PRINTBARE VERSIE

Deel 9

EEN DAG MET EEN BUITENAARDS WEZEN

Auteur: Lou Baldin

Vertaling: Hans Jochems

(Ik heb Mr. Baldins persoonlijke toestemming om het te vertalen en op Ufowijzer te publiceren. Hiervoor ben ik hem zeer dankbaar. Hans Jochems.)

DEEL 10

Inleiding
‘Een Dag met een Buitenaards Wezen’ is een boek dat is geschreven door Lou Baldin onder de naam ‘A Day with an Extraterrestrial’ en het is uitgegeven in 2008. Lou Baldin is ook de schrijver van het boek ‘In League With A UFO’ dat ik (Hans Jochems) al eerder heb vertaald onder de naam ‘In wisselwerking met een UFO’ en dat hier op ufowijzer te lezen is.



Cover boek ‘Een Dag met een Buitenaards Wezen’



Lou Baldin


Het verhaal dat volgt is geschreven als een scenario. De namen zijn verzonnen en de rest is gebaseerd op ware gebeurtenissen, maar het is aan de lezer of lezeres om dit te geloven of niet.


Vervolg hoofdstuk 7

BUITENAARDSE SAMENZWERING

De verhoorder liep de kamer binnen. Ik ging rechtop in mijn stoel zitten in de verwachting het goede nieuws te horen dat ik zou worden vrijgelaten en te worden toegestaan om van de rest van mijn verblijf in die fantastische stad te mogen gaan genieten. Ik had een nieuwe appreciatie voor de mensen van Uranus, en nu ik mij kon herinneren dat ik één van hen was geweest gaf mij dat een goed gevoel. Echter, de dingen gingen niet zoals ik verwachtte.
“Mike, wij hebben reden om te geloven dat jouw aanwezigheid op Uranus meer te maken heeft met menselijke nieuwsgierigheid dan een door mazzel verkregen ET joyride. Ik weet zeker dat jij je bewust bent dat wij een menselijke kolonie in onze stad hebben die in quarantaine wordt gehouden, is dat niet zo?”
“Ik nam aan dat er mensen in jullie steden zijn als gasten of toeristen. Suggereer jij nu dat er andere redenen zijn waarom zij hier zijn?”
“Er zijn er hier zeer weinig als toerist, wegens de problemen die ik al eerder vermeldde. Mensen zijn dragers van bacteriën en zijn in onze stad niet toegestaan. Mensen hebben hun eigen stadsdeel dat wij voor hen hebben gecreëerd. Ik geef geen enkele aanwijzing over waarom wij menselijke kolonies hier hebben. Die informatie is vertrouwelijk en gaat je niets aan.”
“Hoe kan een beschaving zo geavanceerd als die van jullie geen oplossing hebben voor die bacteriën?”
“Wij hebben er een oplossing voor. Wij hebben het ontworpen voor het menselijke spijsverteringskanaal en hebben de bacterie op de Aarde en in enkele andere mensenkolonies die verspreid zijn in het Zonnestelsel geïsoleerd, inclusief hier op Uranus. Niettemin hebben wij een noodplan voor onvoorziene gebeurtenissen, maar niet voor zwervers zoals jij die vanaf de Aarde komen met behulp van bovennatuurlijke middelen voor redenen die zelfs wij niet helemaal begrijpen. Daarom hebben wij programma’s geïnstalleerd die zich bezig houden met ontvoerden die het protocol en onze beveiliging hebben doorbroken.”
“Dus Einstein had het verkeerd? - God gooit met dobbelstenen en het is allemaal één groot dobbelspel?”
“Ik weet niets van God of dobbelstenen, maar er zijn vele variabelen in dit sterrenstelsel. Dat jij bijvoorbeeld hier bent is één van hen. Het had niet mogen gebeuren en is ongewenst.”
“Er zijn mij wat herinneringen van mijn vorig bestaan op Uranus getoond. Ben ik dan niet één van jullie?”
“Dat is informatie die niet aan jou gegeven had mogen worden. Indien dat wat jij zegt waar is, heeft er een ernstige breuk van gehoorzaamheid plaatsgevonden.”

De verhoorder verliet de kamer, mij verbijsterd achterlatend. Ik was weer terug bij het beginpunt betreffende mijn vreselijke situatie.
“Milton, hebt jij mij in een intergalactische samenzwering betrokken?”
“Het leven is over het algemeen een samenzwering, Michael. Er bevindt zich een grote groep mensen op Uranus die helaas jouw bijzondere situatie gecompliceerd heeft gemaakt. Ik werk er aan.”
“Kan je mij niet gewoon ontvoeren van Uranus zoals je deed toen je mij vanaf de Aarde meenam?”
“De mensen van Uranus zijn zeer geavanceerd en kunnen mijn schip detecteren en bemachtigen en mij gevangennemen als zij erachter zouden komen dat jij door mij in hun stad bent. Zij kunnen jouw telepathische communicatie met mij volgen, maar zij kunnen mijn geest niet binnendringen. Dus herhaal niets meer van wat ik tegen je zeg.”
“Geweldig! Ik sta op en ga voor een eenvoudige wandeling naar het park vanmorgen en nu ik ben betrokken in een buitenaardse intrige.”

De deur ging open en een androïde kwam de kamer binnen. Het scande mij met een lichtbundel die vanuit zijn hand straalde en verklaarde dat mijn darmen verzegeld bleven en ik daarom geen beschermingspak nodig had voordat hij mij uit die kamer meenam.
“Fantastisch! Ik zal die informatie in mijn CV zetten.”
De androïde zei: “Volg mij en probeer niet weg te lopen of te ontsnappen. Als je dat doet, zal ik je vangen en jou in een gevangeniscel plaatsen waar je voor een lange tijd zult moeten blijven.”
“Betekent dat, dat ik niet vrij ben om naar de Aarde terug te gaan?”
“Ik heb geen antwoorden voor jou. Het is mij opgedragen om jou naar een andere locatie in de stad te brengen.”

De androïde nam mij mee naar een lift en we gingen naar binnen. We waren op één van de bovenste etages van de stad, op enkele kilometers hoogte. De androïde nam mij mee tot enkele etages onder het oppervlak van de stad. De lift daalde zeer snel met een snelheid van een aantal keer die van een vrije val. Ik keek naar een display die de etages toonde die wij passeerden. En toch voelde ik niet de zintuiglijke waarneming van beweging. Er ging slechts een moment voorbij voordat de lift zijn bestemming bereikte en de androïde en ik uitstapte.

METROPOOL ONDER DE BUISSTAD

De androïde liep weg, mij alleen latend in de ondergrondse stad. Menslijkende mannen liepen mij voorbij en staarden naar mij alsof ik een wangedrocht of een vreemde anomalie was. Toen kwamen er enkelen van hen naar mij toe, raakten mij aan, en porden mij alsof ze niet konden geloven wat ze zagen. Toen begon één van hen met mij te praten.
“Je lijkt sprekend op een mens. Kom je van de Aarde? Spreek je Engels?”
“Ik kom van de Aarde en spreek klaarblijkelijk Engels,” antwoordde ik.
“Jij kwam uit die lift. Maar het is voor mensen verboden om in die stad te zijn. En toch ben jij in die stad geweest, dus, wie ben jij? En hoe ben jij die stad binnengekomen als je een mens bent?”
Iedereen in de menigte keek aandachtig naar mij, wachtend op mijn antwoord. Ik wist niet precies hoe ik moest antwoorden aangezien ik niet wist wat ik mocht onthullen aan vreemdelingen. Ik was in een godverloochende plaats die zich bevond in het binnenste van een reusachtige gasplaneet meer dan één miljard kilometer van de Aarde met een paar vreemde mensen die vragen aan mij stelden.

Het kon niet gekker worden dan dat! Ik besloot om de antwoorden op zijn vragen te vermijden. In plaats daarvan, stelde ik mijn eigen vragen.
“Vertel mij eerst wat mensen op Uranus doen omdat het merendeel van de mensen op de Aarde amper geloven dat wij naar de maan van de Aarde zijn geweest?”
Ze keken elkaar aan, niet zeker te weten wat ze mij zouden kunnen toevertrouwen aangezien ze niet wisten wie of wat ik was. Toen was er een andere man die vanachter de menigte begon te spreken.
“Ik wed dat jij hongerig bent?”
“Ze hebben mij wat wafels gegeven in de stad hierboven en vertelden mij dat het mensen niet is toegestaan om normaal voedsel te eten wegens de bacteriën in ons spijsverteringsysteem. Ik ben niet hongerig, maar bedoel je te zeggen dat je hier beneden normaal menselijk voedsel kunt eten?”
“Je kunt hier alles eten wat je wilt. Ik heb nog nooit eerder gehoord dat bacteriën een probleem kunnen zijn. Iemand van jullie jongens?”
Iedereen schudde zijn hoofd om aan te geven dat zij zich niet bewust waren van zo'n regel, terwijl ze hun starende blik standvastig op mij gericht hielden. De man die mij vroeg of ik hongerig was stelde zich voor als Joe. Hij vroeg de anderen om hun weg te vervolgen zodat hij mij onder vier ogen zou kunnen ondervragen. De menigte die nog steeds nieuwsgierig was begon zich te verspreiden, en een aantal die nog met elkaar spraken liepen weg terwijl zij nog steeds naar Joe en mij keken. Joe zei: “Laten we ergens heen gaan waar wij rustig kunnen praten zonder een menigte aan te trekken. Er is wat verderop een kroeg, volg mij maar.”

Het gebied waar wij ons in bevonden, leek op een verwaarloosd winkel- en vermaakcentrum waar winkels met basisgoederen en vermaak voor volwassenen de weinige etalages domineerden. Joe en ik liepen langs twee winkelblokken en gingen een kroeg binnen. Het was een bar die er uitzag als die voor landarbeiders in de zuidelijke staten van Amerika met een schaarse keuze aan alcoholflessen op glazen platen achter een wat op een van synthetisch materiaal gemaakte mahoniehouten bar leek. Het zag eruit en voelde zoals een rauwe ouderwetse cowboybar. De bar leek niet op een moderne drink- of eetgelegenheid. Er was een antieke jukebox, er stonden krukken voor de bar, enkele tafels met bankjes en een verwaarloosde pooltafel met dozen erop gestapeld. Er was geen barkeeper en bedienden, maar de oude jukebox speelde liedjes van Sinatra! Op de één of andere manier leek dat vreemder te zijn dan om meer dan één miljard kilometer van de Aarde verwijderd te zijn.

Joe en ik zaten aan één van de tafels toen er vanuit een achterkamer een androïde binnenkwam en ons een menukaart overhandigde. Ik nam er één aan uit nieuwsgierigheid en keek het door terwijl Joe een biertje bestelde. Ik vroeg nergens om omdat mijn ontlastingsysteem was afgesloten en ik niet wist wat voor een effect voedsel en drank op mij zou hebben. Bovendien was ik niet zo zeker van Joe, die er uitzag als iemand uit een gangsterfilm van James Cagney. Voor zover ik wist, was deze plaats een gevangeniskolonie onder de stad waar ik in was gedumpt omdat de machten daarboven niet wisten wat zij met mij moesten doen. Ik probeerde de stemming er in te houden om mijn ongerustheid te verbergen voor Joe en de andere mannen die ons naar de bar waren gevolgd maar buiten bleven staan. De menu’s op de kaart verrasten mij en ik flapte eruit: “Hamburgers en Vis! Jullie gaan mij toch niet vertellen dat jullie koeien en oceanen hierboven hebben?”
“Een gedeelte van ons voedsel komt van de Aarde en andere plaatsen in het Zonnestelsel. Ons voedsel wordt speciaal verwerkt en verpakt, en wij ontvangen tweemaal per week een zending.”
“Wat de hel doen mensen sowieso op Uranus? En hoe is het mogelijk om die afstand vanaf de Aarde te reizen?”
“De vragen die jij stelt kan ik niet beantwoorden. De belangrijke vragen voor mij zijn: wie ben jij? Hoe ben je hier gekomen Mike, en waarom?”
“Een Buitenaardse bracht mij naar Uranus en op de één of andere manier kwam ik door de bureaucratische mazen naar binnen.”
“Verdraaid, dat is hoe sommige van ons hier ook terecht zijn gekomen. Wij noemen het de ET express. Maar dat via die bureaucratische mazen hier binnen te zijn gekomen klopt volgens mij niet. Die wezens daarboven laten geen mensen ‘via bureaucratische mazen’ binnenkomen. Er is zeker iets anders aan de hand, maar laten we daar op dit moment maar niet moeilijk over doen. Er zijn enkele duizenden mensen op deze planeet, maar ik kan je niet het juiste aantal geven omdat niemand precies weet hoeveel het er zijn. Er zijn geheime operaties binnen geheime operaties. En om het dan nog ingewikkelder te maken verschijn jij opeens hier. Er is ons verteld dat geen enkel mens de stad kan binnenkomen waar jij in bent geweest. En toch kwam jij uit die lift. Er is geen man of vrouw hier die niet hun rechterarm zouden willen opofferen om te kunnen zien wat jij in die stad hebt gezien. Dus, wat kan jij mij over die stad boven ons vertellen?”
“Het is wat voor jouw Utopia zou zijn. De inwoners leven er voortreffelijke en ongecompliceerde levens, in tegenstelling tot mensen op de Aarde waar wij er maar niet achter lijken te kunnen komen wat de werkelijke betekenis van het leven is. De stad is verstoken van alle problemen die de mensheid op de Aarde teisteren en ik neem aan ook hier. Het lijkt erop dat deze mensen alle antwoorden weten die de mensen op de Aarde ontgaan, of in ieder geval bij de meesten. Veel van de technologie op de Aarde komt van hen, als je dat geloven kan.”
“Ik kan dat geloven! Al onze benodigdheden, de androïden en de steden die wij mensen bewonen werden gemaakt en aan ons gegeven door de inwoners van de stad boven ons. Wij hebben echter geen rechtstreeks contact met hen. Wij communiceren via de androïden, maar de androïden vertellen ons niets over hun meesters. Desondanks nemen wij deel aan de bouw van een satellietstad die zich in een baan om Uranus bevindt. Het is hoofdzakelijk een leerervaring voor ons. Alles hier is een leerervaring.”
“Hoe werd jij voor deze taak uitgekozen, Joe? Heb jij je vrijwillig aangeboden om hier te zijn? Mensen van de Aarde geven niet ineens alles op en verdwijnen zomaar als zij familie en vrienden hebben, toch? Of ben jij hier geboren?”
“Ik ben hier niet geboren, hoewel, sommige die jij eerder hebt ontmoet zijn van hier en andere plaatsen en planeten dan de Aarde. In ieder geval verdwijnen er op de Aarde ieder jaar duizenden mensen vanuit steden rond de hele wereld zonder enig spoor achter te laten. Zij gaven mij die statistieken toen ze mij vele jaren geleden voor deze taak benaderden. Ik was een officier bij de speciale eenheden en was in Vietnam gestationeerd toen mijn commandant mij het aanbod deed om hiernaartoe te gaan. Mijn grootouders die kort nadat ik in het leger was gegaan allebei overleden, hebben mij opgevoed. En zover ik het weet ben ik enigs kind. Ik heb mijn vader en mijn moeder nooit gekend en ik heb geen vrouw of kinderen gehad. Mijn commandant vroeg mij of ik mij zou willen vestigen op een andere planeet in dit Zonnestelsel. Het duurde een tijdje voordat ik besefte dat hij geen grapje maakte en nam het aanbod aan. Toen ik dat had gedaan namen zij mij weg tijdens een vuurgevecht waar mijn peloton op een routine patrouille bij betrokken raakte. Ik werd na die gevechtsoperatie als vermist in actie opgegeven en het volgende waar ik mij bewust van werd, was dat ik mij op een ruimteschip naar Uranus bevond. Over een verbijsterende ervaring gesproken. Ik ben verschillende keren naar de Aarde teruggekeerd onder een nieuwe identiteit. Ik behaalde mijn doctorsgraad in sociologie bij een prestigieuze universiteit waar ik als een buitenlandse student stond ingeschreven.”

Ik zat met mijn rug naar de voordeur gekeerd naar Joe te luisteren, afgeleid door zijn geweldige verhaal. Toen liep één van de mannen, die mij eerder had tegengehouden toen ik voor het eerst uit de lift stapte, de kroeg binnen. De man keek naar Joe om toestemming te krijgen om naar onze tafel te mogen komen. Ik keek vluchtig achterom en zag hem, maar dacht er verder niet bij na, in de veronderstelling dat hij bij ons kwam zitten voor een drankje. Ik draaide mijn hoofd terug en keek weer naar Joe toen de man naar mij toeliep en mij een dreun op mijn hoofd gaf met een ploertendoder. Ik stortte op de vloer alsof ik in mijn hoofd geschoten was. Toen droegen de twee mannen mijn bewegingsloze lichaam een vrachtlift in die zich aan de achterkant van de kroeg bevond. (Ik weet deze details omdat Milton die mij later vertelde) Milton vertelde mij dat de lift enkele etages naar beneden ging en stopte. Joe en die andere kerel trokken mijn lichaam uit de lift, sleepten mij er enkele meters bij vandaan en lieten mij in elkaar gezakt op de vloer liggen. Toen keerden zij terug naar de lift en gingen weer naar boven. Er gingen enkele minuten voorbij voordat ik mijn bewustzijn terugwon.

Ik ontwaakte met een enorme hoofdpijn en er zat wat bloed op de achterkant van mijn hemd en hals. Ik voelde op de achterkant van mijn hoofd en besefte dat ik op een verschrikkelijke manier te pakken was genomen en vermoedelijk achtergelaten om te sterven. Ik dacht dat ze mij misschien in mijn hoofd hadden geschoten en raakte door aan dat scenario te denken bijna in een shock. Maar het bloeden was gestopt en zo te voelen leek het er niet op dat er een gat in mijn schedel zat. Maar er zat wel een pijnlijke bult. Ik keek in het rond, nog steeds een beetje bedwelmd en niet wetend waar ik was. Het duurde niet zo lang totdat ik mij herinnerde dat ik niet op de Aarde was, maar mij in een hele vreemde omgeving bevond. Toen ik mijn denkvermogen weer terugkreeg, vroeg ik mij af of er ook maar iemand in het Zonnestelsel was die ik kon vertrouwen. Ik verzamelde de kracht om op te staan en ik wankelde een beetje voordat ik volledig rechtop stond. Ik bevond mij in een reusachtige grotachtige plek dat op een opslagplaats leek die vol stond met vreemd uitziende containers. Het leek alsof die installatie, of machinerie, doorliep tot in het oneindige. De reusachtige opslagplaats werd verlicht met kunstmatig daglicht, net zoals dat gebeurde in de zich hierboven bevindende stad. Het gebied leek totaal verlaten. Er waren geen geluiden of tekenen van mechanische of biologische wezens. Ik was alleen en ik voelde mij alleen tot in het binnenste van mijn ziel. Dat was een vreselijk gevoel.

Er waren overal rijen na rijen van vermoedelijk grote machines die opgeborgen waren in gladde metalen omhullingen. Wat zij dan ook waren, machines of iets anders, zij leken geen enkel geluid te produceren of te trillen zoals machines op de Aarde doen. Er hing een pijnlijke stilte in de lucht en het leek alsof ik de enige levende man in het heelal was. Ik voelde mij verlaten en zonk weg in een diepe depressie. Ik keek naar mijn horloge en het was pas 19:00 Aardse tijd. Ik kon niet geloven dat het nog steeds dezelfde dag was. Deze vreemde avontuurlijke reis waar ik mij in bevond verliep kennelijk heel langzaam. Ik was er echter niet van overtuigd dat mijn horloge werkte omdat het leek alsof ik minstens al twee of drie dagen van de Aarde weg was, indien niet langer.
“Milton, kun je mij horen? Ik ben al dit vreselijke gedoe meer dan zat. Wat is het motief achter al deze klerezooi van intriges en geheimhouding? Het maakt mij geen moer uit dat er zich mensen op deze stinkende planeet bevinden! Het maakt mij ook geen moer uit dat er ander intelligent leven dan mensen bestaan. Geef mij mijn normale kloteleven terug!”
Milton gaf geen antwoord. Ik speculeerde dat misschien de plaats, of de ruimte waarin ik mij bevond, de telepathie van Milton blokkeerde. Dat was zenuwslopend aangezien hij mijn enige schakel terug naar de Aarde was. Ik ging terug naar de lift waarvan ik veronderstelde dat ze mij daarmee hadden gedumpt. Ik wilde er weer mee terug naar boven gaan, maar er waren geen knoppen. De liften leken te werken op een manier die mij onbekend was. De stress putte mij uit. Ik was nu hongerig, dorstig en zo kwaad dat ik niet meer goed kon nadenken. Niet te weten wat er aan de hand was en helemaal niet in staat te zijn om er iets aan te kunnen doen ergerde mij mateloos.

Het suikerglazuur op de cake was het feit dat de sukkels het lef hadden gehad om mijn darmen af te sluiten zonder aan mij instructies te geven over wat ik moest doen in zo’n vreemde toestand als waarin ik mij nu bevond. Ik wist zelfs niet eens of ik een rat zou kunnen eten zonder dat ik interne schade aan mijn lichaamsorganen zou oplopen. Ik moest nodig plassen en aangezien er geen toiletten waren plaste ik maar tegen de liftdeur. “Wat is dit een idiote dag geworden!” Ik schreeuwde het met een wanhopige stem uit terwijl ik voor de lift stond en hard op de deur bonkte. Toen ik de nutteloosheid besefte van het schreeuwen voor die liftdeur, draaide ik mij om en liep de grot in op zoek naar een andere uitweg. Het leek alsof de grot eindeloos was. Er liepen grote buizen en leidingen langs de hoge plafonds, maar die waren niet aangesloten op de grote machines op de grond. De machines of wat het dan ook waren, kwamen bedreigend over door hun geluidloze en monolithische angstaanjagendheid. Ik liep om ze heen en probeerde erachter te komen wat ze konden zijn. Ze hadden geen merktekens en gaven hun geheimen niet prijs. Terwijl de tijd langzaam voortduurde en ik weinig kans had om een weg uit die grot te vinden, kwamen er afschuwelijke beelden in mijn gedachte op van grote Buitenaardse cocons in plaats van machinerie, ik was mijzelf helemaal gek aan het maken. Ik liep gedurende veertig minuten in één richting en zag geen enkel teken van mensen, androïds of ratten. Honger doet rare dingen met de menselijke geest en als ik een rat zou zien, zou ik geprobeerd hebben die te vangen en op te eten. Ik moest er niet aan denken wat ik zou doen als ik langer dan een dag zonder echt voedsel zou zijn. Voor zo ver als ik kon zien bevatte die ruimte kopie na kopie van geruisloze ingekapselde apparaten en eindeloze rijen van buizen en leidingwerk erboven. Vermoedelijk dienden die cocons op de een of andere manier de wereld daarboven.


Deel 11


UFO PAGINA

Pagina Laatst Toegevoegde Artikelen