EEN DAG MET EEN BUITENAARDS WEZEN Auteur: Lou Baldin Vertaling: Hans Jochems (Ik heb Mr. Baldins persoonlijke toestemming om het te vertalen en op Ufowijzer te publiceren. Hiervoor ben ik hem zeer dankbaar. Hans Jochems.) DEEL 9 Inleiding
Ik voelde mij als een gevangene en zocht naar iets dat mijn gedachte van deze verraderlijke en hachelijke situatie zou kunnen wegnemen. Ik pakte de afstandsbediening voor de televisie van de tafel en meteen kwam er een lawine van geluid en beelden uit alle wanden van de kamer. De vier muren, het plafond en de vloer lichtten op als een driedimensionale televisie op steroïden, mij letterlijk overspoelend met vreemde geluiden en geestverlammende beelden. Diverse programma's speelden gelijktijdig en verliepen cyclisch door nog dozijnen andere programma's, althans zo leek het volgens mijn menselijk brein. De kamer werd een massa van verwarring omdat golf na golf van enorm grote levensechte beelden mijn daar niet op ingestelde geest oververzadigden. Ik gooide de afstandsbediening op de tafel alsof het een roede van de hel was. Gelukkig ging alles uit en de kamer was weer terug naar normaal. Ik was aan het einde van mijn Latijn en had geen behoefte aan zulk soort schokgolfbombardementen. Ik ging weer aan de tafel zitten en legde mijn hoofd neer. Toen was daar ineens Milton: “Hallo, Michael.” Ik kwam met één sprong
weer to leven en liep met vernieuwde energie rond de tafel, als een
kind zo blij om zijn stem weer te horen. “Waar de hel was jij,
Milton? Ik ben verrukt je stem weer te horen! Heb je deze blunder opgelost
zodat ik zo snel mogelijk uit deze gevangenis kan vertrekken en wellicht
door kan gaan met het genieten van mijn verblijf hier? Aangenomen dat
het nog steeds een optie is? Of kan je mij voor het geval dat niet zo
is naar huis brengen?” Ik pakte de afstandsbediening en alleen de wand voor mij ging aan, het toonde mij een overzicht van de stad gezien vanaf de buitenkant. De stad bevond zich in een buisvormig bouwwerk dat boven de oppervlakte van Uranus hing en zich met een lengte van vele kilometers tot in de buitenste lagen van de atmosfeer uitstrekte. De diameter van de buis waar de steden zich in bevinden is ongeveer tachtig kilometer. Er zijn veel van deze buissteden die zich allemaal in een baan om Uranus bewegen, sommige groter sommige kleiner. Er zijn in de stad geen auto's, bussen, vrachtwagens, treinen of vliegtuigen. De mensen reizen in een complex systeem van trams die zich verticaal, horizontaal en diagonaal verplaatsen. De stad is een wonderland van bekoorde tuinen en tropische bossen die door mensen en tamme exotische dieren worden bevolkt. Een aantal van die dieren lijken op sommige dieren van de Aarde. Wegens de afstand tot de zon is er weinig zonneschijn dat de planeet bereikt. Desondanks straalde de stad van zonlicht, maar ik wist niet wat de bron van het kunstmatige zonlicht was en had er ook geen verklaring voor. Het zonlicht straalde gewoon vanuit de lucht en bedekte alles net zoals echte zonneschijn. De zwevende buissteden waren niet in één gebied van Uranus geconcentreerd. In plaats daarvan waren de buizen verspreid en waren honderden en duizenden kilometers van elkaar gescheiden. In de buitenste wanden van de buissteden bevonden zich woonverblijven, werkplaatsen, studiecentrums en amusementsgebouwen. Er waren voor zover ik dat kon zien geen oceanen zoals op de Aarde, maar iedere stad had veel grote meren op platformen. Meren, waarvan sommige met een waterval, waren als het ware ingebed op kolossale zwevende platformen. De biodiversiteit overschreed dat van de Aarde op zijn minst tienvoudig. Er bevonden zich ontelbare variaties van planten, insecten en diersoorten van ieder denkbaar type in de steden. Wat zich buiten de leefomgeving van de steden bevond werd niet getoond. De zwevende buissteden waren zelfonderhoudend en in staat om zich voortdurend naar de planeet toe te bewegen en zich van de planeet te verwijderen zoals reusachtige ruimteschepen. Deze stadsschepen absorbeerden energie en andere essentiële hulpbronnen van de gastheerplaneet zoals cellen in een groter organisme. “Milton, kan ik hier mijn staatsburgerschap
aanvragen? Ik denk dat deze plaats mij wel bevalt.” Ik werd volledig in beslag genomen door
wat ik op het scherm zag over de stad. Er bevonden zich buizen in buizen,
die allemaal wijken bevatten binnen de stadsstructuur. Sommige hadden
unieke stijlen en architecturale ontwerpen, maar ik zag niet de unieke
culturen en verscheidenheid zoals wij op de Aarde hebben. Cilinder of
cirkelvormige motieven domineerden, terwijl de structuren op de Aarde
hoofdzakelijk rechthoekig zijn. Iedereen in de stad leek van hetzelfde
ras te zijn, de niet-inheemse levensvormen zoals mezelf uitgezonderd.
“Er is vreemd genoeg iets vertrouwds met deze stad. Ik heb hier
in het verleden geleefd, is dat zo, Milton?”
HERRINERINGEN UIT HET VERLEDEN Zoals een gebroken dam, maar dan in mijn hoofd, stroomden er herinneringen in mijn geest van mijn vorig leven op Uranus. Ik was daar naast andere dingen een fysicus en wiskundige. Ik was niet getrouwd, maar had een minnares. Het huwelijk was geen onderdeel van de cultuur in die stad. Er waren geen kinderen en oude mensen. Iedereen was in die stad terechtgekomen als zielen die afkomstig waren van andere planeten en werden in al volledig gevormde en bewuste volwassen lichamen geplaatst. Leeftijd was geen factor. Iedereen van die soort of categorie was van dezelfde biologische leeftijd, het equivalent van ongeveer vijfendertig Aardse jaren. De lichamen die de zielen ‘bewoonden’ waren bijna perfecte biologische machines die uitsluitend voor genoegen waren gebouwd. De lichamen konden tijdens dat zij werden gebruikt niet sterven, ziek worden of verouderen. De lichamen zijn speciaal voor de ziel die hen ‘bewoont’ gecreëerd en worden vernietigd als de ziel naar een hoger niveau opklimt of die cultuur verlaat. Lichamen worden nooit hergebruikt, net zoals op de Aarde. De mensen consumeren voedsel louter voor het genoegen daarvan en niet voor benodigde voedingsstoffen om te overleven. Voedingsmiddelen en energie worden geabsorbeerd via een mineraalrijke atmosfeer in de stad die hen als lucht omringt. In een vorig leven toen ik een burger van die stad was, leefde ik in een ruime en luxueuze suite met zeven kamers die zich op de vijfduizend en zestigste verdieping bevond in één van de buisvormige torens nabij het midden van de stad. Iedereen leefde in gelijkaardige accommodaties. De plafondhoogte was meer dan zeven en een halve meter. Grote balkons staken uit elke unit en overzagen spectaculaire overzichten van de stad. Guur weer was geen factor en gebeurde nooit zomaar binnen de steden. Regen was volledig onder controle en werd geregeld en had een reinigend doel voor de stad. Er waren geen stormen zoals die op de Aarde. De regen viel zachtjes naar beneden op vooraf bepaalde intervallen. Er konden zich wel degelijk strenge weersomstandigheden op de planeet voordoen, maar niet in de steden, en het had ook nooit invloed op de steden. Bijtende insecten, geluidoverlast en misdaad, bestaan niet. Daarom is er geen noodzaak voor afschermingen en tralies voor deuren of ramen. Alles was open. De stad was een Utopia en had geen armoede, geen oorlogen, geen haat of overtredingen tussen de inwoners van welke soort dan ook. Het leven was altijd vreedzaam en opgewekt. Androïden en andere machines stonden altijd ten dienste van de bevolking, waardoor de inwoners alle tijd hadden voor het indelen van hun bezigheden en vrije tijd. Valuta, kredieten, quota's, debet, aandelen en ruilingen waren onnodig in die maatschappij. Alles wat er nodig was of wat men wilde hebben was beschikbaar voor alle inwoners. In dat leven had ik een aantal vaste goede vrienden en collega’s. Maar alle inwoners zijn vriendelijk tegen elkaar. De hele stad was een grote gelukkige familie. Ik had één minnares, zoals alle inwoners van de stad. Onze lichamen waren anatomisch niet gelijk aan menselijke lichamen. Er waren echter mannelijke en vrouwelijke kenmerken, maar zonder de reproductieve organen. Geslachtsdelen waren niet zo geprononceerd zoals die bij mensen, maar oneindig veel sensueler. Alle inwoners ontleenden een bepaald genoegen aan elkaar zonder lichamelijk contact, maar echt lichamelijk contact was heel intens en verrukkelijk. Er waren weinig monogame relaties en er was overvloedig lichamelijk contact tussen de burgers onderling. Elkaar publiekelijk aanraken, omhelzen en affectie tonen was de norm. Mijn voornaamste minnares was Neppti.
Neppti was van plan om een opdracht op de Aarde te aanvaarden en confronteerde
mij met dat nieuws: “Ik overweeg om de B786 opdracht op de Aarde
te gaan doen. Wat zijn jouw gevoelens daarover?” Ik omhelsde Neppti en onze toga’s vielen spontaan op de vloer. Lichamen aanraken was enorm stimulerend; kussen en omhelzen was mentaal orgastisch. Wij omhelsden elkaar gedurende het equivalent van twee Aardse uren en in plaats van daarna uitgeput te zijn voelden wij ons verjongd. De daad van het omhelzen vond meestal plaats in een bassin gevuld met een warme vloeistof. Het bassin bevond zich in het midden van de grootste kamer van iedere suite en was het equivalent van een Aardse woonkamer. Aangezien de inwoners geen familie hebben gebruiken de gasten de bassins tijdens ieder bezoek. Er was niets taboe aangaande de daad van het omhelzen, wat overal gebruikelijk was in openbare gelegenheden waar de mensen bijeenkomen. De aantrekkingskracht om lichamelijk contact met anderen te hebben verving alle andere verlangens. Als het twee mensen overkwam, stopten ze met wat zij deden en stapten in ieder beschikbaar bassin in hun omgeving. Bassins met warme vloeistof waren voor dat enige doel overal in de stad kant-en-klaar beschikbaar. Toga’s zijn de gemeenschappelijke kledij en zijn van een lichtgewicht stof gemaakt die nooit hoeft te worden gewassen. Het is in feite zo dat zij geen wasmachines hebben omdat alles zelfreinigend is. Er waren toga’s in een variëteit aan kleuren, maar enkel in twee maten, een mannelijke en vrouwelijke versie. Ik had er een aantal in mijn kast hangen, maar ik weet niet meer hoe zij daar gekomen zijn. Misschien behoorden zij bij het appartement. Vrouwelijke toga’s waren duidelijk vrouwelijk en ware versierd met franje en koorden, terwijl de mannelijke versie heel eenvoudig was. Behalve sandalen en riemen was er geen andere kledij of accessoires zoals onderkleding, truien en jassen. Toga’s hadden geen ander doel dan uiterlijke verschijning. Naaktheid of het verbergen van het lichaam was niet de reden voor het dragen van kleding en ook niet nodig voor de temperatuur die altijd aangenaam was. De inwoners van die stad leken op Aardse mensen, maar hun lichamen hadden geen functionele geslachtsdelen en lichaamshaar. Het vrouwelijke lichaam was tenger en schattig, met kleine borsten. Het mannelijke lichaam was groter en goed gevormd. Zwaarlijvigheid was genetisch onmogelijk. Maar de mensen waren geen kopieën van elkaar. De lichamen en persoonlijkheden zijn uniek zoals zij dat ook bij mensen op de Aarde zijn. Neppti vertelde mij dat Belii zwanger
was van een meisje en dat ze over twee Aardse maanden zou bevallen.
Neppti zei dat zij de baby van Belii zou binnentreden, zodat ze een
week na de geboorte haar kind zou worden. Belii zou worden ontvoerd
en haar menselijke foetus zou worden gemodificeerd of worden omgeruild
met een foetus die geschikt was voor het hogere energieveld van Neppti.
Ik vertelde Neppti dat ik verkoos om meer dan een week te wachten met
het binnentreden bij een pasgeborene omdat de ogen dan beter waren ontwikkeld
en scherper konden zien. Het is al een behoorlijke tijd geleden dat
ik op de Aarde was geweest. De Aarde is nu op een hoger niveau dan het
was toen ik daar de laatste keer was. Het was dus daarom misschien niet
zo erg wanneer men bij de baby binnentrad. Neppti was het daarmee eens.
“Je weet dat er veel projecten zijn die moeten worden vervuld.
Waarom doe je niet mee en neem er ook één?”, vroeg
zij mij. Op dat moment blokkeerde Milton de rest
van mijn herinneringen en knalde mij terug naar het heden. “Milton,
waarom heb je mijn herinneringen onderbroken? Ik genoot enorm van het
terughalen van die herinneringen over mijn verleden op deze plaats.” “Het
is verbazingwekkend hoeveel het menselijke brein van het verleden blokkeert,
en dat het verleden toch geheel in ons geheugen blijft. Mijn verstand
kwam bijna tot stilstand door de grote hoeveelheid herinneringen en
informatie die in mijn bewuste geest naar boven kwamen van deze plaats.
Er is zo veel meer aangaande het bestaan, maar toch hebben mensen daar
geen enkel idee van. Hoe kunnen mensen nou geloven dat zij op de Aarde
zijn ontstaan vanuit oeroud zeeschuim? Hoe kan dat, Milton?” |