HET VERSCHIL VAN INZICHT EN DE SCEPTISCHE ONDERZOEKSMETHODE Door:
Paul Harmans Verschil
van inzicht De
sceptische onderzoeksmethode Stel we hebben een SARS-virus-fenomeen (wat een zeer besmettelijke en dodelijke ziekte veroorzaakt) we hebben 100 patiënten waarvan we vermoeden dat enkele het SARS-virus onder de leden hebben. We roepen dokter W. van Utrecht en assistent M. Broux erbij en we laten hen het onderzoek leiden, omdat zij beweren te beschikken over de juiste instelling en meest integere benadering ten aanzien van het fenomeen. Wat we echter nog niet weten is dat zij diep in hun hart niet geloven dat SARS werkelijk bestaat. De beide heren starten hun onderzoek en delen in een voorstudie de patiënten op het eerste gezicht in op volgorde van ernst: van nr. 1 ‘niets aan de hand’, tot nr. 100 ‘moeilijk geval’. De eerste 50 patiënten zijn volgens deze methode een makkie, het blijkt slechts om een onschuldige neusloop te gaan en het zijn dus terecht geen SARS-patiënten. Dan volgen 25 patiënten waarbij niet helemaal duidelijk wordt waarmee zij besmet zijn, maar de symptomen wijzen eerder op een verkoudheid dan op wat ernstigers en van Utrecht en Broux nemen gemakshalve aan dat ook zij niet lijden aan SARS. De eerste onvolkomenheden dienen zich nu al aan, want 100% zekerheid hebben de beide geneesheren niet. De volgende 10 patiënten zijn wat moeilijker, een gewone verkoudheid is het zeker niet, maar omdat de beide heelmeesters niet in SARS geloven, worden de feiten een weinig geweld aangedaan en maakt men er tien griepgevallen van. Dan komen nog eens vijf patiënten aan de beurt en omdat bij de aanvang van het onderzoek heimelijk al een eindconclusie door beide geleerden was opgemaakt, namelijk dat zij op basis van gezond verstand hadden vastgesteld dat SARS helemaal niet kan bestaan, past men de feiten rigoureus aan en worden deze patiënten ingedeeld in de categorie zware griep. De twee slagers vinden het nu wel genoeg en besluiten de tien overblijvende patiënten zonder onderzoek terug naar huis en de samenleving in te sturen. Op basis van de 90 voorgaande gevallen stellen zij onomwonden vast dat ook die laatste 10 patiënten geen SARS kunnen hebben en dat zij dus, in hun ogen, op wetenschappelijke wijze hebben aangetoond dat SARS tussen de oren zit en niet aantoonbaar is te maken. Vervolgens stappen zij naar de media en maken zo hun onderzoeksresultaten openbaar, en passant worden in die media-artikelen de collega-doctoren die wel in het bestaan van SARS geloven, belachelijk of verdacht gemaakt en smijten zij figuurlijk de vele wetenschappelijke dossiers, afkomstig van eminente geleerden die aantonen dat het heel goed mogelijk is dat SARS wel degelijk bestaat, in de allesbrander. Voor een dergelijke (on)wetenschappelijke aanpak bestaat een spreekwoord: 'Zachte heelmeesters maken stinkende wonden!' |