DE COVER-UP VAN DE AMERIKAANSE LUCHTMACHT

‘Misleiding, verdraaiing en leugens aan het publiek over de realiteit van het UFO-fenomeen’

Deel 1

Terug naar Montana

Door: Robert L. Salas © 06-10-09

Vertaling: Paul Harmans

Bron: http://www.theufochronicles.com/2009/10/air-force-cover-up-deception-distortion.html


Het volgende is een verslag en beoordeling van een unieke periode in de geschiedenis van het UFO-fenomeen met betrekking tot de incidenten op de Malmstrom luchtmachtbasis in 1967. Het is gedeeltelijk gebaseerd op de eigen, handgeschreven aantekeningen van Dr. Roy Craig en uittreksels afkomstig van zijn boek: UFOs – An Insider’s View of the Official Quest for Evidence. (UFO’s, en een insiderskijk op de officiële zoektocht naar bewijs). Als toevoeging zullen ook de acties van Lt. Col. Lewis Chase, de UFO-officier van de luchtbasis Malmstrom, worden bekeken. En omdat ik op wacht was en een getuige was van één van de incidenten, zal ik ook mijn eigen herinneringen van de feiten van deze belangrijke gebeurtenissen weergeven.


Robert L. Salas

Ik moet dankbaar toegeven dat het meeste materiaal dat in dit verslag gebruikt wordt, werd vergaard via de inspanningen van onderzoekers James Klotz, Dr. Michael Swords, Robert Powell en Raymond Fowler. De handgeschreven notities van Dr. Craig en andere documenten zijn ook gearchiveerd in de bibliotheek van de Texas A&M University en we zijn hen dankbaar voor het mogen gebruiken daarvan. Ik wil dit artikel graag opdragen ter nagedachtenis van Dr. James McDonald, een ware wetenschapper die het op grond van zijn mogelijkheden en diepe interesse verdient de voornaamste onderzoeker te zijn van een onvervalste wetenschappelijke studie naar het UFO-fenomeen.

Op 9 augustus 1967 bracht Dr. Roy Craig een bezoek aan het huis van Raymond Fowler om enkele waarnemingsverslagen door te nemen. Graig was deel van de UFO studiegroep van de universiteit van Colorado, het Condon Committee (voorgezeten door Dr. Edward Condon) en gefinancierd door de Amerikaanse luchtmacht.


Dr. Roy Craig

Fowler had de titel ‘vroege waarnemingscoordinator’ van de groep gekregen omdat hij ook een onderzoeker was voor het National Investigations Committee on Aerial Phenomenon (NICAP). Hij zat ook in het Sylvania Minuteman Production bestuur als ondersteuning voor hun contract voor de elektrische grondsystemen van de Minuteman raketten. Fowler had verslagen ontvangen van storingen in raketapparatuur op de raketlocaties in Montana en hij vertelde Craig over de meldingen die hij van bronnen op de locatie ontving en dat deze storingen werden geassocieerd met het in de lucht verschijnen van ongeïdentificeerde objecten rondom de raketlocaties. Craig was geïnteresseerd omdat hem was opgedragen naar dergelijke incidenten te kijken als deel van de studie.

Achtergrond van Dr. Roy Craig en zijn positie bij het Condon Committee
Craig ontving zijn Ph.D in fysische chemie. In 1966 was hij hoogleraar aan de universiteit van Colorado toen die universiteit een toelage van 500.000 dollar van de luchtmacht kreeg om een wetenschappelijke studie naar het UFO-fenomeen te doen. Craig had geen ervaring of opleiding in onderzoeksprocedures en had slechts een vluchtige interesse in UFO’s. Hij wist weinig van de geschiedenis van het fenomeen toen hij zijn werk voor de groep begon. Toch werd hij benoemd als een van de drie hoofdonderzoekers voor de studie.

“Mijn taak zou zijn de fysiek aspecten van de huidige UFO-meldingen te onderzoeken, ik werkte samen met een stafpsycholoog die de psychologische aspecten van de meldingen zou onderzoeken… Mijn collega keek in de geest van de personen die de waarnemingen meldden.” Dus, zelfs voordat er naar voorvallen werd gekeken, werd Craig al opgedragen met een psycholoog te werken.

De duidelijke implicatie hier is, dat de leiding van de groep al de neiging had te denken dat de melding van UFO’s verklaard kon worden als een waanidee in de geest. Als toevoeging moest hij aan Condon garanderen dat zelfs als hij geen inzage kreeg in geheime informatie hij de toewijzing zou accepteren.

“Als een onderzoek uitliep op het raadplegen van geheime informatie, iets dat zelden voorkwam, dan droeg ik de zaak over aan een ander lid van het project en accepteerde zijn beoordeling aangaande de werkelijke UFO-relevantie van het geval.”

Toen de groep werd samengesteld, was Condon’s plaatsvervanger Robert Low het enige lid (waarschijnlijk verschillend van Condon) die was gemachtigd het geheime materiaal te bekijken. Dat was ook meteen vanaf het begin een probleem, omdat kort voordat de studie van start ging, Robert Low een, nu verfoeilijk, memo had geschreven waarin hij de studie karakteriseerde als uitgevoerd door niet-gelovers die het publiek voor de gek moesten houden door te doen alsof het allemaal heel objectief was. Toen het er dus uiteindelijk op aankwam deed Robert Low niets om de luchtmacht onder druk te zetten om meer informatie te verschaffen aan een onderzoek waarbij UFO’s waren betrokken.

Een bezoek aan Malmstrom AFB (9 – 14 oktober 1967)
Volgens zijn notities, geschreven tijdens zijn bezoek, had Craig vier doelstellingen. Ten eerste wilde hij een ontmoeting met luitenantkolonel Lewis Chase om te praten over zijn UFO-ontmoeting die hij in 1957 had toen hij als vluchtcommandant van een RB-47 een trainingsmissie vloog. Het op non-actief zetten van de raketten en de mogelijke betrokkenheid van UFO’s daarbij stond ook op zijn lijstje.

Craig wist via Ray Fowler van die zaken op de raketlocaties. Het is veelbetekenend dat hij de datum van het op non-actief zetten op 24 maart 1967 optekent. Waarom het veelbetekenend is zullen we later bespreken. We moeten opmerken dat de burgeragentschappen, zoals Sylvania en Boeing niet toegestaan waren daarover te praten.

In feite had Fowler mij verteld dat hij alleen de geruchten over de 10 op non-actief gezette Minuteman raketten op vlucht Echo had aangehaald en dat hij alleen al daarom bang was dat hij zijn baan en zijn betrouwbaarheidsverklaring zou verliezen. Het verslag over het op non-actief geraken van de raketten werd al voordat Craig op Malmstrom arriveerde omgeven door geheimhouding. De diepte van die geheimhouding zou spoedig na zijn aankomst verhevigen.

In Craig’s boek over zijn ervaringen met het Condon Committee, beschrijft hij zijn ontmoeting met luitenantkolonel Chase, wiens positie ook de titel van Basis UFO Officier inhield:

‘Nadat kolonel Chase en ik in zijn kantoor enkele beleefdheden hadden uitgewisseld, vroeg ik hem over het Echo incident. De kolonel hapte naar adem en toonde verrassing dat ik daarvan wist. “Daar kan ik niet over praten…” Als ik de werkelijke oorzaak van het incident wilde weten dan kon ik dat via officiële kanalen te weten komen, en hun melding pas zien na het afsluiten van het onderzoek. …Ondanks dat de lokale kranten verhalen brachten over UFO-waarnemingen die samenvielen met Echo, verzekerde kolonel Chase mij dat er bij het incident geen UFO betrokken was… Ik accepteerde de informatie als feitelijk en droeg majoor Schraff’s rapport (over het Echo incident) over aan Bob Low die een betrouwbaarheidsverklaring had gekregen om geheime informatie gerelateerd aan het UFO-onderzoek te lezen. Low moest op zijn beurt samenwerken met zijn luchtmacht contactpersoon in Washington, kolonel Hippler.’

Een deel van de memo die hij aan Low schreef is hieronder te zien. Low’s aantekening onderaan deze handgeschreven memo zegt:

‘Roy, ik heb Hippler gebeld en hij vertelde mij dat hij zou trachten dat te pakken te krijgen, maar hij denkt dat het voor ons te hoog geclassificeerd is om naar te kijken. Hij zegt dat hij denkt dat er mogelijk interferentie dmv van pulsen van nucleaire explosies bij betrokken is.’

De toon van deze memo wijst er op dat Low simpelweg deze rationele verklaring voor het classificeren van de shutdowns van de raketten accepteert als een niet-UFO gebeurtenis. Volgens de optekeningen van Dr. McDonald is Robert Low daarna niet meer ingegaan op zijn aanvraag. Als Low wel zijn aanvraag had doorgezet en om meer details had gevraagd, zoals bijvoorbeeld op het gebied van de interferentie van de nucleaire explosie uitgevoerd door de luchtmacht, dan zou hij wellicht ontdekt hebben dat Amerika geen enkel atoomwapen had getest in de periode van 10 maart tot 4 april, de tijdsperiode waarin de raketten op non actief gingen. (Bron: D.O.E. Report DOE/NV-209 rev. 15, December 2000, U.S. Nuclear Tests 1945 – 1992.) Zelfs als interferentie de oorzaak zou zijn geweest, dan nog had Low zich behoren te realiseren dat zoiets (interferentie) een wijdverspreide ravage onder alle strategische raketmachten had moeten creëren. Het is duidelijk dat de reden waarom Hippler deze verklaring gaf, bedoeld was om Low een dekmantel te geven en om anderen van een nader onderzoek voor het Condon Committee af te houden.

Craig’s aantekeningen laten zien dat hij de namen wist van veel personen die hij had kunnen ondervragen aangaande de geruchten van de betrokkenheid van een UFO bij de shutdowns van de raketten.

Er waren burgerafgevaardigden van Sylvania en Boeing die de bron kenden van de UFO-geruchten. Hun namen waren aan hem gegeven door Fowler. Fowler gaf Craig ook de naam van Dan Renualdi, een lid van de Site Activation Task Force (SATAF) en welke een zeer betrouwbare ooggetuige was. Hij meldde dat hij binnen een meter afstand van het object was geweest.

Daar komt bij dat één van de NCO’s (onderofficieren) van het Air Force Technical Evaluation team toegaf een vliegende schotel te hebben gezien. Er is geen verslag dat Graig deze man ondervroeg. Graig heeft ook niet gevraagd naar de namen van de mannen van vlucht Echo die op wacht waren gedurende het op non-actief gaan van de raketten en ook niet die van het onderhouds- en beveiligingspersoneel van Echo.

Het is van belang te benadrukken dat, ondanks dat hij was belast met het onderzoeken van dit incident, Craig geen ondervragingen hield van de hoofdgetuigen of die op schrift stelde. Dat is bevestigd door zijn aantekeningen in zijn eigen boek. Hij erkent zelf dat hij simpelweg het woord van kolonel Chase dat er geen UFO’s bij betrokken waren voor waar aannam en dat hij geen grondig onderzoek instelde waarvoor hij wel een volmacht en de verantwoording had.

De geheime wereld van luitenant kolonel Lewis D. Chase, basis UFO-officier
Op de avond van 19 september 1957 (of 17 juli 1957 – er bestaat wat verwarring over de datum) vloog majoor Lewis D. Chase een RB-47 vliegtuig op een trainingsmissie die begon boven de Golf van Mexico nabij Louisiana en daarna in noordelijke richting.


Lewis D. Chase

Toen het vliegtuig Jackson, Mississippi, naderde, zagen Chase en andere bemanningsleden een lichtgevend object boven hen, op 11.500 meter. Ze ontdekten als snel dat het object geen vliegtuig was omdat het een intense elektromagnetische signatuur op hun apparatuur uitstraalde, gelijk aan de intensiteit van grondradar. Toen ze naar het westen draaiden, richting Texas, volgde het object hen. Toen ze contact opnamen met Air Defense Command ground control (GCI) op Ft. Worth, bevestigden zij hen dat zij radarcontact hadden met beide, het object en hun toestel.

Terwijl de RB-47 haar weg noordwaarts naar Kansas vervolgde, verscheen het object op een 11 uurs positie van het vliegtuig. Plotseling begon het object dichterbij te komen. Terwijl het naderde accelereerde het naar een hoge snelheid en passeerde vlak voor de RB-47. Het object stopte toen en bleef in de lucht stilhangen op een lage 2 uurs positie van het vliegtuig. Terwijl de RB-47 over het stationaire object passeerde, zag Chase dat het uitknipte. Het object verdween simpelweg! Het object verscheen later weer op een andere positie. Deze manoeuvres gingen gedurende twee uur door.

Chase schreef op verzoek van AFOSI een gedetailleerd verslag over het incident en AFOSI stond hem en zijn bemanning op te wachten bij de landing op luchtmachtbasis Forbes in Kansas. Chase vertelde Craig dat er een gespreksband van de communicaties van de bemanning door AFOSI in beslag werd genomen. Chase en zijn bemanning werden door AFOSI verteld dat ze niet over het incident mochten praten. Enkele van deze details werden aan Craig verteld tijdens zijn bezoek aan de luchtmachtbasis Malmstrom en werden in het Condon rapport opgenomen. Andere details werden opgetekend tijdens een interview op 30 januari 1969 tussen Chase en Dr. James McDonald, slechts een korte tijd na de publicatie van het Condon rapport.


Dr. James McDonald

Chase had Graig en majoor Quintanilla, het hoofd van Blue Book in 1967, tijdens hun ontmoeting op 12 juni gevraagd om te checken of er een incidentrapport in de Blue Book files aanwezig was. Quintanilla meldde dat er geen rapport van het incident was. Later, na het afronden van het Condon rapport, verscheen er een ‘beknopt’ verslag van het incident in de files van Blue Book. Dr. James McDonald had uitgevonden dat het verslag van dat incident gedurende Craig’s onderzoek ernaar was geclassificeerd. De luchtmacht gaf aan McDonald toe, na het stopzetten van de studie (Blue Book), dat zij inderdaad enkele ‘geclassificeerde’ (geheime) verslagen van UFO-incidenten bezaten die niet beschikbaar waren gesteld aan de onderzoekers van het Condon Committee om die te onderzoeken!

DE COVER-UP VAN DE AMERIKAANSE LUCHTMACHT DEEL 2

TERUG


Share