PRINTBARE VERSIE

VOORMALIGE SUPERVISOR VAN DE U.S. ATOMIC ENERGY COMMISSION ZEGT DAT HET ROSWELL-OBJECT EEN BUITENAARDS RUIMTEVAARTUIG WAS

Door: Robert L. Hastings

© Copyright 2008 Robert L. Hastings. All Rights Reserved

Vertaling: Paul Harmans

Bron: http://www.theufochronicles.com

Website Robert Hastings: http://www.ufohastings.com



Robert Hastings

Mensen die bekend zijn met mijn drie decennia lange onderzoek naar de UFO-kernwapen connectie, weten dat vrijgegeven geheime documenten van de Amerikaanse luchtmacht en FBI en CIA en ooggetuigenverslagen van ex luchtmachtpersoneel, een periodieke, maar voortgaande UFO-aanwezigheid bij Amerikaanse plaatsen met atoomwapens bevestigen. Inderdaad, enkelen van de voormalige/gepensioneerde lanceer- en doelofficieren van de Minuteman raketten die ik heb geïnterviewd, beweren allemaal ondubbelzinnig dat degenen die deze ongeïdentificeerd toestellen besturen bij een paar gelegenheden werkelijk onze ICBM’s tijdelijk hebben uitgeschakeld.

(Zie: http://www.nicap.org/babylon/missile_incidents.htm)

Verder lijkt er, zoals ik en andere onderzoekers hebben ontdekt, ook een link te bestaan tussen atoomwapens en het wereldberoemde Roswell-incident.

In de tijd dat deze beweerde UFO-crash voorviel, in juli 1947 was het nabijgelegen Roswell Army Airfield de thuisbasis van ’s werelds enige atoombommenwerper squadron, het 509e bombardementsonderdeel. Slechts twee jaar eerder, in augustus 1945, had deze elite de Japanse steden Hiroshima en Nagasaki vernietigd en daarmee tevens een einde aan de Tweede Wereldoorlog gerealiseerd. In juli 1946 nam het squadron deel aan Operation Crossroads, waarbij twee oefeningen met atoombommen waren betrokken die werden uitgevoerd op de Marshall eilanden in de Grote Oceaan. In de zomer van 1947 was het 509e routinematig betrokken bij oefeningen die opgezet waren om voorbereid te zijn op toekomstige atoomwapenconflicten met Amerika’s nieuwe naoorlogse vijand, de Sovjets.

Als je het grote aantal UFO-waarnemingen gerelateerd aan atoomwapens in overweging neemt – zoals beschreven in verscheidene vrijgegeven geheime documenten en militaire ooggetuigenverslagen die je in mijn boek UFOs and Nukes vindt – dan is het atoombommenwerper squadron aspect van het Roswell-incident misschien niet eens zo verrassend.

Gelukkigerwijs heeft een voormalige nucleaire wapenspecialist van hoog niveau thans indrukwekkend, tot nu toe onbekende informatie verschaft over deze controversiële zaak. In 1998 had ik een interview dat ik op tape opnam met de voormalige supervisor van de U.S. Atomic Energy Commission (AEC) ‘Chet’ W. Lytle Sr. wiens werk hem in de vroege jaren vijftig op de juiste plek en op de juiste tijd plaatste om een zeer interessant verhaal over Roswell te kunnen horen. Lytle vertelde mij dat hij er volledig van overtuigd was dat het mysterieuze object dat in het geheim in de woestijn van New Mexico geborgen was, een buitenaards ruimteschip was. Volgens Lytle was de onbetwistbare bron van deze informatie niemand anders dan William H. Blanchard, de commandant van het Roswell Army Airfield tijdens het incident.


Atoombom detonatie Trinity Site, Alamogordo Test Range 16-7-1945

Maar we lopen nu op de zaken vooruit. Gedurende de Tweede Wereldoorlog heeft Chet Lytle technische ondersteuning vershaft aan het in ontwikkeling zijnde Manhattan Project, het project dat de eerste atoombom produceerde. Zijn bedrijf, Lytle Engineering, werd in het geheim gecontracteerd door het Amerikaanse leger om de explosieve ‘lenzen’ te maken die werden gebruikt om de op een toren bevestigde bom op 16 juli 1945 te laten exploderen nabij Alamogordo, New Mexico. De schijfvormige lenzen richtten een gelijkmatige en conventionele hoge explosieve lading naar binnen, die explosie verbrijzelde daarbij de twee helften van de plutonium kern van de bom waardoor er een nucleaire kettingreactie op gang werd gebracht.

Na de oorlog ging het bedrijf van Lytle door met het maken van verschillende componenten voor atoomwapens en was het ook betrokken bij een aantal andere hoog geclassificeerde militaire onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten, variërend van de ontwikkeling van radar tot aan het ontwerp van de automatische piloot voor vliegtuigen. Zijn eigen supervisorwerk voor de AEC had betrekking op het opslaan van wapens in relatie met het uit de grond schietende Amerikaanse militaire atoom- en thermonucleaire arsenaal.

Vanwege deze diverse hooggevoelige activiteiten gedurende de jaren, had Lytle van tijd tot tijd een Top Secret bevoegdheid bij verschillende regeringsdepartementen en agentschappen, inclusief de Atomic Energy Commission, het Ministerie van Defensie en de Central Intelligence Agency (CIA).

In januari 1990 werd ik door Kevin Randle en zijn compagnon in die tijd, Donald Schmitt, tijdens één van hun vele bezoeken aan New Mexico om het Roswell-incident te onderzoeken, aan Lytle voorgesteld. Na het eten merkte Lytle onverwachts en cryptisch op dat hij zowel directe als indirecte kennis had van enkele aan nucleaire wapens gerelateerde UFO-waarnemingen. Toen ik hem echter vroeg of hij wilde instemmen met een interview over deze incidenten bedankte hij daarvoor en zei dat hij bang was de nog voortdurende relatie van zijn bedrijf, nu genaamd Communications Diversified Incorporated, met verschillende ministeries van de Amerikaanse regering op het spel te zetten.

De zaak stond daarna een paar jaar in de ijskast. Tussen 1990 en 1996 had ik drie of vier keer een etentje met Lytle, altijd in het gezelschap van Randle en soms ook Schmitt. Bij elke gelegenheid vroeg ik Chet beleefd of hij genegen was met mij uitgebreid te praten over zijn UFO-gerelateerde ervaringen. Elke keer weigerde hij beslist doch beleefd om geïnterviewd te worden.

In september 1998 – in het besef dat ik niet voor altijd door kon gaan deze zaak te vervolgen, gezien de gevorderde leeftijd van Lytle – belde ik hem vastberaden op zijn kantoor. Geheel tot mijn verrassing beantwoorde hij een paar van mijn vragen via de telefoon, dus drong ik snel aan op een volledig interview. Na een paar seconden stilte ging hij aarzelend akkoord.

Toen ik werd binnengelaten in Lytle’s ruime kantoor vielen mij verscheidene ordetekens aan de muur op. Elk daarvan was aan zijn bedrijf geschonken door een Amerikaanse regeringsgroepering en was een aandenken aan zijn gedistingeerde, decennialange dienstverlening aan het nationale defensie-establishment.

Na een paar beleefdheden klemde ik een kleine microfoon aan zijn stropdas en begon hem vragen te stellen over de aan nucleaire wapens gerelateerde UFO-waarnemingen waar hij in 1990 aan refereerde. Zodra hij begon te spreken wist ik dat mijn frustrerende inspanningen om zijn toestemming krijgen het volledig waard waren geweest. Gedurende de twee volgende uren onthulde hij de meest intrigerende informatie die ik ooit heb gehoord.

Op mijn vragen begon Lytle te praten over zijn persoonlijke UFO-waarneming op de Kirtland luchtmachtbasis in New Mexico. Hij gaf eerlijk toe dat hij niet in staat was zich het juiste jaartal te herinneren waarin het incident voorviel, maar hij vertelde dat het ‘ergens in de jaren ’50’ was. In elk geval, Lytle en een ander persoon hadden het inladen van een atoombom aan boord van een bommenwerper van de luchtmacht gadegeslagen – een B-36 of een B-47, Lytle kon zich niet meer herinneren welke het was - toen de UFO-waarneming zich voordeed.

Lytle’s metgezel die avond was een Amerikaanse legerofficier, Kenner F. Hertford. Tussen 1948 en 1952 had Hertford gediend als een plaatsvervangend commandant van de Armed Forces Special Weapons Project op de Sandia Base, gelegen net ten oosten van Kirtland.

Terwijl de twee mannen toekeken hoe het atoomwapen langzaam in het bommenruim van het vliegtuig werd gebracht, werden zij zich er gelijdelijk aan van bewust dat er drie lichten in de zuidoostelijke hemel hingen, op een bepaalde afstand van hen vandaan en in de richting van de Manzano bergen. Lytle beschreef de lichten als sterachtig, maar dan veel feller. Na een korte tijd begon Lytle over de lichten te praten en in het bijzonder over hun ongewone verschijning. Hertford liep toen naar een nabijstaand gebouw, maar kon geen verrekijker vinden en kwam terug met een kleine technische telescoop, genaamd een theodoliet. Nadat hij een paar seconden naar één van de lichten had staan turen, overhandigde hij abrupt de theodoliet aan Lytle en haastte zich naar het gebouw met de opmerking dat hij een telefoontje moest plegen. Chet, nu vreselijk nieuwsgierig, tuurde door het kijkgat en tot zijn grote verbazing zag hij een zilveren, schijfvormig object met in het midden een koepelstructuur. Hij richtte snel de theodoliet op een tweede object, maar op dat moment snelde alle drie de objecten op hoge snelheid in een zuidelijke richting weg.

Korte tijd later keerde Hertford terug en vertelde Lytle dat het incident Top Secret was bevonden en droeg hem op het aan niemand te vertellen. Chet kwam er nooit achter wie Hertford had gebeld of dat er ooit een onderzoek naar het incident had plaatsgevonden. De twee mannen spraken er daarna nooit meer over. Ondanks dat Lytle nooit werd ondervraagd over het incident of er meer details over hoorde, was zijn onmiskenbare indruk dat wie het ook was aan boord van de UFO’s, mogelijk de operatie van het inladen van de atoombom had gadegeslagen.

Maar deze waarneming was niet het enige incident dat werd genoemd door Lytle. Later tijdens het interview vertelde hij mij dat hij werd geïnformeerd dat gelijkwaardige waarnemingen waren gerapporteerd door werknemers van de EG&G Corporation, het bedrijf dat onder contract stond van de Amerikaanse regering en de opnames in speelfilmformaat maakte van de atoom- en thermonucleaire wapentests in Nevada en de Grote Oceaan.

“Enkelen van onze piloten van de vliegtuigen die foto’s maakten, zagen UFO’s terwijl wij atoomwapens lieten afgaan in de woestijn van Nevada, maar zij konden er niet over praten,” vertelde Lytle. Ik trachtte hem over te halen wat specifieke zaken over deze waarnemingen in de lucht te vertellen, maar zonder succes. Hij vertelde mij dat vanwege de vele jaren die voorbij waren gegaan en omdat hij de verhalen alleen van horen vertellen had, hij zich niet meer alle details kon herinneren.

Niettemin was Lytle’s ervaring op de Kirtland luchtmachtbasis niet zijn enige directe ontmoeting met het UFO-fenomeen. Hij vertelde me dat hij in de vroege jaren ’50 ook aanwezig was geweest - bij meer dan 1 geval - toen onbekende objecten werden gevolgd door de experimentele hoogvermogen radarsystemen die toen werden getest op de White Sands Proving Ground, in zuidelijk New Mexico.

“Zij waren duidelijk nieuwsgierig naar onze activiteiten,” zei hij. “Sommige objecten werden gevolgd terwijl ze op Mach 3, 4 en 5 vlogen. Dan stopten ze plotseling en hingen daar.” (Mach 1 – de snelheid van het geluid – varieert met de hoogte, maar is ongeveer 1100 km per uur. Dus vliegt een UFO op Mach 5 sneller dan 5500 km per uur.

Volgens Lytle waren deze incidenten ‘zeer geheim’ en zorgden ze voor nogal wat beroering onder het technische personeel op White Sands. Het is niet moeilijk te begrijpen waarom. De snelste operationele militaire straaljagers in die tijd vlogen op ongeveer 950 km per uur en geen van deze vliegtuigen kon onmiddellijk in de lucht stoppen en in stilstand blijven zweven. Het was duidelijk dat de technologie die werd toegepast door de onbekende luchtvoertuigen en die op White Sands werden gevolgd, veruit superieur was aan datgene in het bezit van de VS of elk ander land in dat tijdperk.


Kolonel William Blanchard

Toen, toen het interview op zijn eind liep, zonder aandringen van mij, haalde Lytle het Roswell-incident aan. Hij vertelde dat de voormalige commandant van het Roswell Army Airfield, in die tijd kolonel William Blanchard, hem had bekend dat het object dat in juli 1947 in de woestijn was geborgen in feite een gecrasht buitenaards ruimteschip was.

Volgens Lytle deed deze onthulling zich voor in midden februari 1953 toen zij beiden, hij en Blanchard een bezoek brachten aan Eielson AFB in Alaska. In die tijd was Blanchard bevorderd tot brigadier-generaal en was toegewezen aan het Strategic Air Command’s Eighth Air Force Headquarters als een plaatsvervangend directeur operaties. Op die positie was hij direct betrokken bij de atoomwapentraining van de vliegtuigbemanningen die op de nieuwe B-36s vlogen, de eerste Amerikaanse intercontinentale bommenwerpers waarvan enkele Eielson AFB als basis hadden. Lytle’s eigen werk met de Atomic Energy Commission vereiste zijn supervisie bij het transport van de atoom- en thermonucleaire wapens van verscheidene opslagplaatsen naar de bases op ‘vooruitgeschoven posities’, inclusief Eielson. Lytle en Blanchard hadden in het verleden al eens eerder samengewerkt en in Alaska kruisten hun paden opnieuw.

Onderwijl bevond Lytle’s vrouw zich in Chicago en stond op het punt een zoon te baren, en Lytle was radeloos en wilde dolgraag naar huis. Blanchard, welke volgens Lytle een zeer goede vriend van hem was, bood hem aan om hem persoonlijk in een bommenwerper naar een luchtmachtbasis in Illinois te vliegen, mogelijk Chanute AFB, maar Lytle kon zich de naam niet meer herinneren. Vandaar kon Lytle een korte commerciële vlucht naar Chicago nemen. Hij accepteerde zonder aarzeling Blanchards aanbod.

Gedurende de lange vlucht van Alaska naar Illinois kwam het onderwerp UFO’s ter sprake. Er waren recentelijk waarnemingen gedaan door luchtmachtpersoneel op Elmendorf AFB, nabij Anchorage en de twee mannen bespraken dat. Plotseling bracht Blanchard Roswell ter sprake. Lytle die een Top Secret bevoegdheid bezat vanwege zijn werk voor AEC werd geïnformeerd dat een buitenaards ruimteschip was geborgen. De generaal vertelde ook dat er vier dode humanoïde wezens aan boord waren.

Verrast door Lytle’s onverwachte bekentenis vroeg ik: “Blanchard vertelde u dat het Roswell-object een buitenaards ruimteschip was?” Lytle reageerde nadrukkelijk: “Oh, absoluut!”

Als we Lytle moeten geloven dan heeft zijn oude vriend hem ingewijd in het zonder twijfel grootste geheim in de geschiedenis, zelfs al had hij geen reden om er vanaf te weten. Ik wil zeggen dat als het gesprek heeft plaatsgevonden zoals verteld, het zeker niet de eerste keer is dat een belangrijk militair geheim informeel tussen twee vrienden werd besproken, in strijd met de veiligheideisen die daar omheen hingen.

Maar Blanchard was niet Lytle’s enige bron voor het gecrashte ruimteschip verhaal. Lytle voegde eraan toe dat hij later van een andere hooggeplaatste luchtmachtbron hoorde dat de buitenaardse lichamen in eerste instantie naar Muroc Army Airfield (nu Edwards AFB) in Californië werden gebracht, echter, uiteindelijk kwamen ze op Wright Field terecht. Toen wees hij op andere bronnen waar hij bekend mee was en die geheimen lekten over autopsies op de lichamen waarbij zij aanwezig waren en die zij gezien hadden.

Zij die de Roswell-saga hebben gevolgd weten dat het Wright Field – het latere Wright-Patterson AFB – prominent aanwezig is in de verhalen. Volgens Lytle’s bronnen werd het geborgen buitenaardse ruimteschip ook daar opgeslagen, maar dan in hangar 5, niet in hangar 18 zoals de Roswell-overlevering het vertelt. “Ik had de hoogste bevoegdheid voor wat betreft het opslaan van atoomwapens,” vertelde Lytle, “Ik was zeer bevoegd om te doen wat ik moest doen, maar ik werd nooit toegelaten tot dat gebied.”

Lytle vertelde mij ook dat hij de generaal op de basis, die verantwoordelijk was voor het beschermen van het grote geheim, persoonlijk kende, maar hij weigerde hem te identificeren. Hij vertelde wel dat de secretaresse van de generaal de vrouw van zijn eigen luchtmacht veiligheidsassistent was. In die tijd, de vroege jaren ’50, had Lytle een betrekking voor de AEC op Wright-Patterson. Maar toen ik hem vroeg de namen te geven van het getrouwde koppel en gedetailleerd uit te weiden over deze opwindende openbaringen, ontweek Lytle mijn vragen.

In de zomer van 2001 nam ik opnieuw contact op met Lytle om hem te vragen of hij bereid was enkele vervolgvragen die voortvloeiden uit ons interview in 1998 te beantwoorden. Chet ging aarzelend akkoord, maar zei grimmig dat hij eerst een verklaring wilde hebben over het doel van het interview. Ik herhaalde dat ik een boek over UFO’s aan het schrijven was en ik herinnerde hem eraan dat ik drie jaar eerder zijn toestemming had gekregen het interview van bijna twee uur met hem op band op te nemen. Ietwat ongemakkelijk ging Chet akkoord om mij te ontmoeten op 13 juli.

Toen ik in zijn kantoor was plaatste ik de bandrecorder op zijn bureau en vroeg hem de microfoon aan zijn revers te bevestigen. Daarop reageerde Lytle abrupt en zei dat hij niet wilde dat de conversatie werd opgenomen. Verrast vroeg ik hem naar de reden daarvoor en ik herinnerde hem er nogmaals aan dat hij daar geen enkel bezwaar tegen had toen ik hem de eerste keer over zijn UFO-gerelateerde ervaringen interviewde.

In reactie hierop slaakte Lytle een diepe zucht, keek mij recht in de ogen en zei somber: “Nadat jij en ik elkaar ontmoette, kreeg ik een bezoek van iemand die wilde weten waarom ik met jou en (Roswell onderzoeker) Don Schmitt praatte.”

Geïntrigeerd door deze erkenning van deze blijkbare regeringsintimidatie vroeg ik Lytle zijn bewering te herhalen. Hij gaf daar gehoor aan, maar wilde er verder niet over praten. Ik vroeg hem nogmaals naar de identiteit van de bezoeker, maar hij schoof de vraag terzijde. Een onaangename stilte vulde de kamer totdat hij uiteindelijk zei: “Ik heb vele jaren gespendeerd aan de ontwikkeling van mijn zaak hier en ik wil geen risico’s nemen.”

Ik vertelde hem dat ik zijn positie volledig begreep, maar dat ik het desondanks betreurenswaardig vond dat hij tot stilte was gedwongen. Na een paar geforceerde beleefdheden beëindigde ik de ontmoeting en verliet zijn kantoor.

Lytle, die in 2004 overleed, was duidelijk iemand die een geheim kon bewaren, anders zou men hem het gevoelige regeringsgerelateerde werk dat hij gedurende decennia deed niet hebben toevertrouwd. Zoals eerder opgemerkt duurde het 8 jaar van vragen, inpalmen en soms zelfs smeken om hem met mij te laten praten over zaken die zo’n 50 jaar eerder hadden plaatsgevonden!

Tot nu toe worden Lytle’s beweringen over de berging van een buitenaards ruimteschip niet gestaafd door vrijgegeven geheime documenten of, in het geval van zijn gesprek met generaal Blanchard, door de getuigenissen van andere getuigen. Zodoende moeten ze, tenminste voorlopig, in het domein verblijven van het zeer betrouwbare, maar niet bevestigde, anekdotische bewijs.


Meer van Robert Hastings op ufowijzer:

http://www.ufowijzer.nl/tekstpagina/DHSchuurGetuigenis.htm

http://www.ufowijzer.nl/tekstpagina/JohnMillsGetuigenis.htm

http://www.ufowijzer.nl/tekstpagina/LarryKing18Juli08.htm

http://www.ufowijzer.nl/tekstpagina/RHastings1.htm

http://www.ufowijzer.nl/tekstpagina/RHastings2.htm


UFO PAGINA

Pagina Laatst Toegevoegde Artikelen