deel van het universum.
Andere rekensommetjes zijn minstens zo verbluffend. In ons eigen Melkwegstelsel heeft het licht van de zon een schamele acht minuten nodig om onze planeet te bereiken. En licht ‘reist’ 300.000 kilometer per seconde… Datzelfde zonlicht moet echter een slordige 25.000 jaar reizen om tot het middelpunt van de Melkweg te geraken!
Het dichtst bij de Melkweg ligt het sterrenstelsel Andromeda. Met de snelheid van het licht duurt het 6 miljoen jaar om daar te komen. Als je nou bedenkt dat in het universum anno 2005 meer dan 100 miljard sterrenstelsels in kaart gebracht zijn, waarvan de Melkweg en Andromeda er slechts twee zijn… Tel dan op een vrije zondag maar eens uit hoe onmetelijk groot het heelal is.
En dan is het welhaast een mirakel als enkel en alleen op die microbe in het enorme universum, ons aller Moedertje Aarde, leven borrelt.