UFOLOGIE EN TAALTRUCS Door: Kees Deckers oktober 2010
Zo beweert Steven Greer, een voorvechter voor disclosure (openbaarmaking), tijdens de Europese exopolitieke conferentie te Spanje op 25 juli 2009 dat de buitenaardse en/of anderdimensionale wezens geen bedreiging voor de mensheid vormen. En op 27 september 2010 tijdens de persconferentie in de National Press Club te Washington D.C. in Amerika uit Robert Salas een mening van gelijke strekking. Wat is dan het strijdpunt? Geheimhouding. Volgens de U.F.O.-ervaarders en -onderzoekers houden de autoriteiten en instituties van Amerika en Engeland de aanwezigheid en het gaan en komen van buitenaardse en/of anderdimensionale intelligente wezens geheim. Al meer dan 60 jaar. Deze autoriteiten en instituties beweren van niet. Er is geen sprake van bezoek van andere planeten of vanuit andere dimensies dan de onze. Einde verhaal. Taal
als vriend en vijand Laten we stellen dat de U.S.A.F. en het M.o.D. precies weten wat daar toentertijd heeft plaatsgevonden. En laten we stellen dat dit daadwerkelijk gebeurens betrof waar wezens van niet-aardse oorsprong bij betrokken waren. Hoe komt het dat autoriteiten en instituties dit zo goed geheim kùnnen houden? Daar is al heel veel over gezegd en geschreven. Ik beperk mij hier tot woordgebruik. Tot het gebruik van onze gesproken en geschreven taal. Taal is bij uitstek hèt communicatiemiddel tussen mensen onderling. Het is echter tegelijkertijd onze grootste vriend èn onze grootste vijand. We kunnen er de prachtigste poëzie mee creëren, maar we kunnen er ook mee misleiden, verblinden, verduisteren, verdonkeremanen en verwarren. Oftewel: Deceive, inveigle and obfuscate voor de X-Files-liefhebbers. Kortom taal wordt, zoals vrijwel elk ander middel ter beschikking aan mensen, gebruikt en misbruikt. Woordspel en woordstrijd zijn aan de orde van elke dag. Als voorbeeld hoe taal gebruikt en tegelijkertijd misbruikt kan worden in de ufologie gebruik ik de doelen en conclusies van Project Blue Book, zoals ze op allerlei webplekken staan te lezen. Ik baseer mij op informatie van twee webplekken. De eerste, het artikel: “Project Blue Book” van de Engelstalige Wikipedia, vertelt dat dit onderzoek plaatsvond tussen 1952 en 1969. Dat aan het eind ervan 12.618 U.F.O.-rapporten waren verzameld. En dat volgens de U.S.A.F. slechts 3% van de waarnemingen “ongeïdentificeerd” bleef. Het geeft ook de twee doelen van het onderzoek weer.
De tweede betreft de webplek van The National Archives. Die geeft onder de Freedom of Information Act (FOIA) onder andere de conclusies van Project Blue Book.
Als we de twee doelen lezen van dit onderzoek naar het U.F.O.-fenomeen, dan moeten we niet verbaasd zijn wat de conclusies zijn. We moeten zelfs verrast zijn dat er een derde conclusie is die de woorden “buitenaardse vehikels” bevat. In de doelen staat namelijk nergens te lezen dat dit mogelijke aspect ook onderzocht gaat worden. De eerste conclusie geeft antwoord op het eerste doel. De twee andere conclusies ondersteunen, op het eerste gezicht, de eerste. Er is dus geen nationale bedreiging als gevolg van U.F.O.’s, want er is geen bewijs dat de waarnemingen onze huidige wetenschappelijke kennis te boven gaan èn er is geen bewijs dat de waarnemingen buitenaardse voertuigen betreffen. Een prachtig sluitend geheel aan conclusies. Als je nauwelijks of niet geïnteresseerd bent in het onderwerp U.F.O.’s lees je deze conclusies oppervlakkig en ben je tevreden. Het is onderzocht, dit zijn de conclusies. Heerlijk, we zijn dus veilig. Einde verhaal. Maar laten we nu eens nader kijken naar de taal en verwoording van de conclusies. Ik ga eerst uit van de stelling dat de U.S.A.F. de feitelijkheid van het bezoek van wezens van niet-Aardse afkomst niet geheim houdt. Maar dat zij na haar onderzoek niet kan bevestigen of dit wèl het geval is. Wat op zich al een reden tot geheimhouding kan zijn. Daarna ga ik uit van de stelling dat bezoek van buitenaardse ruimtevaarders en/of anderdimensionale bezoekers wèl plaatsheeft en dat de U.S.A.F. dit weet en geheim houdt. Ontbrekend
bewijs als reden tot geheimhouding 3.
Er is geen bewijs dat er op wijst dat waarnemingen gecategoriseerd als
“ongeïdentificeerd” buitenaardse vehikels waren. We houden dan twee conclusies over. Kijken we naar conclusie 2. 2.
Er is geen bewijs ingediend bij of ontdekt door de Luchtmacht dat waarnemingen
gecategoriseerd als “ongeïdentificeerd” technologische
ontwikkelingen of principes representeerden boven de reikwijdte van
de hedendaagse wetenschappelijke kennis. Blijft er nog één conclusie over. 1.
Geen U.F.O. gerapporteerd, onderzocht en geëvalueerd door de Luchtmacht
heeft ooit wat voor indicatie dan ook gegeven van bedreiging van onze
nationale veiligheid. Kortom, de U.S.A.F. kan gerust zeggen: We hebben alles in de hand. Als
conclusie 2. en 3. meer terecht waren verwoord, zou conclusie 1. onderuit
gehaald worden. Let maar op: Als je deze conclusies zo verwoordt, zul je als onderzoeker conclusie 1. niet met volkomen zekerheid kunnen stellen. Je hebt geen 100% zekerheid geleverd dat er géén bedreiging uitgaat van U.F.O.’s. In feite heb je onvoldoende bewijs geleverd voor je enige doelstelling. Je zaait twijfel. Je laat een reden tot verder onderzoek open. Juist op die categorie “ongeïdentificeerd”. En dat wil je voorkomen. Omdat je “angst en paniek” bij mensen wilt wegnemen, moet je 100% zekerheid bieden. Buitenaards
bezoek als reden tot geheimhouding We beginnen weer bij de derde conclusie. 3.
Er is geen bewijs dat er op wijst dat waarnemingen gecategoriseerd als
“ongeïdentificeerd” buitenaardse vehikels waren. 2.
Er is geen bewijs ingediend bij of ontdekt door de Luchtmacht dat waarnemingen
gecategoriseerd als “ongeïdentificeerd” technologische
ontwikkelingen of principes representeerden boven de reikwijdte van
de hedendaagse wetenschappelijke kennis. Blijft conclusie 1. over. 1.
Geen U.F.O. gerapporteerd, onderzocht en geëvalueerd door de Luchtmacht
heeft ooit wat voor indicatie dan ook gegeven van bedreiging van onze
nationale veiligheid. Ook vanuit de veronderstelling dat de Luchtmacht daadwerkelijk het bezoek van buitenaardsen en/of hun vehikels geheim houdt, is er door de verwoording nauwelijks tot niets gelogen in de conclusies van Project Blue Book. Van de U.F.O.-meldingen van de categorie “ongeïdentificeerd” valt niet te bewijzen dat het vehikels van buitenaardse afkomst zijn en ook niet of ze ons “kunnen” en ons “kennen” te boven gaan. En met betrekking tot de bedreiging van de nationale veiligheid, het hoofddoel van het gehele onderzoek van Project Blue Book, is het de Luchtmacht die weet of dat wel of niet zo is, omdat zij degene is die het buitenaardse bezoek, voor haar I.F.O.’s, geheim houdt. De categorie “geïdentificeerd” wordt nergens expliciet genoemd. Men zou een conclusie 4. en 5. verwachten over deze categorie. Bijvoorbeeld
als volgt: Maar door het weglaten daarvan kan niet alleen de bewering van conclusie 1. gesteund en verstevigd worden, maar kan ook zonder te liegen het komen en gaan van anderwereldse bezoekers geheim gehouden worden. En door de manier waarop conclusie 1. is geformuleerd is het zelfs mogelijk dat in de toekomst vanuit die categorie “geïdentificeerd” wel een bedreiging kan voortkomen. Ten eerste omdat wat nog niet was en nog niet is, nog kan komen. Ten tweede omdat een indicatie slechts een aanwijzing is, en zeker geen bewijs. Taaltrucs
of geen taaltrucs? We hebben geconstateerd dat het feit dat de U.S.A.F. geen sluitend bewijs kan vinden voor de mogelijke bedreiging van de nationale veiligheid reden kan zijn om dit te verhullen door slim taalgebruik. Ook hebben we geconstateerd dat er mogelijk slim taalgebruik is toegepast om bezoek van buitenaardse en/of anderdimensionale intelligente wezens geheim te houden. En het is natuurlijk ook nog mogelijk dat de onderzoekers van Proces Blue Book slordig, lui of niet intelligent bezig geweest zijn bij de verwoording van hun eindconclusies. Ik ga er vanuit dat zij zelf dat laatste niet zullen beamen. Maar schijnbare slordigheid kan ook gebruikt worden om de waarheid te verdoezelen.
Wie de B.P.-olieramp in de Golf van Mexico volgt weet dat ook daar taalgebruik een rol speelt om feiten eerst te verdoezelen en vervolgens weer recht te praten. Zo beweerde Carol Browner, klimaatveranderingstsaar van het Witte Huis op 4 augustus jongstleden aan het publiek van Good Morning America dat het grootste deel van de olie was verdwenen. Terwijl het tegendeel het geval is. Het is één van de beschuldigingen uit de kritische rapporten van de National Oil Spill Commission met betrekking tot de behandeling van de ramp door de regering en haar instituties. Het Witte Huis geeft de beschuldiging toe, maar probeert het nu af te zwakken en weg te moffelen met de verklaring dat er sprake was van “een eerlijke verwarring en misverstand”. “Een eerlijke verwarring en misverstand” dat het grootste deel van de Amerikaanse bevolking opgelucht doet ademhalen. Het probleem is bijna opgelost. Einde verhaal. Of... toch niet? Is er hier misschien sprake van autoriteiten en instituties die met slimme “slordigheden” een indruk willen wekken dat alles meevalt en als dat door de mand valt snel verklaren dat het niet zo bedoeld was? Of is taal ècht zo moeilijk? Merkwaardig
gedrag van de U.S.A.F. De conclusies van Project Blue Book zijn van 1969. Het is nu 2010. Er zijn 40 jaar verstreken. Project Blue Book besloeg 12.618 gerapporteerde, onderzochte en door de U.S.A.F. geëvalueerde waarnemingen in een tijdsbestek van ongeveer 20 jaar. Als ongeveer het zelfde aantal waarnemingen per 20 jaar wordt gerapporteerd, dan zijn van 1969 tot heden ongeveer 25.000 nieuwe U.F.O-waarnemingen gerapporteerd. Waarnemingen die de Luchtmacht van Amerika naar de burger toe “negeert” door te zwaaien met de 40 jaar oude conclusies van Project Blue Book. Conclusies die, zoals we hebben gezien, niets bewijzen. Mag een instituut ter verdediging van een land vasthouden aan 40 jaar oude conclusies? Of dient zij op elk moment paraat te zijn en adequaat te reageren op elke nieuwe melding van burgers? Als alle geïdentificeerde U.F.O-waarnemingen, 97% volgens de U.S.A.F. op grond van het onderzoek van Project Blue Book, geen buitenaardse vehikels zijn, geen technologieën betreffen die boven onze eigen hedendaagse wetenschappelijke kennis uitgaan en daarom ook geen bedreiging vormen voor de nationale veiligheid, dan blijft er nog 3% ongeïdentificeerde U.F.O.-waarnemingen over. Dat is op 12.618 waarnemingen ongeveer 378 ongeïdentificeerde U.F.O.-waarnemingen. En op de mogelijk 25.000 U.F.O.-waarnemingen sinds 1969 ongeveer 750 ongeïdentificeerde U.F.O.-waarnemingen. Dat is 1.000 potentiële bedreigingen, mogelijke buitenaardse vehikels en/of mogelijke verschijnselen die boven de reikwijdte van ons eigen hedendaagse technologische kunnen uitgaan in ongeveer 60 jaar. Gemiddeld 16 à 17 per jaar, die alle, stuk voor stuk, serieus dienen te worden genomen. Waarom reageert de Luchtmacht dan, zoals ze reageert? Houdt ze toch feiten geheim? Onderzoekt ze toch nog altijd elke gemelde U.F.O.-waarneming? Het
probleem voor militaire instituties en de oplossing De mensen die in het militaire apparaat werken, hebben daarmee twee problemen: Geheimhoudingsplicht en niet willen liegen. Met de slimme verwoording van de conclusies van Project Blue Book kunnen zij echter de waarheid vertellen en tegelijkertijd van alles verborgen houden. Daarmee valt voor een deel de druk van geheimhouding weg. Men hoeft niet te liegen, houdt zich aan de geheimhoudingsplicht en aan “Befehl ist Befehl”. Zolang men zich daarbij ook nog kan schuilen achter het idee dat mensen alleen uit angst en zich bedreigd voelen U.F.O.-meldingen doen, kan het antwoord altijd gelijk blijven. En het is niet gelogen. Intussen zijn er U.F.O.-ervaarders en -onderzoekers als Robert Salas en Steven Greer, die óók beweren dat de U.F.O.’s geen bedreiging vormen. Wat voor probleem moet de Amerikaanse Luchtmacht met deze mensen hebben? Geen enkel. Ze zijn het eens. Zwaaiend met het 40 jaar oude rapport dat met meer dan 12.618 onderzochte U.F.O.-meldingen “bewijst” dat er niets aan de hand is, kan de Luchtmacht heel eenvoudig zeggen: “Meneer Salas, u baseert uw mening op één persoonlijke ervaring van meer dan 40 jaar geleden en voor de rest op “van horen zeggen”. En zelfs die persoonlijke ervaring van u is meer gebaseerd op “van horen zeggen” dan op het zelf daadwerkelijk ervaren van die U.F.O. Knap, dat u op grond van alleen maar “horen zeggens” meent dat U.F.O.’s geen bedreiging vormen. Maar wij zijn het met u eens. Wij baseren ons daarbij op 12.618 door ons onderzochte en geëvalueerde “van horen zeggens”.” Ze kan ook zeggen: “Kijk, meneer Salas en meneer Greer en anderen zijn het met ons eens. Er is geen indicatie van bedreiging door U.F.O.’s. Wat is nu eigenlijk het probleem? De geheimhouding van buitenaardse bezoekers? Maar we hebben het mogelijk bezoek van buitenaardse intelligente wezens ook onderzocht, zie de conclusies van Project Blue Book. Als meneer Salas, meneer Greer en anderen onze eerste conclusie al beamen, zullen ze bij gedegen onderzoek ook de andere conclusies beamen.” Met de drie summier en op zich niets bewijzende conclusies van Project Blue Book heeft de U.S.A.F. een win-win-situatie in handen. Zeker als het gaat om het “sussen” van de ongerustheid van het grootste deel van de bevolking van een land. Echter, tot voldoende mensen eisen: En nu ophouden met het gebruik van 40 jaar oud materiaal. Kijk eens naar de technologische ontwikkeling op aarde sinds 1969. Persoonlijke computers, mobiele telefoons, TomTom’s, Internet, flat screen televisies in allerlei maten, jarenlange foto’s van rijdende instrumenten op Mars etcetera. Verwachten de autoriteiten en instituties, waaronder de Luchtmacht, dat alleen de technologie op Aarde de laatste 40 jaar zo snel is geëvolueerd? Verwachten zij dat de tijd in die 40 jaar heeft stil gestaan voor alle soorten intelligente wezens buiten de Aarde? Wie weet hoeveel soorten er zijn? En wie weet hoeveel daarvan mogelijk de laatste 40 jaar technologieën hebben ontwikkeld om, op voor òns nog onbekende wijze, onze planeet zeer snel te bereiken? En ze hebben een win-win-situatie tot de U.F.O.-ervaarders en vooral tot de U.F.O.-onderzoekers een zo helder en eerlijk mogelijk taalgebruik en verwoordingen eisen van de U.S.A.F. Per geval zal een veel diepgaander onderzoek gepleegd dienen te worden. Vragen aan de Luchtmacht en de bevelhebbende instituties moeten veel kritischer zijn. Niet alleen de vraag stellen: Houdt de Luchtmacht wat dan ook geheim met betrekking tot U.F.O.’s? Maar ook: Hoe weet zij per incidenteel geval dat er geen bedreiging is voor de nationale veiligheid en/of voor slechts één of enkele mensen? Wat zijn de bewijzen daarvoor? Hoe is dat bewezen? Wie heeft dat bewezen? Welke redenaties zijn er gemaakt? En de vraag is niet alleen: Vormt deze U.F.O.-waarneming een bedreiging? Maar vooral en bovenal ook: Wat is het, dat is waargenomen? Als géén identificatie mogelijk is van een U.F.O.-waarneming, betekent dit dat deze wèl een bedreiging kan vormen, mogelijk wèl boven ons kunnen en onze kennis uitgaat en mogelijk wèl een buitenaards vehikel is. Maar dat vraagt óók van de U.F.O.-ervaarders en zeker van de U.F.O.-onderzoekers zelf zo helder en eerlijk mogelijk te zijn in hun eigen taalgebruik en verwoordingen. Zolang dat niet het geval is, zal ufologie nooit een geaccepteerde wetenschap worden en het niet verder schoppen dan de taaltrucs van Project Blue Book.
|