HET BUITENAARDSE RAADSEL
Over vliegende schotels, contact met buitenaardse wezens en kosmische ontvoeringen
Schrijver: Marcel van Beurden
Uitgever: Papieren Tijger 2004
ISBN: 90-6728-124-7
133 blz.
Beschrijving:
Bestaan vliegende schotels? Worden er echt mensen door buitenaardse wezens
ontvoerd? Marcel van Beurden denkt van niet. Maar wat is er dan te zien op
die foto’s waar vliegende schotels op lijken te staan? En al die mensen
die beweren zo’n vliegende schotel gezien te hebben, liegen die dan?
Moeten we die verhalen serieus nemen, of zijn dat allemaal verzinsels?
Op al die vragen geeft van Beurden in Het buitenaardse raadsel antwoord. Tevens schetst hij de historische, sociologische en psychologische factoren die ten grondslag lagen aan onder meer de vliegende-schotelhypothese en de meldingen van kosmische ontvoeringen. Hij doet dat helder en informatief, gewapend met humor en veel kennis van zaken. Het resultaat is een ontnuchterend en bij vlagen hilarisch boek dat de lezer voert langs zieners en profeten, dubieuze wetenschappers, slimme ondernemers en een publiek dat smulde van hun verhalen.
Marcel van Beurden (1966) schreef voor de tijdschriften Skepter en Psychologie Magazine artikelen over het buitenaardse raadsel. Hij leverde ook bijdragen aan de Telegraaf en Het Brabants Dagblad.
Uitgebreide boekrecensie door Paul Harmans
Ik kreeg half juli 2004 een boek opgestuurd met de titel ‘Het Buitenaardse Raadsel’ geschreven door Marcel van Beurden. Marcel vroeg mij om het op ufowijzer te zetten en of ik er een stukje over wilde schrijven. Hij gaf al bij voorbaat aan dat hij kritisch was en dat ik het wellicht niet met al zijn standpunten eens zou zijn. Ik beloofde hem dat ik zijn boek zou lezen en het misschien op ufowijzer zou plaatsen.
Toen ik het voorwoord van zijn boek had gelezen, werd mij al snel duidelijk dat Marcel nauwe banden had met stichting Skepsis (hij had regelmatig artikelen geschreven voor het blad Skepter) en ter voorbereiding van zijn boek had hij uitgebreid contact gehad met Marcel Hulspas. Als ik van te voren had geweten dat dat zo was, was ik er naar alle waarschijnlijkheid niet aan begonnen. Stichting Skepsis bestaat uit een zeer harde kern van afkrakers, in het Engels: ‘debunkers’ en dat is heel wat anders dan critici. De mening van debunkers staat zo vast dat men pertinent weigert objectief naar de feiten te kijken en je bereikt niets door met dergelijke mensen in discussie te gaan. Dit lijkt kort door de bocht, maar een ieder die ooit met Skepsis te maken heeft gehad weet dat het waar is. Op hun website dagen zij bijvoorbeeld de homeopathievoorstanders uit tot een proef, maar terecht vreest de homeopathie dat een stichting met een dergelijke reputatie hen geen eerlijke kans biedt en weigert samenwerking.
Het kan geen kwaad een dergelijk boek op ufowijzer te plaatsen. Vandaag de dag zullen critici en zelfs de mensen in de media, er een overkill in herkennen. Dergelijke boeken graven het graf van de schrijver. Net als de verklaringen die de sceptici aandroegen voor de waarneming van de Mexicaanse luchtmacht in maart van dit jaar en zichzelf daarmee belachelijk maakten, geeft dit boek de neerwaartse spiraal waarin de sceptische organisaties zich momenteel bevinden een ferme duw.
Het boek
Ik heb het boek van Marcel gelezen soms met kromme tenen, hartkloppingen en
een bloeddruk die boven de normale waarden opliep. Vanaf het eerste hoofdstuk
wordt het hele UFO-fenomeen zo negatief mogelijk neergezet geheel volgens
de regels van het handboek der debunker. Het is volgens Marcel allemaal gebaseerd
op een psychisch uit de hand gelopen waarneming, de waarneming van Kenneth
Arnold in 1947. Burgers, militairen en politici, allemaal verloren ze hun
hoofd en onder invloed van de ook nog eens spannende situatie die aan het
eind van de veertiger jaren begon met het Oostblok, werd men paranoïde
en begon men vliegende schotels waar te nemen. UFO-voorstanders op hoog niveau
blijken volgens de schrijver allemaal een steekje los te hebben. Presidenten,
generaals, kolonels, ministers en hoge ambtenaren zijn massaal door de UFO-koorts
bevangen en nemen zodoende natuurlijk de totaal verkeerde beslissingen waardoor
het publiek steeds meer de indruk krijgt dat er werkelijk wat aan de hand
is. De volgens Marcel zeer oprechte wetenschappelijke onderzoekers, zoals
bijvoorbeeld dr. Condon, komen dan ook met de zeer aannemelijke eindconclusie
dat er helemaal niets aan de hand is, dat alles berust op verkeerd geïnterpreteerde
waarnemingen en de staatsveiligheid niet in het geding is.
De
Skepsis-stijl
Hoofdstuk na hoofdstuk volgt nu de bekende Skepsis-schrijfstijl: licht komisch,
vaag vernederend, karaktermoord op de voorstanders, ophemelen van sceptici,
feiten net binnen de grenzen verdraaien zodat het nergens meer op lijkt, geen
uitspraak over de werkelijk onverklaarbare gevallen en als men die al probeert
te verklaren dan is het een nog onbegrepen aards fenomeen (waar, om voor mij
onbegrijpelijke redenen, blijkbaar geen enkele wetenschapper interesse in
toont), geen directe beschuldigingen, maar insinuaties die zeer duidelijk
zijn, enz, enz.
UFO’s
in de ruimte
De waarnemingen van de astronauten van UFO’s in de ruimte worden in
het boek allemaal verklaard volgens wat NASA erover beweerde zoals: ijskristallen,
satellieten, verbrandingstrappen, urinedumps, enz. Zelfs als de duidelijke
foto’s die astronaut McDivitt nam van een cilindervormig object ‘per
ongeluk’ door NASA bij de ontwikkeling daarvan worden vernietigd (waar
hebben we dat vaker gehoord?) neemt Marcel keurig deze bewering als waar aan.
Ook de bewering van NASA dat het object gewoon de ontbrandingsraket was, roept
bij hem niet de vraag op waarom een ervaren astronaut die niet als zodanig
herkent. Dat is net zoiets als een vrachtwagenchauffeur zijn per ongeluk losgeraakte
linkerachterwiel tijdens de rit voorbij ziet rollen en het niet als een wiel
herkent.
De eindconclusie van Marcel wat betreft UFO’s in de ruimte volgt hier: “Niettemin duurde deze opleving van verhalen over UFO’s in de ruimte maar kort, en het hevige vuur dat ze veroorzaakten doofde al snel. Vanaf de jaren tachtig hoorde men er weinig meer over.” Marcel heeft zeker nooit gehoord van de vele UFO-meldingen afkomstig van de Shuttle-bemanningen en heeft al helemaal geen weet van de ‘The Secret NASA Transmissions, The Smoking Gun’. Inmiddels heb ik ervoor gezorgd dat die video in zijn bezit is.
UFO-crashes
Dan een hoofdstuk over de UFO-crashes. Hierin wordt natuurlijk Roswell aangehaald,
maar zoals Philip J. Klass (Amerika’s luidruchtigste debunker) dat al
uitgebreid deed, worden alle zaken zover verdraaid en krom uitgelegd dat het
net lijkt alsof de luchtmacht het wel over een ‘schijf’ had, maar
in wezen een ‘kegel’ bedoelde die onderdeel was van een Mogull-ballonsleep.
Tussendoor wordt een verhaal aangehaald over luchtschepen die ene Koehler
had gezien en dat zelfs door UFO-onderzoekers niet als waar wordt aangemerkt,
maar dat wordt er niet bij verteld. In slechts een paar zinnen wordt de onderzoeker
aangehaald die meer dan twintig jaar werk heeft zitten in het Roswell-incident:
Stanton Friedman en natuurlijk worden die paar zinnen besteed aan het zwart
maken van de man. Geen woord dat het hier om een professor en kernfysicus
gaat die al honderden lezingen over de gehele wereld heeft gegeven over het
onderwerp UFO en zelfs regelmatig met succes debunker Klass heeft weerlegd.
Contactpersonen
Het hoofdstuk ‘Contact’. Hierin komen de contactpersonen zoals
Adamski aan bod. Dat is altijd al een geliefd onderwerp van de debunkers geweest
omdat dergelijke contactpersonen zaken vertelden die naderhand redelijk weerlegd
konden worden, maar het aanhalen ervan kan de lezer heel snel over de streep
trekken om meteen aan te nemen dat alles onzin is aan het UFO-fenomeen. Er
zijn nog weinig moderne UFO-onderzoekers die aandacht aan de antieke contactpersonen
besteden en in de hedendaagse ufologie wordt er ook geen woord meer aan vuil
gemaakt. Maar voor de debunker is het verplichte kost.
Ontvoeringen
In het boek komen ook de ontvoeringen aan bod. Het zou volgens Marcel een
“behoefte zijn geweest aan een persoonlijker en indringender contact
met buitenaardse wezens” als reactie op de tanende contacten van de
contactpersonen. En daarom ontstond het fenomeen buitenaardse ontvoering.
Zo simpel is het volgens Marcel. Hij heeft geen enkel ontvoeringsslachtoffer
geraadpleegd en schrijft alweer klakkeloos dezelfde beweringen die debunkers
al jaren schrijven. Het zijn slaapsoornissen, hallucinaties en zelfs domweg
verzonnen incidenten en de bekende onderzoekers worden, zoals een trend is
binnen de Skepsis-gemeenschap, zo onvoordelig mogelijk neergezet en de gebruikte
technieken de grond in geboord. Dr. John Mack, David Jacobs en Budd Hopkins
worden te kijk gezet als gewetenloze hulpverleners die een dik belegde boterham
verdienen aan de boeken die zij over hun ‘slachtoffers’ schrijven.
Disclosure?
Er komt nog veel meer aan bod in dit boekje en alles wordt over dezelfde sceptische
kam geschoren, niets is zoals het lijkt, het is allemaal de schuld van een
paar kromme hersencellen waardoor mensen dingen zien en beleven die slechts
gebakken lucht zijn. Ik begon mij op het laatst af te vragen of een echte
psycholoog dergelijke debunkers en hun werkwijzen niet meer afwijkender zou
vinden dan de aanname dat er in het immens grote heelal wellicht een aantal
beschavingen zo ver zijn dat ze andere planeten en wellicht ook de aarde met
een bezoek vereren? Een aanname die wordt ondersteund door heel veel 1e klasse
waarnemingen van de getuigen in het Disclosure project.
‘Disclosure’? Ja, inderdaad ‘Disclosure’, ik vraag mij af waarom nu juist dat belangrijke initiatief niet wordt beschreven in het boek. Het is heel vreemd en dat zie je bij alle debunkers, men laat angstvallig het Disclosure project buiten beschouwing en je zult er dus in dit boekje, dat volgens de uitgever op alle vragen een antwoord geeft, ook geen woord over lezen. Toeval?
133
bladzijden?
Het boekje bevat slechts 133 bladzijden en dat is op zich al een aanduiding
dat de schrijver wel heel beknopt met een fenomeen omgaat dat al een dikke
vijftig jaar de halve wereldbevolking bezighoudt.
Wat
staat er dan op de foto’s?
In de beschrijving op de achterkant staat ook de volgende zin: “Maar
wat is er dan te zien op die foto’s waar vliegende schotels op lijken
te staan? En al die mensen die beweren zo’n vliegende schotel gezien
te hebben, liegen die dan?” Ik kan in het hele boek geen antwoord vinden
op deze twee vragen en toch beweert de uitgever dat van Beurden op al deze
vragen een antwoord geeft. Ik zoek zelf ook nog steeds naar een antwoord op
mijn eigen waarneming, maar ook nu zal ik mij af moeten blijven vragen wat
het was, wellicht ook een slaapstoornis of ben ik gewoon een fantast?
Ik verdenk de schrijver ervan dat hij zijn onderzoek heeft beperkt tot het lezen van de artikelen van ’s werelds grootste debunker, de Amerikaan Philip J. Klass en die van Neerlands grootste afkraker Marcel Hulspas. Vooral de beweringen over de psychologische werking achter het fenomeen lijken rechtstreeks uit de koker van Hulspas te komen, de negatieve beschrijving van alle bekende Amerikaanse UFO-onderzoekers en de rammelende, scheve UFO-geschiedenis komen van Klass.
Een
oproep aan Marcel van Beurden
Marcel stap uit dat starre Skepsis-wereldje en ga zelf op onderzoek uit. Kijk
objectief naar wat het Amerikaanse Disclosure Project je te vertellen heeft.
Kijk naar wat dr. Haines te vertellen heeft met al zijn getuigenissen van
piloten en vraag je dan nog eens af of het wel terecht is wat een Marcel Hulspas,
Rob Nanninga (voorzitter Skepsis) en hun grote voorbeeld Philip J. Klass aan
afkrakende en negatieve praatjes de wereld in helpen. Denk je nu echt dat
alle UFO-onderzoekers blind van vertrouwen zijn en zonder onderzoek zomaar
wat verzinsels hebben aangenomen. Je kunt, zoals jij hebt gedaan, alles omdraaien
en alles en iedereen belachelijk maken en het lijkt dan voor veel mensen ook
nog de waarheid te zijn. Maar wees nu eens heel eerlijk en kijk naar de manier
waarop je het grootste mysterie van de laatste vijftig jaar hebt verwoord,
dat is toch een aaneengesloten reeks uiterst negatieve veronderstellingen.
Het is beslist niet zo simpel zoals jij het uitlegt, kort samengevat: “Een
journalist noemt in 1947 de 9 door Kenneth Arnold waargenomen objecten: ‘vliegende
schotels’ en enkel en alleen daardoor zijn de mensen psychologisch beïnvloed
en denken in de daaropvolgende vijftig jaar dat zij ze ook zien.” Vreemd
genoeg verschijnen hun verwarde gedachten ook nog massaal op foto’s
en videotape. Maar volgens de visie van Skepsis zijn er gelukkig nog een paar
debunkers die weten dat het slechts een hersenspinsel is wat is geweven door
een journalist in 1947 en zij hebben de taak op zich genomen om het menselijk
ras te verlossen van het grootste psychologische juk dat men ooit te torsen
had.
Wees eerlijk Marcel en begin aan een eigen onbevooroordeeld onderzoek. Je zult ontdekken, zodra je onder de verstikkende Skepsis-deken bent uitgekropen, dat er een fascinerende wereld op je ligt te wachten. Stel je intelligentie op positieve wijze in dienst van het UFO-fenomeen. Het is een feit dat er veel rotzooi tussen zit, maar doe onderzoek naar de echt onverklaarbare gevallen en die zijn er, dat weet ik 100% zeker en wie weet schrijf je in de toekomst een boek dat wel recht doet aan dit veelomvattende fenomeen.
Paul Harmans
Reactie door Marcel van Beurden op de recensie van Paul Harmans
Ik ben lichtelijk geamuseerd door het gegeven dat Harmans me als een echte “sceptic”
kenschetst. Volgens hem schrijf ik zelfs volgens het handboek der debunkers.
Ik heb mijn boekenkast er nog maar eens op na gekeken, maar heb niets van dien
aard kunnen ontdekken, enkel boeken van zowel sceptici als van mensen die geloven
in vliegende schotels.
Harmans zegt dat sceptici niet in discussie gaan met anderen. Bij dezen wil ik duidelijk maken dat dit voor mij niet geldt, mocht ik als scepticus worden gekenschetst, en ik wil dan ook tevens stellen dat het een kwestie van toonzetting en respect is dat er nooit een discussie tussen beide kampen is gevoerd. Dit geldt zowel voor de sceptici als voor de “gelovigen”. Beide kampen zitten verscholen in uiterst rigide en gepolariseerde kampen, waarin al dan niet feitelijke argumenten door henzelf en door hun tegenstanders als fileermessen op elkaar worden gebruikt. Een situatie die voor niemand voordelig is en die riekt naar sterke onvolwassenheid.
Welbeschouwd
heb ik enkel naar de ontwikkeling van het vliegende-schotelfenomeen gekeken
in het kader van de Koude Oorlog. Ik heb het UFO-fenomeen niet negatief neergezet,
zoals Harmans beweert, maar het beschreven volgens de beschikbare gegevens,
zowel van sceptici als van “gelovigen”. Harmans zegt dat ik mezelf
enkel beroep op sceptici, maar als hij mijn literatuurlijst zou hebben aanschouwd
dan zou hij toch moeten toegeven dat ik put uit zowel sceptische als gelovige
bron.
Binnen de begrenzingen die ik mezelf heb gesteld, “houd jezelf aan controleerbare
geschiedkundige feiten”, is het niet vreemd om tot de conclusies te komen
zoals die daar liggen in mijn boek. Veel was al bekend, zowel in sceptische
als in alternatieve literatuur. Het functioneren van de verschillende staatsorganen
in de Verenigde Staten, het samenvoegen en uiteenpeuteren van inlichtingendiensten
heeft het vliegende-schotelfenomeen in staat gesteld om grond te winnen waar
origineel niet eens het kernprobleem lag. Bovendien liepen communicatiekanalen,
destijds onderontwikkeld maar noodzakelijk in de Koude Oorlog, waarin staatsorganen
opereren alsof het ook daadwerkelijk oorlog is, binnen de kortste keren vol,
als er vliegende-schotelmeldingen binnenkwamen. Het is de naakte en controleerbare
waarheid.
Ik vind het ook typisch dat voorstanders van de vliegende-schotelhypothese (waaronder
Harmans dus) de nazistische achtergrond van mensen als Adamski en Williamson
blijven verzwijgen. In plaats hiervan stelt Harmans in zijn recensie van mijn
boek dat deze inmenging al bekend is en dat we hierover niet meer moeten zeuren.
Maar zeker in geschiedkundig kader is het van belang om hiervan verslag te (blijven)
doen. Het is enkel de waarheid dat mensen met een criminele inslag, en van een
duidelijk racistische signatuur en die bovendien banden met veroordeelde Amerikaanse
nazi’s hadden, een beeld van het buitenaardse wezen schetsen dat volledig
overeenkomt met Hitler’s “Blut und Boden”-Duitsers, die door
de propagandamachine van het Derde Rijk werden gepresenteerd als de volmaakte
mens.
Jammer dat Harmans niet de hand in eigen boezem steekt door te erkennen dat - althans een deel - van het UFO-wereldje ooit was vergeven door nazistisch propagandamateriaal. En inderdaad, ik pak mensen met een dergelijke achtergrond feitelijk en hard aan. Dit geldt tevens voor de Zwitserse Billy Meier, de thans nog bekendste levende contactpersoon. Hij is weliswaar geen nazi, maar ook hij tovert mooie, blonde buitenaardse wezens tevoorschijn die hij schamper en doorzichtig van het televisiescherm af heeft gefotografeerd. Van deze man zijn meerdere keren frauduleuze praktijken bekend en waarom ik deze man dan meedogenloos neersabel is het feit dat deze meervoudig veroordeelde man een oplichter is die met de goedgelovigheid van anderen speelt.
Dat Harmans in het geval van buitenaardse ontvoeringen Hopkins, Mack en Jacobs tegen mijn aantijgingen beschermd lijkt me tekenend voor de wijze waarop hij in het leven staat. In plaats uit te gaan van wetenschappelijke en geschiedkundige methodes lijkt hij de voorkeur te hebben voor onderzoeksmethodes die op los zand zijn gebaseerd. Hypnotherapie en geleide ondervragingstechnieken zijn geen methodes die feitelijke gegevens op hoeven te leveren.
Ik heb eens een beschamende videofilm gezien waarop te zien was dat Hopkins, op aandringen van een verwarde moeder, een jong kind (een echt jong kind!) naar de conclusie praatte dat het ontvoerd was door buitenaardse wezens en dat die ontvoeringen nog veel meer zouden plaatsvinden. Lekker vooruitzicht voor zo’n kind! Als dit kind geen angststoornissen of post-stresssyndroom ontwikkelt dan weet ik het ook niet meer. Het was een mooie demonstratie van absolute onkunde en van ongelooflijk fout gedrag! De vragen die Hopkins stelde waren doorzichtig, manipulatief en hij liet het kind dingen geloven die het aanvankelijk niet eens kon verzinnen. Hopkins is een buitengewoon kwalijk individu dat aangeklaagd zou moeten worden voor dit soort schandalige praktijken.
Wereldwijd worden deze ondervragings- en hypnosetechnieken, niet alleen door de wetenschap maar ook door politie en justitie, in de ban gedaan, voornamelijk vanwege erbarmelijke, mensen schadende resultaten en door de immorele bezwaren die ze met zich meebrengen, maar enkele naïeve goedgelovigen (alternatieve genezers en UFO-fanatici) propageren deze niet tot concrete en toetsbare gegevens leidende methoden, zodat steeds weer van die armetierige verhalen in de publiciteit geraken.
Dat gelovigen hierbij niet terugkomen op wetenschappelijke gegevens dat het hier om mensen gaat die feit en fantasie niet uit elkaar kunnen houden (“fantasy prone personality”) en dat het om een wetenschappelijk onderbouwde conclusie (wereldwijd!) van slaapstoornissen gaat, is evenwel kwalijk als leugenachtig.
Ik wil nog even terugkomen op een andere persoon die prominent aan de gelovigenkant staat. Het is Stanton Friedman. Zijn rol in het fenomeen is duidelijk en summier, vandaar dat hij ook als zodanig vermeld is. Friedman is een onbetrouwbare wetenschapper die speelt met feiten en meningen, een Macchiavelli die zich met een overdosis kennis inzet om vooral maar in beeld te blijven. Het adagio waar Friedman, Mack, Hopkins en Jacobs voorstaan is vooral niet in de hand te bijten die hen (financieel) voedt.
Paul Harmans moet maar eens zeer achter zijn oren krabben als hij weer eens een boek leest. Het lijkt erop dat hij brommend aan het boek is begonnen omdat hij mij associeert met Marcel Hulspas. Ik heb verder niets met Hulspas; ik heb eenmaal over buitenaardse ontvoeringen in Skepter gepubliceerd toen hij daar hoofdredacteur van was, en heb nog emailcontact met hem gehad.
Ik ben er zeker van dat Harmans een oprecht mens is. Maar hij is geen goed lezer. Hij is emotioneel zo zeer bij zijn onderzoeksobject betrokken dat hij niet meer in staat is om objectief te oordelen. Hij fulmineert tegen een mening, mijn mening - die op geschiedkundige en wetenschappelijke feiten is gebaseerd -, die na veel feitelijk onderzoek tot stand is gekomen. Dat is zijn recht. Maar ik vind het fnuikend om met een emotioneel betoog te komen, want hij schetst een beeld van ook mijn persoon dat niet op feiten is gebaseerd.
Ik schrijf niet voor of tegen een hypothese. “Hypotheses non fingo”, zei de grote geleerde Isaac Newton eens. “Ik verzin geen hypothesen.” En dat is precies wat ik ook heb gedaan. Ik heb vanuit mijn gestelde hypothese de beschikbare feiten opgezocht, gecatalogiseerd en gecontroleerd, zowel geschiedkundig als wetenschappelijk onderbouwd, en een raster opgesteld waarin alle beschikbare gegevens als telkenmaal controleerbare waarheid kunnen worden gepresenteerd. Ik geloof dat ik op deze basis ook een moreel en ethisch juist boekwerk heb geschreven.
Waar de goedgelovigen vooral mee bezig zijn is dat ze op basis van aannamen, invulling, emoties en achterdochtige gevoelens en dito ideeën een alternatief wereldbeeld propaganderen, waarmee ze moedwillig een wereldbeeld creëren dat verdacht veel op Russel Crowe’s “A beautifull mind” lijkt, een fictieve realiteit die, gelardeerd met schizofrene dromen en ranzige, op seksuele lust gebaseerde fantasieën het spiegelbeeld van ons mensen schetst als nog zeer primitieve, zindelijk opererende kuddedieren. Het ontstijgt nog net het niveau van de in 1966 geopperde fantasie van de Paul McCartney-kloon, maar dan hebben we er ook alles mee gezegd...
Let wel, Harmans en de zijnen hebben weldegelijk een duidelijke zaak in handen. Het Disclosure-project levert interessante videobeelden en getuigenissen op, tenminste voor mensen die nog niet overvoerd zijn door alle redeneringen pro en contra, want ook voor deze zijtak van het UFO-fenomeen geldt dat het een nieuwe loot van een oude boom is. Ik bedoel hiermee dat we alle onduidelijke redeneringen uit de tweede helft van de vorige eeuw nogmaals kunnen herhalen.
Ik heb het Disclosure-project niet in de ontwikkeling van het vliegende-schotelfenomeen meegenomen, aangezien het een recente ontwikkeling in het gegeven is dat niets heeft uit te staan met de conclusies van het boek. Ik vrees dat Harmans dit project middels een boekwerk zelf zal moeten omschrijven. Het Disclosure-project toont getuigenissen en beelden die weliswaar interessant zijn, maar waarvan een groot deel waarschijnlijk op enkele nieuwe natuurkundige fenomenen in de buitenste atmosferische lagen is gebaseerd. Een meteoroloog zal hier meer over kunnen vertellen. Ik denk dat Harmans hier spectaculaire nieuwe natuurkundige fenomenen op beeld heeft, maar hij moet geen antwoorden gaan geven, alvorens dit onderzoeksveld ten volle is doorwrocht. Wat betreft de getuigenissen, ze leveren geen echt nieuw beeld en/of informatie op, behalve dat ze dan onderschrijven wat ik in mijn boek stel: inlichtingendiensten, overheidsdiensten en journalisten hebben in het verleden een uiterst onprofessionele, ondeskundige en schandelijk slechte prestatie neergezet op het gebied van “Unidentified Flying Objects”.
“Waar zijn we toch bang voor?” – de waarheid?
e-mailadres Marcel van beurden: