PRINTBARE VERSIE

UFO BOVEN VLIEGBASIS SOESTERBERG

Is er mogelijk een vergelijking met de latere Belgische gevallen?

Van een trouwe bezoeker aan ufowijzer kreeg ik het volgende UFO-voorval en hij vroeg zich af of er een vergelijking is te trekken met de latere Belgische waarnemingen van driehoeken. De overeenkomsten zijn in dit artikel vetgedrukt/cursief weergegeven.


Soesterberg, 3 februari 1979
De melding van deze UFO-waarneming boven vliegbasis Soesterberg in de ochtend van zaterdag 3 februari 1979 is nader onderzocht door drie leden van de werkgroep NOBOVO, waaronder Dr. W. de Graaff, werkzaam op het Sterrenkundig Instituut te Utrecht, en adviseur van het NOBOVO. Hierbij is gebleken dat er sprake is van twee verschillende vluchten van lichten boven de basis, welke vluchten zijn waargenomen door in totaal vijf verschillende, over het terrein van de basis verspreide posten, ieder bemand door twee of meer militairen.

Het verschijnsel werd voor het eerst gezien om kwart voor zes en heeft in totaal vijf à zes minuten geduurd. Het werd achtereenvolgens gezien door post A in het westen, post B in het noordoosten, post C in het noorden, post D in het noordwesten en post E in het zuidwesten van de basis. De onderlinge afstand tussen de posten bedroeg 1 tot 3 kilometer.

Waarneming eerste passage
Post A meldde om 5.45 precies, dat zij in het oosten boven een open strook grond een drietal felle, witte lichten zag schijnen. De twee buitenste lichten bevonden zich ongeveer even hoog boven de grond; het derde licht, midden tussen de twee andere, was iets hoger. De van de lichten afkomstige, naar beneden gerichte, felle bundels, kwamen op de grond samen. De lichten naderden langzaam en kwamen na enkele minuten recht boven de post, waarbij de waarnemers enkele ogenblikken in de lichtbundels terecht kwamen. Bij de passage bleek zich in het midden achter de witte lichten nog eens een vierde, rood licht te bevinden, groter dan de witte lichten, dat een recht naar beneden gerichte bundel uitstraalde. Direct na de passage verdwenen de lichten achter de bomen uit het zicht.

Post B zag vrijwel direct na de eerste melding-over-de-radio van post A de lichten in het zuiden, ter hoogte van de open strook passeren. De geschatte hoogte ten opzichte van de horizon bedroeg 10 à 15 graden. Duidelijk was te zien dat de schuin naar omlaag gerichte bundels de grond verlichtten. Daar het gezichtsveld maar klein was, waren de lichten slechts enkele ogenblikken te zien. Combinatie van beide waarnemingen, die kennelijk op hetzelfde verschijnsel betrekking hadden, levert een vlieghoogte van 150 à 200 meter en een gemiddelde snelheid van 50 à 100 km per uur op. De passage is alleen door de posten A en B waargenomen.

Waarneming tweede passage
Post C zag op een gegeven ogenblik van zeer dichtbij de lichten gedurende enkele tellen tussen de bomen passeren. De tijd was te kort voor een duidelijke waarneming en vooral deze mensen zijn erg onder de indruk geraakt van hetgeen zij zagen.

Post D heeft na de eerste melding van post A aanvankelijk niets kunnen zien (achteraf bleek dat zij in verband met de aanwezige bebossing de passage ook niet hadden kunnen zien). Na de latere meldingen van de posten A en B zijn zij opnieuw gaan kijken en zagen toen de lichten uit de richting van post C in het noordoosten naderen. Ook post D zag eerst drie grote bollen. De middelste wat hoger dan de andere, die een fel, wit licht uitstraalden. De bollen waren omgeven door een duidelijk zichtbare, zwarte rand en straalden aanvankelijk recht in de richting van de waarnemers. Hoewel de bundels fel waren, was het mogelijk er zonder verblindingsverschijnselen tegenin te kijken, anders dan het geval is met koplampen van auto’s of vliegtuigen.

De lichten maakten een flauwe bocht en passeerden de waarnemers aan de rechterkant op een afstand van ca. 100 meter en een hoogte van ca. 50 meter (schattingen uit nadere baananalyse). Daarbij werd ook het ‘roodachtige achterlicht’ zichtbaar, met de recht naar beneden gerichte bundel, waarvan de rand de waarnemers op enkele tientallen meters passeerde. Daarna verdwenen de lichten in zuidelijke richting laag boven de grond, waarbij de bundels bij het passeren de grond duidelijk verlichtten. Op een gegeven moment waren de lichten zelfs lager te zien dan de lantaarns aan de achterzijde van het veld, zodat zij vlak boven de grond moeten zijn geweest. Nadat de lichten in de buurt van post E waren gekomen werd een lichtflits gezien; de witte lichten floepten uit en het rode licht verdween met toenemende snelheid via een bocht naar rechts boven in de wolken. Alles bijeen heeft post D de lichten over een afstand van 2 tot 2½ km kunnen volgen.

Post E tenslotte zag de lichten boven de boomtoppen uit het noorden recht op zich af komen. Ook zij zagen de lichtflits. Nadat de lichten waren uitgegaan verdween het rode licht met grote snelheid in westelijke richting.

Post B heeft, gezien zijn positie, de tweede passage niet kunnen waarnemen. Post A zou dat van de oorspronkelijke positie uit wel hebben gekund, maar de betrokken waarnemers waren na het verdwijnen van de lichten bij de passage, het bos ingegaan om te kijken of ze ze verderop nog konden zien.

Verdere bijzonderheden
Vorm: alle waarnemingen, rekening houdende met de richting, waaruit de lichten zijn gezien, lijken overeen te stemmen met een opstelling van drie witte lichten en één rood licht in de vorm van een wat stompe vlieger. De witte lichten bevonden zich aan de uiteinden van de ‘dwarslat’ en aan de bovenpunt van de ‘vlieger’, terwijl het rode licht zich aan de onderpunt bevond. Door sommige waarnemers zijn donkere contouren gezien die de witte lichten verbonden, terwijl achter de zo gevormde driehoek sprake is van een donkere rechthoek, waarvan het rode licht zich aan de achterkant bevond.

De lichten zelf moeten een middellijn hebben gehad van enkele meters, waarbij het rode licht groter was dan de witte lichten. De afstand tussen de twee buitenste witte lichten was geschat op ruim 50 meter.

De witte lichten leken gevat in of omgeven door een duidelijk zichtbare, donkere rand en hun schuin naar voren gerichte bundels kwamen in de lucht of op de grond samen. Het rode ‘achterlicht’ straalde recht naar beneden.

Beweging: bij de eerste passage moeten de lichten van oost naar west over een afstand van ca. 3 km boven de basis hebben bewogen met een gemiddelde snelheid van 50 tot 100 km per uur. Bij de tweede passage naderden de lichten uit het noordoosten, maakten al spoedig een flauwe bocht, meer naar het zuiden, waarna ná het uitgaan van de witte lichten bij het bereiken van de zuidwestelijke rand van de basis, het rode licht met een steile bocht in westelijke richting verdween.

Hoewel de lichten met wisselende snelheid moeten hebben gevlogen (soms leken ze stil te staan), moet ook deze afstand van ca. 3 km met een vergelijkbare gemiddelde snelheid als de eerste keer zijn afgelegd.

Geluid: geen van de posten heeft tijdens het naderen en passeren van de lichten enig geluid gehoord, althans geen geluid van betekenis. Na het passeren hebben alle posten, behalve post C (overstemming door het eigen motorgeluid van het eigen voertuig), een heel zacht zoemend geluid gehoord. De waarnemers van post D zijn kort na het passeren en verdwijnen van de lichten naar binnen gegaan; de overige posten hebben dit geluid nog ca. een uur na de waarneming gehoord.

Radar: tijdens geen van beide passages is enig ongewoon verschijnsel op de radar van de basis geregistreerd. Ook radarposten in de omgeving hebben niets bijzonders waargenomen. (Nu weten we van een aantal getuigen in het Disclosure Project dat op de vraag of er iets bijzonders op de radar was waargenomen, het standaard antwoord luidt: “Nee, we hebben niets bijzonders gezien.” Dat zal voor een Nederlandse militaire basis ook wel de standaardregel zijn. Maar regelmatig blijkt ook dat UFO’s, om wat voor reden dan ook, inderdaad niet op de radar zijn waar te nemen. Ufowijzer.)

Weersgesteldheid: de grondtemperatuur was ten tijde van de waarnemingen ca. -1 graad Celsius. De vochtigheidsgraad bedroeg 77% en er waaide een wind met een snelheid van ca. 16 km per uur uit het noordwesten. Het was geheel bewolkt (geen sterren, geen maan) met een zicht van ca. 25 km. De basis van de bewolking lag op ca. 1500 meter en er kwamen temperatuurinversies voor op hoogten van ca. 250 en ca. 2000 meter.

Analyse van de meldingen
Uit een vergelijking van alle meldingen blijkt dat die bewuste ochtend het gebied van de vliegbasis Soesterberg tot tweemaal toe moet zijn bezocht door een systeem van lichten. Uit de gemelde overeenkomsten tussen de beide lichtsystemen en uit het feit dat beide passages kort na elkaar plaatsvonden krijgt men de indruk dat het in beide gevallen om hetzelfde systeem van lichten ging, hoewel dat niet met volstrekte zekerheid is te zeggen (in dit verband wordt er aan herinnerd dat geen der vijf posten beide passages heeft gezien).

In een eerste reactie van de luchtmacht werd gesproken over de mogelijkheid dat de waarnemers EEN WEERKAATSING VAN AUTOKOPLAMPEN tegen de bij inversies optredende spiegelende luchtlagen hebben gezien. Deze verklaring lijkt echter in strijd met de melding van de verschillende posten dat zij de lichten vrijwel recht over zich hebben heen zien gaan en zich daarbij in de lichtbundels hebben bevonden. In het begin van de vluchtperiode hebben post A en post B de lichten gelijktijdig in onderling vrijwel loodrechte richtingen (resp. oostelijk en zuidelijk) gezien, hetgeen bij spiegelingen moeilijk verklaarbaar lijkt. Ook de melding van post D dat de lichten zich op een gegeven moment lager bevonden dan achter hen zichtbare objecten aan de overkant van het veld waarover zij zich bewogen, lijkt met deze verklaring in tegenspraak te zijn.

De betrokken waarnemers zijn zeer stellig in hun uitspraak dat het niet een bekend of normaal type VLIEGTUIG OF HELIKOPTER kan zijn geweest dat de verschijnselen heeft veroorzaakt. De lichten zagen er heel anders uit dan men van zulke toestellen gewend is en ook met de donkere contouren was dat het geval. Het ontbreken van geluid tijdens het overvliegen en van radarwaarnemingen (terwijl volgens woordvoerders van de basis de radar een normaal vliegtuig dat deze banen zou hebben gevolgd, stellig zou hebben geregistreerd) lijkt deze uitspraak van de waarnemers te ondersteunen.

De algemene omstandigheden waaronder de waarnemingen moeten hebben plaatsgevonden en de wijze waarop de waarnemers erop hebben gereageerd (in sommige gevallen angstig, in andere gevallen weerstand tegen gesprekken erover uit angst te worden belachelijk gemaakt) lijken de mogelijkheid, dat het om een IN SCÈNE GEZETTE GRAP zou gaan uit te sluiten. Ook de kans op een COLLECTIEVE ZINSBEGOOCHELING lijkt te verwaarlozen omdat de waarnemers zich op verschillende posten bevonden en hun meldingen niettemin een verrassend samenhangend beeld opleverden, hoewel er tijdens de tweede passage geen onderlinge contacten waren.

Gezien de aard van de beschrijvingen lijkt er hier eerder sprake te zijn van een TECHNISCH VERSCHIJNSEL dan van een natuurlijk of psychisch verschijnsel. Vooralsnog blijft onduidelijk om wát voor een technisch verschijnsel het hier dan zou kunnen gaan. Nota wordt genomen door het officiële standpunt van de vliegbasis, dat de zaak als afgedaan wordt beschouwd en dat verdere reacties erop zullen worden verwezen naar de NOBOVO-Werkgroep.

Conclusie
‘Op grond van de op dit moment beschikbare gegevens moet worden vastgesteld dat de basis Soesterberg op 3 februari 1979 bezocht is door een onbekend, door de lucht bewegend systeem van lichten, en dat hier dus sprake is van een duidelijke UFO-melding.’

Tot zover het zeer uitvoerige rapport van de Werkgroep NOBOVO, dat naar aanleiding van de waarneming werd opgesteld. De leden van deze werkgroep kregen van de autoriteiten toestemming om met de getuigen te praten en de zaak op het vliegveld zelf te onderzoeken. Het NOBOVO is dus van mening dat de waarneming momenteel niet valt te verklaren.

Hans van Kampen echter niet. Hij onderzocht het geval eveneens en kwam tot een geheel andere conclusie, namelijk dat de getuigen een vliegtuig zagen overkomen.

Opmerking ufowijzer
Dit is een wel heel opmerkelijke conclusie van één van Nederlands bekende ufologen, Hans van kampen. Is het nu werkelijk zo moeilijk om toe te geven dat er zaken door het luchtruim scheren die absoluut niet zijn toe te schrijven aan aardse vliegtuigen? Het hoeft niet meteen buitenaards te zijn, maar je zou tenminste toe kunnen geven dat het onverklaarbaar is en daar duiden heel veel details, ook van bovenstaande waarneming, wel degelijk op. Waarom Hans van Kampen opeens het kamp van de sceptici opzoekt is mij een raadsel. Het onderstaande radio-interview tussen de bekende Chriet Titulaer (gespreksleider), Hans van Kampen en Willem Kuiper ga ik niet helemaal weergeven. Het is een onnavolgbare discussie, maar ik zal wat opmerkingen weergeven. Zelfs de discussieleider, Chriet Titulaer, niet bepaald een echte UFO-voorstander, trekt bijna hoorbaar de wenkbrauwen op bij de mening van van kampen en dat lijkt mij een terechte reactie.

Over dit opmerkelijke meningsverschil volgt hieronder een kort gedeelte uit de radiodiscussie:

Chriet Titulaer: ‘Hans, wat is volgens jou de verklaring voor Soesterberg?’

Hans van Kampen: ‘Een Duits zakenvliegtuig dat over het veld is gevlogen.’

Chr. T.: ‘Zonder geluid?’

H.v.K.: ‘Zonder geluid. Dat kan onder bepaalde atmosferische omstandigheden, op vrij grote hoogte.

Chr. T.: ‘Had hij niet even de motor uitgezet?

Willem Kuiper: ‘Ik vind dit een typisch staaltje van eh… sorry hoor Hans, ik wil je niet kwetsen, maar…

(Vervolgens geroezemoes. Sprekers praten door elkaar)

De rest van de discussie is over en weer verwijten maken en niets ter zake doende zogenaamde technische opmerkingen slaken, aan het eind komt Chriet tussenbeide met de volgende opmerking:

Chr. T.: ‘Heren nou kap ik het echt af, hè?


Het K.L.V. personeelsbad ‘De Vliegende Hollander’ besteedde destijds aandacht aan de waarneming:

UFO’s BOVEN SOESTERBERG

Oktober 1979

Op 3 februari van dit jaar tegen kwart voor zes in de ochtend spookte het nogal op Soesterberg. De vijf rond het veld uitstaande wachtposten, elk bestaand uit twee man, wisten niet wat ze zagen tóen ze wat zagen. Plotseling lichten alom, die verdwenen en weer terugkwamen, over de bomen heen, er tussendoor en zelfs vlak langs enkele van die posten. Het vreemde verschijnsel duurde in totaal vijf tot zes minuten, daarna was alles weer normaal. Behalve uiteraard de LB-militairen die het vreemde hadden waargenomen. UFO’s was hun eerste gedachte.

“Ja, UFO’s”, zegt een onderzoeksteam van de werkgroep NOBOVO. In het laatste nummer van het ‘Tijdschrift voor Ufologie’ dat deze groep uitgeeft, doet zij verslag van het door haar ingestelde onderzoek in deze verschijningszaak. Op ruim zes pagina’s wordt uitgemeten over deze witte en rode lichtbollen en bundels, die met berekende wisselende snelheden van 50 tot 100 km per uur over de basis zijn getrokken. Soms leken ze ook stil te staan. De vlieghoogte moet 150 tot 200 meter zijn geweest. Het waren geen vliegtuigen, geen helikopters, geen koplampen van auto’s, het was geen in scène gezette grap, geen collectieve zinsbegoocheling. “Gezien de aard van de beschrijvingen lijkt er hier eerder sprake te zijn van een technisch verschijnsel dan van een natuurlijk of psychisch verschijnsel. Vooralsnog blijft onduidelijk om wát voor een technisch verschijnsel het hier dan zou kunnen gaan”, zegt de NOBOVO in haar verslag. Haar conclusie luidt: “Op grond van de op dit moment beschikbare gegevens moet worden vastgesteld dat de basis Soesterberg op 3 februari 1979 bezocht is door een onbekend, door de lucht bewegend systeem van lichten, en dat hier dus sprake is van een duidelijke UFO-melding.”

Een conclusie die niet mis is. Een technisch verschijnsel betekent dat er iets is geweest dat via de techniek is gemaakt door wezens - wie het ook zijn - en door die wezens met een opdracht is uitgestuurd. Onder andere naar Soesterberg. De werkgroep betuigt haar erkentelijkheid aan het basispersoneel voor de verkregen medewerking bij het onderzoek. “Deze erkentelijkheid houdt niet in dat de luchtmacht of enig lid van haar personeel aansprakelijk zou zijn voor de bovenstaande analyse of conclusies. Deze vallen uiteraard onder de verantwoordelijkheid van de genoemde onderzoekers.” En daar houden wij het ook maar op.


De link naar een artikel over de Belgische driehoeken: EUPENSE RIJKSWACHTERS OBSERVEREN ZWARTE DRIEHOEKEN


Update 22 mei 2012

Ik (Paul Harmans - ufowijzer) kreeg van een trouwe bezoeker van mijn website, op 12 mei 2012 het volgende mailtje:

Beste Paul,

Iets wat betreft deze voor Nederland toch wel heel belangrijke Soesterberg ufo case (De Nederlandse Rendlesham Forestcase?).

Ik wil je wijzen op de google video: OVNIS Triangulares Canadá, van Jaime Maussan. In dit filmpje is dezelfde lichtconfiguratie (ufo) te zien als destijds in Soesterberg, echter dan wel in Canada anno 2011 !! n.l de “stompe vlieger” met aan het uiteinde het rode licht. (Hoewel volgens een aantal waarnemingen het rode licht zich kan losmaken en verplaatsen van de drager/driehoek).

 

Ik vond dit wel bizar en de moeite jou dit te melden na pak ’m beet dertig jaar tussenliggende tijd van deze meldingen! Nog iets over de “kwaaie tongen” uitzending: hierin is een ex luchtmacht militair aan het woord, en laat blijken dat militairen nooit over dit soort dingen spraken (dit was geheim!). Nu wil het geval dat deze z.g ufocase lang en breed uitgemeten in het klu.personeelsblad “De Vliegende Hollander” stond te lezen! Welke dus behalve voor klu.personeel ook gewoon in de bladenwinkels te koop lag, ja zelfs naar ik meen ook nog in de kranten vermeld stond! (hoezo interessant doenerij van deze ex militair??).

 
kwaaie tongen - RTV Utrecht uitzending 11 feb. 2012 over UFO's boven Soesterberg

Van een collega van mij heb ik vernomen (ex luchtmacht hondenbewaking), die ten tijde van de Belgische waarnemingen in militaire dienst zat, dat hij zijn collega’s toen hoorde spreken over dat zoiets zich ook op Soesterberg had voorgedaan (er werd dus onderling wel degelijk over gesproken).

Wat ik verder wel jammer vind, is dat de Soesterberg-getuigen nooit meer in de publiciteit zijn getreden, na de Belgische waarnemingen wat dan evt. laagdrempelig zou moeten werken voor wat betreft je verhaal kwijt te kunnen bij de een of ander (behalve natuurlijk de gevestigde media van tegenwoordig!) Dit in tegenstelling tot Rendlesham Forest/Belgische militairen/gendarmes etc.

Verder vond ik nog op UFO-casebook een leuk artikel over de vluchtkarakteristieken van deze driehoeken. Als je klikt op http://www.ufocasebook.com/trianglescharacteristics.html vind je het. Misschien is dit nog een nuttige aanvulling voor je artikel?

Goed dit wilde ik even kwijt, tot zover dit bericht.

Ik wil je tot slot veel succes wensen met deze zeer goede ufowijzer site!

Vriendelijke groeten,

Henk Philippa


UFO PAGINA

Pagina Laatst Toegevoegde Artikelen