DE ONGELOOVIGEN Door: Loes Modderman
Camille Flammarion (1842-1925), de beroemde Franse astronoom en Spiritualist, wordt in 'Het Toekomstig Leven', een Spiritualistisch blad opgericht in 1897, nogal eens genoemd en vertaald, als een van de corifeeën van de toenmalige beweging. In de jaargang van 1899 staat een vertaling van een stuk dat Flammarion schreef in zijn boek l'inconnu (Het onbekende) over scepticisme. Het stuk is des te interessanter omdat er in feite sindsdien weinig is veranderd; de controverse is nog steeds even groot en de kloof tussen open en behoudende wetenschappers is nog even onoverbrugbaar. Hieronder een paar fragmenten. Spelling gehandhaafd. "Een groot aantal mensen is aangetast door een werkelijk verstandelijke bijziendheid, en zij houden den horizon voor de grenzen van het heelal. Nieuwe feiten, nieuwe ideeën ergeren hen, jagen hen vrees aan, ja, doen hen sidderen. Zij willen liefst niets veranderd zien in den gewonen gang van zake. Op hun uiterste gemak gezeten, liefst in een grooten armstoel, voelen zij zich op onverstoorbare wijze voldaan over bestaande toestanden. Te eigenwijs iets als mogelijk te willen erkennen, wat zij niet begrijpen, vermoeden zij in de verste verte niet, dat zij in 't geheel niets begrijpen. Door alle eeuwen heen ontmoet men van die onnoozele, kalme menschjes, evenwel niet ontbloot van ijdelheid, die ronduit alles ontkennen, wat nog niet onderzocht is, en die zich heusch gerechtigd achten, over de onnaspeurlijke samenstelling des heelals te kunnen oordelen. Eens woonde ik in 1878 een zitting bij van L'académie Française; 't was een dag, waaraan ik niet kan terugdenken, zonder dat mijn lachlust gaande gemaakt wordt. De natuurkundige Du Moneel vertoonde Edison's phonograaf aan de vergaderde doctoren. Toen hij een en ander omtrent het toestel had vermeld, liet hij het in werking treden. Eensklaps schoot een reeds bejaard lid der Academie, van wie men wist, dat hij door en door bestudeerd was, wiens geest geheel doordrongen was met wat hij aan de Klassieken had kunnen ontlenen, in een vlaag van edele verontwaardiging op den invoerder van nieuwigheden toe, greep hem bij de keel, uitroepende: "Ellendeling! Denkt gij, dat wij ons hier laten beetnemen door een buikspreker!" Het mooiste van de grap is misschien nog, dat hij zes maanden later in een soortgelijke zitting het zich tot een eer rekende te kunnen verklaren, dat na rijp onderzoek gebleken was dat er heusch slechts sprake was geweest van buiksprekerij. Als bewijs voerde hij aan dat men toch onmogelijk kon aannemen dat een gewoon metaal het edele menschelijke orgaan zou kunnen vervangen. De phonograaf was volgens hem slechts een 'acoustische illusie'. Een mijner vrienden, Eugène Nus,
heeft een zijner werken opgedragen 'Aan de schimmen der gediplomeerde,
hoogvereerde, gedecoreerde en begraven geleerden, die verworpen hebben:
Door de jongste ontdekking van de Röntgenstralen, zoo ongeloofelijk en ongerijmd op zichzelf, moeten wij tot de erkenning komen, dat het veld onzer gewone waarnemingen uiterst klein is. Het is zeer onwetenschappelijk om te verkondigen, dat er niets meer bestaat, dan hetgeen wij reeds weten of door middel van onze zintuigen kunnen waarnemen. Er is nog een groot aantal onverklaarde feiten, welke tot het gebied van het onbekende behooren. De telepathie, het verschijnen of zich manifesteeren van stervenden, het zien in droomen of in somnambulistische slaap zonder hulp der oogen, het zien in de toekomst, waarschuwende stemmen, het bewegen en verplaatsen van voorwerpen, zoogenaamde spookhuizen en nog zoveel andere voor 't ogenblik zonderlinge en onverklaarbare verschijnselen, wekken onze nieuwsgierigheid op en verdienen, dat de wetenschap er de aandacht op vestigt. Voor alles wil ik, wat wij kunnen bestudeeren en opmerken, natuurlijk noemen. Immers, alles wat bestaat is natuurlijk - het bekende zowel als het onbekende, het bovennatuurlijke bestaat niet. Zij die zeggen: "Nooit zal ik aan die onmogelijkheden gelooven! Ik geloof slechts de natuurwetten! Ik wil alleen aannemen wat bekend en verklaard is en verder niets meer", gelijken wel op de aardrijkskundigen van eeuwen terug, die in hun atlas bij de Zuilen van Hercules schreven: "Hier is het einde van de wereld". Al onze kennis zouden wij symbolisch kunnen voorstellen door een uiterst klein eilandje, omringd door een onbegrensde oceaan. Och, wat is er toch nog veel, oneindig veel voor ons te leeren!" |