PRINTBARE VERSIE

DEEL 2

IN WISSELWERKING MET EEN UFO

Auteur: Lou Baldin

Vertaling: Hans Jochems

(Ik heb Mr. Baldins persoonlijke toestemming om het te vertalen en op Ufowijzer te publiceren. Hiervoor ben ik hem zeer dankbaar. Lou Baldin laat tevens weten dat het non-fiction is. Hans Jochems.)

Deel 3


~ “Dit Buitenaardse apparaat maakte werkelijk doorgangen in wanden waarin er daarvoor geen bestonden. Met dit apparaat konden de wetenschappers door wanden lopen ongeacht de samenstelling of dikte daarvan.” De auteur ~



Het boek ‘In League With A UFO’, geschreven door de Amerikaan Mr. Lou Baldin,
uitgegeven op 25 juni 1997.



Schrijver Lou Baldin

* * * * *


Hoofdstuk 3

DE PARANORMALE BENADERING

Men probeerde door gebruik te maken van paranormaal begaafde mensen een aantal geheimen te ontsluiten. De verwachting was dat zij tijdens het werk minder werden geïntimideerd in ruimten die te vreemd waren voor andere wetenschappers om in te werken. Vanaf de start, zoals één wetenschapper het omschreef, konden sommigen van die paranormaal begaafde mensen niet omgaan met wat hen werd getoond en raakten eenvoudig ‘helemaal van slag’. Er waren er een paar die hun eerste schok te boven kwamen en werkelijk communiceerden met de buitenaardse voorwerpen. Maar spoedig daarna ontwikkelden die paar mensen psychoses.

Er zijn vele groepen van technici die aan deze zeer geheim geclassificeerde projecten werken. Sommigen weten de waarheid en de oorsprong van datgene waar zij aan werken. Anderen worden in onwetendheid gehouden en geloven dat zij aan zeer vergevorderde wetenschappelijke projecten voor het leger werken. Van de dertig individuele groepen die aan dit programma deelnemen, communiceert er niet één met de ander. Zij worden om geheimhouding en veiligheidsredenen van elkaar gescheiden gehouden. Alle groepen rapporteren hun bevindingen en resultaten aan één commissie.

Elke groep bestaat uit twee of drie specialisten, gekozen uit het veld van fysici, medische doktoren, metallurgen, psychiaters, wiskundigen, astronomen en parapsychologen. De commissie waaraan deze specialisten rapporteren bestaat uit zeven personen. Sommigen komen uit het leger. De overigen zijn burgers die persoonlijk gerekruteerd worden door de president van de Verenigde Staten.

Na het opnieuw bekijken van veel van de eerste rapporten die aan hun gegeven waren door de wetenschappers, was de gehele commissie zeker van slechts één ding: dat wie die buitenaardsen ook waren, zij het het menselijk ras toestonden hun (buitenaardse) toestel te houden. De commissieleden waren er heel goed van doordrongen dat de buitenaardsen de capaciteit hadden om hun schip op ieder moment weer weg te halen. Zij wisten dat de buitenaardsen dit konden doen nadat zij (de wetenschappers) hadden geleerd hoe zelfstandig alle onderdelen op het schip zijn. Het schip zelf was zeker in staat zonder de hulp van de buitenaardse bemanning te functioneren.

Het was duidelijk voor de commissie dat nadat het toestel zichzelf had gerepareerd, het ook uit zichzelf zou kunnen vertrekken. Wat hen op de éérste plaats bezighield was waarom het hen werd toegestaan het buitenaardse toestel te houden. De opdracht van de commissie was om een zwakke plek in het buitenaardse schip te vinden. Maar hoe meer zij het onderzochten, hoe meer zij beseften hoe zwak mensen zijn in vergelijking met dergelijke buitenaardsen. Dat is de reden waarom iedere president, vanaf Harry Truman (en misschien zelfs Franklin D. Roosevelt) het bestaan van UFO’s absoluut niet kon bevestigen, maar in plaats daarvan gedwongen werd hun bestaan te ontkennen. Geen enkele president zou naar voren komen om de wereld te vertellen dat er daarbuiten buitenaardsen zijn die het menselijk ras kunnen ‘verpletteren’, alsof wij niets meer zijn dan een mug!

Twee van de paranormaal begaafde mensen die in het programma werden aangesteld, blonken uit in het doorbreken van de complexiteiten waarop sommige voorwerpen werkten. De apparaten waar zij het meeste succes mee hadden, waren die die met gedachtegolven functioneerden. Zij maakten contact met een paar specifieke apparaatjes via een soort van ‘buitenzintuiglijke waarneming’. Met één van de apparaten maakten de wetenschappers een enorme doorbraak. Dit buitenaardse apparaat maakte werkelijk doorgangen in wanden waarin er daarvoor geen bestonden. Met dit apparaat konden de wetenschappers door wanden lopen, ongeacht de samenstelling of dikte daarvan. Er zijn geen kunstmatige of natuurlijke materialen die geen doorgang verleenden aan dit buitenaardse apparaat.

De bediening ervan ging moeiteloos. Gesteund door een sterke wil en in bezit van het buitenaardse apparaat baanden de wetenschappers zich vrij eenvoudig een weg door de barrière. Dit apparaat veranderde niet van vorm zoals veel andere buitenaardse apparaten dat wel deden. Het had ongeveer de afmetingen van een stuk krijt zoals leraren op schoolborden gebruiken. Nochtans was de kleur ervan zwart, maar niet zomaar zwart. Dit zwart was zo donker dat het een absorptie eigenschap leek te hebben. Wanneer het activeerde, dimde de lichten in de omgeving. Het leek alsof het de energie van zijn omgeving absorbeerde. De persoon die het vasthoudt heeft het gevoel van zuigkracht, net zoals het gevoel dat je hebt als je een zuigmond van een stofzuiger tegen je huid aandrukt. Het werd gewoonlijk meegenomen in één van de zakken van de pilotenjacks die door de wetenschappers werden gedragen. Veel van de wetenschappers droegen pilotenjacks en in het bijzonder wanneer zij hun werk zogezegd buitenshuis deden. Ook was het zo dat de meesten, zo niet allemaal die aan dit project werkten, ervaren piloten waren.

Omdat dit apparaat de mogelijkheid leek te hebben om dingen naar zich toe te trekken, werd er getheoretiseerd dat zijn samenstelling leek op die van een neutronenster. Een neutronenster is een dode ster die niet langer licht uitstraalt. In plaats daarvan absorbeert het materiaal zoals een spons water. Het wordt niet groter naarmate er meer puin wordt geabsorbeerd, maar kleiner. De dichtheid wordt groter en groter naarmate het steeds meer materiaal vanuit de ruimte opzuigt. Indien het genoeg materiaal heeft geabsorbeerd, zal het imploderen en wordt het een ‘Zwart Gat’. Een theelepel vol met materie van een neutronenster weegt duizenden kilo’s.

Dit was van dit apparaat het enige punt wat niet overeen kwam met die neutronenster theorie, aangezien het zo licht was als een veertje. Doch, het zou een minieme hoeveelheid van neutronenstermateriaal in zich kunnen hebben. Indien dat waar was, zou dat feit op zich nog veel fantastischer zijn dan het buitenaardse schip. En dat is omdat er geen enkele manier is om neutronenstermateriaal te pakken te krijgen, alles dat in de buurt van zo’n ster komt, zelfs als het op afstand wordt bestuurd, zal nog voordat het naar binnen wordt gezogen ter plekke verdampen.

Een ander apparaat dat de paranormaal begaafde mensen ontdekten, immobiliseerde een persoon door hem op de één of andere manier te verlammen. Het apparaat leek op een laserpen, behalve dat de laserstraal zichtbaar was en zich uitstrekte tot zo’n 90 centimeter. De persoon die verlamd werd bleef helemaal bij vol bewustzijn, maar kon zich op geen enkele manier bewegen, behalve zijn ogen. Mensen die door deze laserstraal worden aangeraakt bevriezen als het ware in hun bewegingen. Zij blijven in die toestand zolang de laserstraal contact met hun hoofd maakt. Zodra de laserstraal wordt opgeheven, herwint de persoon op eigen kracht zijn normale doen terug, maar is gedesoriënteerd en kan zich totaal niet herinneren wat er is gebeurd. Dat gevoel duurt minder dan een minuut. Een wetenschapper die zich overgaf aan zo’n experiment vergeleek het met een licht duizelige betovering.

Iedere nieuwe doorbraak stimuleerde de ontdekkingslust van de commissie, dus toen de ontdekkingen afnamen werden zij ongeduldig. Het was in één van deze rustige perioden dat de commissie opnieuw begon te discussiëren over het gebruik van mensen als proefdier. De commissie had gehoopt dat de paranormaal begaafde mensen betere en snellere vooruitgang zouden maken met het ontrafelen van de geheimen van de buitenaardse apparaten. Dat zou hen hebben gevrijwaard voor het maken van zo'n beslissing. Het was dan ook voor sommigen van de commissieleden een pijnlijke weg om in te slaan, maar zij stonden onder druk van het Witte Huis om met meer resultaten te komen.

De commissie zat met een dilemma. Hoe zouden zij experimenten op mensen moeten uitvoeren en ‘s nachts nog kunnen slapen? En dat was nog slechts het medelijdengevoel bij het probleem. Het wettelijke deel daarvan was nu een grotere zorg dan het was in het decennium van de jaren ’40 - waarin menselijke overtredingen gemakkelijker te verbergen waren – iets wat in de jaren ’50, ’60 en ’70 verbeterde. En tijdens die ontwikkeling veranderde de stemming van de Natie snel en was men beslist tegen dergelijke regeringsgewoonten. Zelfs de meest geharde onder de wetenschappers wist dat het enkel een kwestie van tijd zou zijn voordat hun geheime organisatie zou worden ontdekt en worden geopenbaard.

‘Wanneer die dag komt, zullen er zeker koppen rollen’, verkondigde één van de wetenschappers in het rapport. Niemand geloofde dat het in zijn leven zou gebeuren, maar de mogelijkheid was er natuurlijk altijd. Er waren geen makkelijke antwoorden, en speciaal sinds de commissie zelf hevig verdeeld was over die ene kwestie. Wegens die onenigheid werd gevreesd dat iemand van het team die informatie naar de pers zou lekken.

Na weken van over en weer gepraat over het gebruik van mensen in hun laboratoria, werd er een overeenkomst bereikt: ‘De wetenschappers zouden de experimenten meenemen en uitvoeren in een oorlogsgebied’. Het idee kwam van twee militaire attachés die leden van de commissie waren. Zij stelden het voor aan hun collega’s van de commissie nadat ze teruggekeerd waren van een briefing met de president en zijn stafchefs in het Witte Huis. Op die briefing kwamen zij te weten dat de mogelijkheid zeer groot was dat Amerika een oorlog met Korea zou beginnen. Dat zou hun probleem oplossen. Zij zouden een medische hulppost opzetten die de zwaarst gewonde slachtoffers van de oorlog kon behandelen.

De wetenschappers konden dan de soldaten en andere slachtoffers van de oorlog gebruiken voor experimenten. Zij zouden enkel experimenteren op degenen die vrijwel geen kans van overleven hadden. De oorlog voorzag hen van veelvoudige gelegenheden. Zij konden gebruik maken van gevangenen en vijandelijke slachtoffers om de buitenaardse apparaten op hun geschiktheid als wapen te testen. De wetenschappers hadden enkel één enorm probleem: de buitenaardse apparaten keerden telkens na drie dagen terug naar het buitenaardse toestel. Zij zouden het buitenaardse toestel moeten verplaatsen tot dichtbij de plaats waar zij de experimenten uitvoerden. Deze oplossing creëerde een ander probleem. Er waren vele mensen die aan verschillende onderzoeksprogramma’s werkten en die direct verbonden waren met het buitenaardse toestel, maar die niets te maken hadden met de experimenten die zij in de oorlogszone zouden gaan uitvoeren. De experimenten op mensen waren slechts een fractie van de activiteiten die gedurende die jaren plaatsvonden, maar dat gebied van onderzoek had de hoogste prioriteit van ‘de toenmalige machthebbers’. Dus, het buitenaardse toestel ging overal mee naartoe ongeacht waar die eenheid van wetenschappers naar toe werd gestuurd.

Japan was de plaats. Het lag slechts een paar minuten vliegen van en naar Korea en er was al een grote Amerikaanse militaire aanwezigheid. In die tijd had Japan, net na de Tweede Wereldoorlog, nog een zwakke economie en er vond een omvangrijke heropbouw van de infrastructuur plaats met behulp van de regering van de Verenigde Staten. De installatie van een zeer geheime operatie als deze vond dus plaats zonder dat ook maar iemand het opmerkte.

Er waren in Japan Amerikaanse wetenschappers die de resultaten van stralingsvergiftiging bestudeerden. Pas vijf jaar eerder, in 1945, waren atoombommen op Nagasaki en Hiroshima gevallen. De verwoesting van die oorlog was in 1950 nog steeds zichtbaar toen de commissie daar haar hoofdkwartier opzette.

De locatie die de commissie had gekozen werd nooit onthuld en men was alleen in Japan gestationeerd zolang de Koreaanse Oorlog duurde. Er waren een aantal commissieleden die medelijden hadden met het Japanse volk na het zien van de effecten die de bommen hadden veroorzaakt. De wetenschappers hoopten genoeg te weten te komen van de buitenaardse instrumenten om iets van de stralingsschade te verzachten die bij duizenden Japanse mensen was veroorzaakt. Ze hebben geen experimenten op de Japanners uitgevoerd. Ze wachtten totdat er afdoende bewijs was van wat de instrumenten konden doen voordat er pogingen werden ondernomen om burgers te behandelen.

In een oorlogstoestand waar leven en dood, ellende en bruutheid aan de orde van de dag is, hadden weinig commissieleden het gevoel dat wat zij in Korea aan het doen waren verkeerd was. Zij wisten dat de mensheid een geschenk had gekregen (het buitenaardse toestel) vol met onnoemelijke mogelijkheden. Het was hun opdracht om het voor het goede te gebruiken. Anderen in de commissie voelden dat wat zij in hun bezit hadden, ook tot wapen zou kunnen worden omgevormd, iets dat een nachtmerrie op de wereld zou kunnen ontketenen - een nachtmerrie die de gruwelen van de atoombommen die op Japan waren gevallen zou laten verbleken.

Zoals de commissie had verwacht, via de aan hen gegeven informatie door bronnen in hun organisatie, viel in de zomer van 1950 het getrainde Sovjetleger, dat gestationeerd was in Noord-Korea, Zuid-Korea binnen. Binnen enkele dagen na die invasie mengden de troepen van de Verenigde Naties, geleid door Generaal Douglas MacArthur, zich in de gevechten en zij begonnen de Noord-Koreaanse troepen terug te dringen tot boven de 38ste breedtegraad.

Tweeëneenhalf jaar daarvoor was de commissie in bezit van het buitenaardse toestel gekomen. Nu met de begonnen oorlog wisten zij dat ze op het punt stonden om sommige van de geheimen van het heelal te ontsluiten.

De operatie verliep niet helemaal vlekkeloos. Precies op het moment dat zij de medische hulppost aan het voorbereiden waren, werden zij aangevallen door optrekkende Noord-Koreaanse troepen. Meerdere malen kregen de wetenschappers te maken met de verdwijning van dokters en technici, evenals de buitenaardse instrumenten. Het verschil was dat de instrumenten altijd onbeschadigd naar het schip terugkeerden, waar zij iedere keer opnieuw weer werden opgehaald. Maar de verdwenen wetenschappers keerden niet meer terug.

Het werd steeds moeilijker om de experimenten uit te voeren. De spanning van het op slechts minuten afstand van de frontlinies zitten en het altijd in angst zitten voor de kans overvallen te worden, eiste z’n tol op het personeel. Van de drie jaar die de oorlog duurde, waren er slechts enkele maanden die als productief werden beschouwd. Het merendeel dat was bestudeerd raakte tijdens het steeds maar weer onderweg zijn naar een andere locatie kwijt. De rest ging verloren toen het kamp werd vernietigd. Wat gered werd was weer ‘verdacht’ wegens de moeilijke condities waaronder ze moesten worden uitgevoerd.

De teamleden kozen ervoor zo dichtmogelijk bij de frontlinies te werken, zodat ze konden experimenteren met gewonde lichamen die zo ‘vers’ als mogelijk van het slagveld kwamen. De medische hulppost werkte ook als een echte eerste hulppost en behandelde ook de gewonde soldaten. Ze experimenteerden enkel met diegenen die medisch gezien geen enkele kans meer hadden te overleven. Maar desondanks werd er tijdens die jaren vooruitgang geboekt. De commissie was in staat een doorbraak te forceren met een aantal van de buitenaardse instrumenten aangaande wat deze instrumenten tijdens de testen op dodelijk gewonde soldaten van beide partijen deden.

Deze commissie was er niet van op de hoogte of de buitenaardse onderdelen ook als wapens konden worden gebruikt, of dat zoiets werd geprobeerd, omdat die testen uitgevoerd werden door een andere afzonderlijke regeringsinstantie.

De president van de Verenigde Staten werd dagelijks op de hoogte gehouden van alle bevindingen aangaande dit project, om het even hoe onbelangrijk het ook was. Maar zo af en toe kreeg hij een samenvatting met meer details van de belangrijke bevindingen en voorvallen. Het rapport was beknopt en gaf een korte beschrijving van de onderdelen en een schets waar zij op leken. In de meeste gevallen was de schets van weinig belang en diende enkel om aan te tonen waar het onderdeel op leek toen het werd geschetst. De buitenaardse voorwerpen hadden de neiging hun fysieke vorm regelmatige te veranderen. Alle voorwerpen in het rapport waren geïdentificeerd met tenminste één functie, hoewel het rapport verklaarde dat elk voorwerp misschien dozijnen of zelfs honderden andere toepassingen kon verrichten.

Eén van de rapporten beklemtoonde dat het jaren van studie zou vergen om slechts een tipje van de sluier op te lichten voor wat betreft waar deze dingen in werkelijkheid allemaal toe in staat zouden zijn. Om die reden deden een aantal leden van de commissie suggesties aan de president dat sommige instrumenten op een beperkte basis vrijgegeven zouden moeten kunnen worden aan hun burgercollega’s. Zij waren er zeker van dat het tijd was om de wetenschappelijke gemeenschap toegang te laten verkrijgen tot enkele buitenaardse voorwerpen. Hun gedachten waren dat iets van deze omvang bestudeerd moest kunnen worden door een groot aantal instituten, in de hoop dat er nuttigheden zouden worden ontdekt die in de zeer nabije toekomst de mensheid ten goede zouden kunnen komen, in tegenstelling met de verwachting dat zoiets pas in een ver verwijderde toekomst zou plaatsvinden indien zij op deze huidige clandestiene manier van werken moesten verdergaan.

Anderen in de commissie verschilden van mening en voelden dat dit een soort ‘Trojaans paard’ kon zijn, met als verklaring dat de buitenaardsen probeerden om het mensenras te ‘lokken’ door de mensheid te laten denken dat zij (de buitenaardsen) van goede bedoelingen waren - of nog slechter, om de mensheid te intimideren door de mensen te laten beseffen wat zij tegenover zich hadden!

De president werd ingelicht over beide zienswijzen, en besliste dat het een domme politieke zet zou zijn om een macht te erkennen die veruit superieur was aan alles op deze planeet. De reden daarvan, vertelde hij de commissieleden, ‘was dat het gevoel van evenwicht en veiligheid, waar de Amerikanen zo van genoten, door een dergelijke openbaring uiteengerukt zou kunnen worden, met tevens de reële mogelijkheid dat het de Amerikaanse economie enorm zou beschadigen met als gevolg daar weer van dat men tezamen met de rest van de wereld in één grote chaos terecht zou komen’.

De president benadrukte aan de commissie dat hij misschien een beetje ‘melodramatisch’ overkwam, maar dat hij het niettemin zo zag. Hij voegde eraan toe: "De commissie zal zelfs nog meer worden afgeschermd bij haar operaties, niet minder."

Het was geen toeval dat de kosten van defensie-uitgaven toenamen met elke nieuwe president. De ontdekking van het buitenaardse schip in 1947 had er alles mee te maken. De Koude Oorlog met de USSR was meer een ‘meevaller’ dan een echte angst voor het Communisme. Niet dat Rusland niet gevaarlijk en onvoorspelbaar was. De USSR was dat wel degelijk ‘en verdiende om in de gaten te worden gehouden’ (volgens een citaat in het memorandum van de president). Na de ontdekking van het buitenaardse schip nabij Roswell, New Mexico, waren velen in de hoogste top van de regering angstiger voor dingen die niet van deze wereld waren, dan van iets van deze wereld zelf. Ongelukkig genoeg, de Russen ‘de Sovjetunie’ die al paranoïde waren en naar de Verenigde Staten keken als het enige land dat hun in de weg stond om hen en Europa onder één vlag te verenigen - begreep die Amerikaanse militaire ontwikkeling verkeerd en zag dat als een rechtstreekse bedreiging voor hen zelf. Daarom escaleerde de Koude Oorlog naar een punt waarop de twee grootmachten de echte grote bedreiging werden voor deze planeet, meer dan welke bedreiging van de buitenaardsen dan ook.

DEEL 4


UFO PAGINA

Pagina Laatst Toegevoegde Artikelen