CONSTERNATIE IN BELGIË Door Paul Harmans September 2005 Nadat ik het artikel over de nalatenschap van professor van Waterschoot, die zijn familie aan mij deed toekomen, op ufowijzer had gezet, liepen in België de gemoederen flink op, tenminste aan de kant van de gedreven sceptici. In mijn artikel gaf ik een deel van een brief van Generaal-majoor W. de Brouwer aan van Waterschoot weer, waarin hij aangaf het met een aantal conclusies van de sceptici Wim van Utrecht en Marc Broux bepaald niet eens te zijn. Beide sceptici reageerden met een e-mail gericht aan een tiental Belgische en Nederlandse personen binnen de UFO-gemeenschap en natuurlijk aan mij, waarin zij uitgebreid kennis gaven van hun ongenoegen over het feit dat zij nu eens zelf de kop van jut waren. Gezien de antwoorden die ik kreeg van de diverse positieve UFO-leden, die op de e-maillijst van Wim van Utrecht en Marc broux staan, begreep ik al snel dat men van Utrecht vanwege zijn onderzoeken en menselijke benadering nog enig respijt verleent, alhoewel zijn onderzoeken zich beperken tot de ‘lichtjes in zijn achtertuin’ (Wat ik daarmee bedoel vind je in mijn onderstaande antwoord aan van Utrecht). Marc Broux blijkt echter al jaren een vervelende intrigant te zijn, die het liefst onrust stookt en uit een bepaalde Belgische UFO-vereniging is gezet, vanwege zijn voorkeur om zowel de (positieve) UFO-vereniging als de UFO-onderzoekers die daarbij aangesloten zijn, in de media in een kwaad daglicht te stellen. Ik wil benadrukken dat een gezond scepticisme voorwaarde is om onderzoek te doen naar het UFO-fenomeen, maar de gedreven sceptici, zoals je ze vindt bij stichting Skepsis en onder welke noemer dus ook van Utrecht en Broux vallen, willen niet toegeven dat er een percentage UFO-gebeurtenissen is dat beslist niet volgens hun zienswijzen te verklaren valt. Zij willen met de waarnemingen die zij (soms met een grote korrel zout) hebben opgelost als zijnde een natuurlijk fenomeen, grappenmakers, brandend papiertje dat de lucht in waait, reflectie van maanlicht in een openslaand vensterraam, enz., aantonen dat het gehele UFO-fenomeen daarmee is verklaard. Afijn ik hoef niet tot in detail in te gaan op de werkwijze en denktrant van dergelijke lieden, die is algemeen bekend (behalve helaas bij een groot deel van de media). Ik beschouw dergelijke gedreven sceptici als de motor achter het mechanisme dat ooit in 1953 door de 'Robertson Panel' in werking is gesteld en er voor zorgt dat het UFO-fenomeen en de aanverwante fenomenen permanent in de hoek van het belachelijke blijven hangen. Ik zie het daarom als een belangrijke taak (en daar hoeft niet iedereen het mee eens te zijn) om dergelijke lieden en hun zogenaamde wetenschappelijke werkwijzen aan de kaak te stellen. Om de onderzoeksmethoden van de sceptici in perspectief te plaatsen geef ik het volgende gefingeerde voorbeeld: Stel we hebben een SARS-virus-fenomeen (wat een zeer besmettelijke en dodelijke ziekte veroorzaakt) we hebben 100 patiënten waarvan we vermoeden dat enkele het SARS-virus onder de leden hebben. We roepen dokter W. van Utrecht en assistent M. Broux erbij en we laten hen het onderzoek leiden, omdat zij beweren te beschikken over de juiste instelling en meest integere benadering ten aanzien van het fenomeen. Wat we echter nog niet weten is dat zij diep in hun hart niet geloven dat SARS werkelijk bestaat. De beide heren starten hun onderzoek en delen in een voorstudie de patiënten op het eerste gezicht in op volgorde van ernst: van nr. 1 ‘niets aan de hand’, tot nr. 100 ‘moeilijk geval’. De eerste 50 patiënten zijn volgens deze methode een makkie, het blijkt slechts om een onschuldige neusloop te gaan en het zijn dus terecht geen SARS-patiënten. Dan volgen 25 patiënten waarbij niet helemaal duidelijk wordt waarmee zij besmet zijn, maar de symptomen wijzen eerder op een verkoudheid dan op wat ernstigers en van Utrecht en Broux nemen gemakshalve aan dat ook zij niet lijden aan SARS. De eerste onvolkomenheden dienen zich nu al aan, want 100% zekerheid hebben de beide geneesheren niet. De volgende 10 patiënten zijn wat moeilijker, een gewone verkoudheid is het zeker niet, maar omdat de beide heelmeesters niet in SARS geloven, worden de feiten een weinig geweld aangedaan en maakt men er tien griepgevallen van. Dan komen nog eens vijf patiënten aan de beurt en omdat bij de aanvang van het onderzoek heimelijk al een eindconclusie door beide geleerden was opgemaakt, namelijk dat zij op basis van gezond verstand hadden vastgesteld dat SARS helemaal niet kan bestaan, past men de feiten rigoureus aan en worden deze patiënten ingedeeld in de categorie zware griep. De twee slagers vinden het nu wel genoeg en besluiten de tien overblijvende patiënten zonder onderzoek terug naar huis en de samenleving in te sturen. Op basis van de 90 voorgaande gevallen stellen zij onomwonden vast dat ook die laatste 10 patiënten geen SARS kunnen hebben en dat zij dus, in hun ogen, op wetenschappelijke wijze hebben aangetoond dat SARS tussen de oren zit. Vervolgens stappen zij naar de media en maken zo hun onderzoeksresultaten openbaar, an passant worden in die media-artikelen de collega-doctoren die wel in het bestaan van SARS geloven, belachelijk of verdacht gemaakt en smijten zij figuurlijk de vele wetenschappelijke dossiers, afkomstig van eminente geleerden die aantonen dat het heel goed mogelijk is dat SARS wel degelijk bestaat, in de allesbrander. Voor een dergelijke wetenschappelijke aanpak bestaat een spreekwoord: Zachte heelmeesters maken stinkende wonden! Hieronder vind je mijn eerste en tevens laatste antwoorden aan Marc Broux en Wim van Utrecht (een discussie met dergelijke lieden wordt anders een jarenlang welles nietes spelletje) Als je zin hebt om de ellenlange tekst te lezen die beide heren mij stuurden en waarop ik reageer, dan vind je die daaronder. Ik heb aan die teksten, waarin nogal wat fout geïnterpreteerde zaken staan, geen letter veranderd, het is precies zoals Marc en Wim het aan het papier toevertrouwden. Vooral in de laatste delen kom ik als persoon aan bod. Ik voel mij als het ware nog vereerd ook, want juist de personen die zij bekritiseren, zijn vaak de moeite van het beluisteren waard of een gevaar voor de ‘goede naam’ van de gedreven sceptici.
E-MAIL VAN PAUL HARMANS AAN MARC BROUX 17 september 2005 Beste Marc, O ja, ten tijde van mijn waarneming wist ik niets van het UFO-fenomeen en omdat ik dacht dat ik er nog wel een oplossing voor zou vinden heb ik de juiste datum niet opgeschreven. Het lijkt mij heel normaal dat mensen niet meteen de juiste dag en tijd opschrijven als ze iets zien waarvan ze geen benul hebben. Maar dat is typisch de scepticus in jou: haal vooral niets ter zake doende feiten aan en breng die in diskrediet en je komt zowaar nog geloofwaardig over ook bij alle ziende blinden en horende doven. Overigens
zijn de opmerkingen over jou en van Utrecht gedaan door De Brouwer en
niet door van Waterschoot, kwestie van goed lezen!
E-MAIL VAN PAUL HARMANS AAN WIM VAN UTRECHT 24 september 2005 Beste
Wim,
DE UFO’s VAN PAUL HARMANS Door: Marc Broux 16 september 2005
Tijdens een discussie van Sufon aan
het adres van Bufon ( midden 2OO5), stuurde een der Bufon-leden mij
een artikel op waarin Wim Van Utrecht en ondergetekende slecht uitkwamen.
Wie is Professor John van Waterschoot Ik heb van Waterschoot later nog een paar keer ontmoet. Zo bvb. op een van de jaarlijkse vergaderingen van Vlaamse Ufo-onderzoekers en op lezingen die hij gaf over ufo’s. Toen zijn boek uitkwam ‘Ufo’s boven Belgie’, heb ik - in mijn tijdschrift UFO-Belgium’ - een zeer kritisch artikel geschreven. Je vindt het hieronder (lichtjes aangepast qua leesvorm). Ik moet van Waterschoot nogal ‘geshockeerd’ hebben zoals blijkt uit zijn ‘recht van antwoord’. Toch ben ik niet de enige die er zo over denkt. Een andere recensie vind je onder mijn. Mijn recensie over van Waterschoots boek: (anno 1997) Het moet zo wat 10 jaar geleden zijn dat ik Professor John van Waterschoot heb uitgenodigd een lezing te geven over UFO's in het Cultureel centrum van Hasselt. Professor, (ere-)Senator John van Waterschoot had ik enkele maanden voor de lezing leren kennen via een krantenartikel. Daarin stond te lezen dat van Waterschoot de eerste econoom-senator was in België, die zich interesseerde voor UFO's. Voor ons twee jaarlijks ufo-congres was van Waterschoot een interessante naam voor de affiche’. Een echte Professor/Econoom/Senator hebben die over UFO’s spreekt, dat moet iets apart zijn. De eerste kennismaking met de professor was opvallend vriendelijk. Hij had - zonder mijn toestemming overigens - enkele ‘bevriende’ Limburgse politiekers uitgenodigd die graag de lezing wilde bijwonen. Het enige wat mij bij deze lezing is bijgebleven, is dat van Waterschoot mij erop attent maakte hem als Professor of Senator van Waterschoot aan te spreken en aan te kondigen. (met een kleine ‘v’ bij van, bleek iets met adel te maken te hebben) Zijn lezing zelf had geen inhoud. Je kon net zo goed een boek van Professor Allen Hynek voorlezen. Na deze lezing heb ik van Waterschoot een paar keer terug gezien. In het ufo-milieu was hij totaal onbekend. Ik was daarom ook enorm verrast toen hij in juni 1997 een boek had geschreven over ufo’s. Het boek dat opent met een voorwoord van Generaal-majoor Wilfried De Brouwer is oninteressant. Van begin tot eind - het boek telt negen hoofdstukken en 287 blz - lijkt het of dat van Waterschoot honderden krantenartikels en tientallen tijdschriften en boeken (vooral deze van Hynek) heeft bijeen gezocht om zo zijn boek te schrijven. Zeg maar een opsomming van wat er al ooit geschreven is. In geen enkel hoofdstuk is een bepaalde lijn te vinden. van Waterschoot heeft het nu eens over de waarneming van x of mening van y om verder in zijn boek, op een totaal ander plaats het opnieuw over x en y te hebben. John van Waterschoot lijkt wel een ‘nieuw’ woord te willen lanceren. Zoals vroeger onze eerste Minister Wilfried Martens het graag had over ‘evident’ en de Burgemeester van Knokke over zijn ‘frigobox-toeristen’, heeft van Waterschoot het over ‘empirische’ dit en ‘empirische dat. (empirisch wil zeggen het bouwen op ervaring) Ik heb ze niet allemaal geteld, maar ik denk dat het er honderdeenentwintig moeten zijn. In hoofdstuk 7 alleen al komt elf keer dit woord voor en op blz 165 zelfs vier keer. Het ergste wat ik van van Waterschoots
boek vind is dat het uitkomt op de vijftigste verjaardag van de Ufologie.
Daar waar ik verwachtte dat J. Weverberg, Hans van Kampen of andere
schrijvers een boek zouden uitbrengen. Maar neen, er komt een boek uit
van een persoon die nooit enig onderzoek heeft gedaan naar het ufo-verschijnsel.
Ik vrees dat diegenen die dit boek kopen niet verder dan hoofdstuk twee
komen. Ze leggen het boek neer en vinden dat heel de Ufologie te moeilijk
en oninteressant is. Vooral voor onze jonge geïnteresseerde lezers
zullen bij het lezen van van Waterschoots boek, de Ufologie aan de kapstok
hangen. Een andere recensie waarvan ik het bestaan niet kende voor dit artikel. Het stond op internet en benaderd zelfs mijn mening van 1997 Ieder van ons herinnert zich nog wel de golf van ufo-waarnemingen boven Belgisch grondgebied en de daarop volgende hetze in de media een tiental jaren geleden. De Leuvense professor emeritus John van Waterschoot wijdde er een boek aan. Een wetenschappelijke autoriteit die schrijft over een vaak vergruisd onderwerp: dat prikkelt zelfs de meest nuchtere geest. De « ongeïdentificeerde vliegende voorwerpen » zijn altijd al een zeer controversieel gespreksonderwerp geweest en een open en wetenschappelijk verantwoord debat over die materie ligt nog steeds moeilijk. Van Waterschoot slaagt er echter zeer goed in met een nuchter betoog van ongeveer 300 bladzijden de kritische lezer te boeien. Wie een eensluidende verklaring van de problematiek verwacht, komt bedrogen uit. Of toch niet ? Van Waterschoot schetst, verklaart en evalueert het gekende. Als wetenschapper begeeft hij zich niet verder dan het kenbare of het verantwoord denkbare. Voor fantastische verhalen en 'New Age-achtige' mythologieën begeeft de geïnteresseerde lezer zich best naar een andere afdeling van de lokale boekhandel of bibliotheek. Op zich kan dat opzet bevredigend genoeg zijn. Anders dan de titel laat vermoeden, behandelt het boek de ruimere ufo-problematiek en vormen de Belgische waarnemingen enkel een uitgebreide illustratie. In eerste instantie wordt het pionierswerk van de Amerikaanse professor Allen Hynek toegelicht. Meteen wordt ook de teneur van het hele boek gezet : het ufo-fenomeen is als het lijf van de olifant waarvan enkele blinden elk een ander lidmaat betasten en de overgrote meerderheid dat weigert te doen. Van Waterschoot haalt stevig uit naar de (geslaagde) pogingen tot ridicularisering van het onderwerp. De auteur dekt zich stevig in tegen al te gemakkelijke kritiek. In de analyse wordt enkel gesteund op een minieme fractie van het ontzaglijke aantal onverklaarbare waarnemingen die sinds de Tweede Wereldoorlog over de hele wereld geregistreerd werden. Op basis van die gegevens komt hij tot het besluit dat er in het luchtruim inderdaad rondvliegende ongeïdentificeerde voorwerpen gesignaleerd worden en dat er voor die fenomen al te vaak geen sluitende, al dan niet wetenschappelijk verantwoorde, verklaring kan gevonden worden. Het is niet onbelangrijk te onderstrepen dat het hier over ufo's gaat en niet noodzakelijk over vliegende schotels, bestuurd door buitenaardse gezanten die 's zondags intergalactische uitstapjes maken. Toch sluit Van Waterschoot geen enkele
mogelijke verklaringsgrond expliciet uit. Hij kent ze enkel graden van
waarschijnlijkheid toe. Dat is een kwestie van intellectuele eerlijkheid
: wat niet geweten is, kan ook moeilijk ontkend worden. Door Bart Theunis Nu kan je zeggen, is het nu echt nodig om over dit onderwerp een artikel te schrijven. Ik denk het wel en nog wel voor onderstaande redenen: a) Vooreerst wordt ik door ? Pieter
Hendrickx (Bufon voorzitter) en Levi Boterdael (Bufon webmanager) verweten
verantwoordelijk te zijn voor het verlies van van Waterschoots boekencollectie
voor Bufon. Dat is absoluut niet waar. Ik denk ook niet dat zijn nabestaanden
de documentatie en boeken aan Paul Harmans geschonken hebben omdat Wim
en ikzelf ‘kritisch negatief’ zouden staan tegenover het
ufo-fenomeen. Ze zijn eerder ‘per ongeluk’, bij Paul Harmans
terecht gekomen door op google ufo in te drukken. Als je dan toevallig
op ufowijzer.nl terecht komt (de website van Paul Harmans) dan lees
je in zijn site wel een positief artikel over van Waterschoots boek.
En zo kan het dan zijn dat de familie gevraagd heeft of Harmans de collectie
wil hebben. En dan Wim Van Utrecht (voorzitter Caelestia).
Hij wordt ook genoemd in het artikel van Paul Hermans. Als er één
iemand in Vlaanderen is die in de afgelopen 20 / 25 jaar aan POSITIEVE
ufologie gedaan heeft, dan is het wel Wim Van Utrecht.
“…Paul Harmans gelooft voor honderd procent in UFO’s en voor negentig procent in het buitenaardse daarvan….” Maar wie is nu Paul Harmans. Eerlijk gezegd, ik ‘wist’ het niet voor het ontvangen van bewust artikel. Surfend op internet heb ik nu begrepen dat Paul Harmans iets te maken heeft met de website Ufowijzer.nl. Als ik moet voorgaan op de artikels die op internet te vinden zijn, dan is hij een ‘believer’ en heeft hij een grondige hekel aan de twee Marcel’s van Nederland, Marcel Hulspas en Marcel van Beurden. Niks verkeerd mee natuurlijk maar wel goed om weten. In 1974 heeft hij, naar eigen zeggen,
op klaarlichte dag twee lichtbollen zien samensmelten in de lucht. Hij
was toen werkend in de haven van Marseille (Frankrijk). Een van de collega’s
/ getuigen zou met een sextant hebben kunnen bepalen dat het Venus niet
was. Daar waren ze dus al zeker van. Ook merkwaardig is dat Harmans,
zegt dat het object ruim 30 minuten in de lucht hing te glinsteren.
Toen er van de andere kant een ander kleiner licht kwam en zich versmolt
met het ander. Dan verdween het in enkele seconden. “… Venus
was het niet, wat dan wel…” vraagt Harmans zich af “…
Niemand wist het. En tot op de dag van vandaag heb ik er nog steeds
geen verklaring voor. Hoe dan ook, deze waarneming moet voor Harmans het ogenblik zijn geweest dat hij zich in ufo’s ging interesseren. Uit interviews lees ik verder dat Harmans geen eigen onderzoek doet, “ … daar doe ik weinig mee. Die verwijs ik naar www.ufoplaza.nl . Die zijn daarin gespecialiseerd. Ik wil mensen alleen maar proberen te overtuigen dat er veel meer aan de hand is tussen hemel en aarde.” Dat doet hij met zijn website. Daar staan overigens enkel pro-ufo verhalen in en vind je geen een kritisch rapport. Nochtans schrijft hij: “ … Ik zou u willen vragen om met een onbevooroordeelde en objectieve insteek een paar artikelen (met name artikel 1 en 2) te lezen op mijn website, en u zich daarna nog eens af te vragen of het wel gerechtvaardigd is om de verschillende UFO-fenomenen als onzin en belachelijk te bestempelen…”. Heb ik gedaan en het resultaat is JA, heel wat artikelen die Harmans op zijn site zet zijn onzin en sterk believers gericht. Elk sceptisch artikel schuwt hij en gaat zelfs diverse keren in de clinch met de media en de twee Marcels. Dus objectief is Harmans niet. Volgens Harmans wordt alles in de doofpot gestoken. Hij heeft er zelfs een knappe formule voor gevonden: UFO’s of 9/11 + leugens x sceptici + spot – bewijs : media = doofpot Over de doden niets dan goed natuurlijk. Met dit artikel heb ik willen aanduiden dat een aantal beschuldigingen vanuit Bufon en Paul Harmans aan mij en Wim’s adres onterecht zijn. De schade van de ‘erfenis’ van van Waterschoots bibliotheek maak je goed door een bezoek te brengen een boekhandel De Sleghte.
HET VERSCHIJNSEL HARMANS Door: Wim van Utrecht 24 september 2005
Het wordt me wel vaker verweten dat onze studiegroep zich enkel toelegt op meldingen waarbij er sprake is van “lichtjes in de lucht”. Doorgaans vermoedt diegene die dit verwijt uit dat we dit doen uit angst voor de schokkende waarheid die al onze wetenschappelijke zekerheden omver dreigt te werpen. Ook HARMANS behoort tot die groep van slecht geïnformeerde lieden. Het moet voor eens en voor altijd duidelijk zijn: Caelestia maakt geen onderscheid voor wat het type melding betreft, maar zij laat de meldingen van nachtelijke lichtverschijnselen niet links liggen en wel om vijf redenen: (1) Iedereen die iets in de lucht heeft gezien dat hij niet meteen kan thuisbrengen, heeft volgens ons het recht op een verklaring of minstens op een poging daartoe. (2) Niet alleen maken waarnemingen van nachtelijke lichten nog altijd de hoofdmoot uit van het probleem, hun belang schuilt ook in het feit dat een groot aantal UFO-onderzoekers geïnteresseerd is geraakt precies omdat ze ooit een licht in de lucht zagen waar ze geen uitleg voor konden bedenken (wat de Lage Landen betreft denk ik dan bijvoorbeeld aan Ghislain STRUYS, Oliver DESCHUYMERE, Marc BROUX en, inderdaad, Paul HARMANS zelf!). Het is dus zaak om er snel bij te zijn en te kijken of er geen "aardse" uitleg is voor de waarnemingen die de rest van je leven gaan mee bepalen. Had HARMANS destijds een gedetailleerd verslag van zijn waarneming opgesteld, of zijn ervaring aan een serieuze onderzoeker of vereniging gemeld, dan was er misschien meteen een verklaring voor gevonden. Ik verwijt Paul niet dat hij dit niet gedaan heeft, maar zijn leven had wel een heel andere wending kunnen nemen. (3) In tegenstelling tot wat dikwijls wordt gedacht (ook door de promotors van UFO-mysteries!), blijft een groot deel van deze nachtelijke lichtverschijnselen onverklaard. Dat wil niet zeggen dat we met buitenaards bezoek te maken hebben. Misschien zijn er te weinig gegevens voorhanden. Misschien is er tijdens het rapporteringsproces een vergissing gebeurd (foute waarnemingsrichting of verkeerde datum bijvoorbeeld). Misschien was een moeilijk te achterhalen toevalligheid de oorzaak van het verschijnsel (brandend papiertje dat de lucht inwaait, reflectie van maanlicht in een openslaand vensterraam,…). Maar misschien ook was er wel degelijk een nieuwe factor in het spel, en alleen al daarom is onderzoek wenselijk. (4) In tegenstelling tot de spectaculairdere meldingen worden vreemde lichtverschijnselen ook wel eens gerapporteerd door astronomen en meteorologen, ervaren waarnemers dus die precieze details kunnen verstrekken. (5) Anderzijds leiden waarnemingen van nachtelijke lichten vaker dan gedacht tot spectaculaire meldingen. Het hoeft niet nog eens onderstreept dat Venus bijvoorbeeld regelmatig voor een onbekend object wordt aanzien. Getuigen hebben beschreven hoe de planeet hun auto achtervolgde. Anderen veronderstelden dat er een voorwerp in een nabijgelegen veld was geland, terwijl ze in werkelijkheid een heldere planeet of ster achter een groepje bomen hadden zien verdwijnen. Een ordinaire zonnezuil (een lichtzuil boven en/of onder de zon die ontstaat door reflectie van zonlicht op ijskristallen) werd onlangs door het Noord-Amerikaanse National UFO Reporting Center beschreven als een cilindervormig tuig dat boven een supermarkt zweeft. Een TV-ploeg uit hetzelfde Amerika maakte enkele jaren geleden een reconstructie van een waarneming van een lichtverschijnsel boven het Belgische meer van Gileppe (u weet wel: de fameuze waarneming van 29 november 1989 met als hoofdgetuigen die twee Eupense rijkswachters). De computer gegenereerde beelden waren hallucinant. Ze lieten een reusachtige driehoekige constructie zien met honderden lichtjes en twee laserstralen die het meer aftasten. En dat allemaal terwijl de rijkswachters niets anders dan een wit lichtpunt hadden beschreven met links en rechts een rood stipje! Ook al geeft een getuige een accurate beschrijving van wat hij of zij zag, dan nog komt het vaak voor dat ufologen of documentairemakers de waarneming opblazen tot angstaanjagende proporties. Conclusie: ook een spectaculair geval laat zich soms herleiden tot een banaal lichtje aan de hemel. Van de andere kant dunkt me dat het verleden genoegzaam uitwijst dat ondergetekende nooit vies is geweest van meldingen met een hogere vreemdheid. Om dat te bewijzen haal ik er mijn dagboek bij: - 1976: bezoek aan een aantal Noord-Franse dorpjes waar tientallen “landingen” waren gemeld. - 1980: overnachting bij moeder en zoon D. in Schoonaarde die beweerden dat ze bijna dagelijks vreemde voorwerpen rond hun woning zagen cirkelen (voordien al had de zoon een “metalen ruimteschip met twee robotten” voor zijn slaapkamerraam zien zweven). - Nog in 1980: reis naar het zuiden van Wales om er getuigen te zoeken van de golf van “ufonaut”-meldingen die de streek kort daarvoor had geteisterd. - 1986-’87: redactie van een catalogus van Belgische spoorgevallen. - 1989: redactie van een lijst van al de bekende Belgisch/Nederlandse “ufonaut”gevallen. - 1990: reis naar Zuid-Engeland in de hoop meer te weten te komen over de toen pas opgedoken graanpictogrammen. - 1994: publicatie van het rapport over de Zwischbergen-dia (een foto genomen bij daglicht, in het bijzijn van twee andere getuigen én door Allen - niet “Allan” Paul! - HYNEK getaxeerd als één van de beste UFO-foto’s ooit. - 2005: publicatie van het rapport over de Kruishoutemaffaire (opnieuw twee foto’s van een schotelvormig object dat zich bij klaarlichte dag op korte afstand van drie getuigen zou hebben gemanifesteerd). Ik vermeld hier niet de tientallen andere analyses van foto’s en video’s die Caelestia de afgelopen jaren uitvoerde. Op dit eigenste moment werkt de studiegroep aan een rapport over de fameuze waarneming van Marin VANDERCRUYSSEN, een waarneming van “VIJF FYSIEKE ZWEVENDE SCHOTELS IN LOTENHULLE-DORP” (om het met de woorden van Marin te zeggen). Ook deze feiten zouden zich bij daglicht en in het bijzijn van andere getuigen hebben afgespeeld. De aantijging van HARMANS, als zou ik enkel maar “vreemde lichtjes in mijn achtertuin” onderzoeken, mist dus elke grond. Trouwens, wat doet HARMANS zelf eigenlijk? Als ik zijn website en de foto's van zijn bureel bekijk koopt hij af en toe een ET-pop of een UFO-boek en leest hij zo nu en dan iets over het onderwerp op het net. Als het maar ver van huis gebeurt. Zo hoeft hij de pap die hem door UFO-goeroes als FRIEDMAN ingelepeld wordt enkel maar naar binnen te laten glijden. Nu de kwestie VAN WATERSCHOOT. Sommigen zullen uit de tekst van HARMANS opmaken dat professor John VAN WATERSCHOOT het niet hoog op had met ondergetekende. HARMANS vermeldt wel de brief van DE BROUWER met de kritiek aan mijn adres, maar verzwijgt de reactie VAN WATERSCHOOT. Had hij de volledige correspondentie van de professor er op nagelezen, dan zou hij gemerkt hebben dat John en ik het best goed met mekaar konden vinden. Ik herinner me bijvoorbeeld een uitstap met de professor naar de ruimtevaartdag in Koksijde in 1998, inclusief diner met DE BROUWER en enkele andere hooggeplaatste officieren. Datzelfde jaar had John me gevraagd of ik met hem ook de tweede “UFO Gespreksgroep” wou helpen voorbereiden. Zoals sommigen van mijn trouwe correspondenten weten hadden er in 1998 en 1999 vergaderingen van deze gespreksgroep plaats in het Koninklijk Instituut der Eliten van de Arbeid te Brussel, een instituut waar John voorzitter van was. Bedoeling was ondermeer overheidsgeld te verwerven voor een nog op te richten Belgisch UFO-onderzoekscomité. Johns plotse overlijden heeft daar een stokje voor gestoken. Niet dat het ons anders was gelukt, maar de contacten met politici en militairen waren veelbelovend. Kan HARMANS mij vertellen waarom John, naast Julien WEVERBERGH, precies mij uitkoos om dit initiatief mee op poten te zetten? Het UFO-boek van John heb ik nooit besproken. Dat zou verkeerdelijk kunnen worden afgeleid uit de mail die Pieter op 17 september postte. John kan dus over mijn reactie ook nooit ontgoocheld zijn geweest. Wat wel klopt is dat ik hem een grote hoeveelheid documentatie leverde voor zijn boek. Ik vond dat boek overigens niet goed, maar ook niet slecht. Eigenlijk een beetje overbodig. Het was John er vooral om te doen zijn gedachten over het onderwerp eens te ordenen en vanuit zijn positie als vooraanstaand econoom de wetenschappelijke en politieke wereld aan het denken te zetten. Overigens vergist HARMANS zich ook voor wat het interview met DE BROUWER betreft. Het was Caelestia-medewerker Jan VAN EETVELT die dat interview afnam, niet ikzelf. Bovendien ben ik al sinds 1994 geen voorzitter meer van SVL en is Caelestia geen “magazine” maar een onderzoeks- en publicatieproject. De brief van DE BROUWER aan VAN WATERSCHOOT, deze dus waaruit HARMANS op zijn website citeert, heeft natuurlijk wel mijn nieuwsgierigheid gewekt. Helaas wordt geen datum vermeldt. Zou Paul zo vriendelijk willen zijn mij de volledige versie van deze brief toe te zenden, graag met het antwoord van VAN WATERSCHOOT erbij? Aangezien het archief toch vrij kan ingekeken worden en er al een citaat uit de briefwisseling op het net is gegooid, kan dit denk ik geen probleem zijn. Bovendien zou het mij een treinreis besparen. Ik zou Paul zelfs vergeven dat hij mij “een negatieve doordrammer” heeft genoemd. Groeten, Wim VAN UTRECHT. |