EEN DAG MET EEN BUITENAARDS WEZEN Auteur: Lou Baldin Vertaling: Hans Jochems (Ik heb Mr. Baldins persoonlijke toestemming om het te vertalen en op Ufowijzer te publiceren. Hiervoor ben ik hem zeer dankbaar. Hans Jochems.) DEEL 11 Inleiding
De vloer van de grot was solide, gemaakt van een glad materiaal dat op beton leek, maar net zo zwart als asfalt. De wanden en het plafond waren grijs en leken te zijn gemaakt van hetzelfde op beton lijkende materiaal. De hoogte van de vloer tot aan het plafond was ongeveer vijftien meter. De grot was niet zoals een rechte en smalle gang. Het was meer zoals een reusachtige ondergrondse mijn, met dikke steunpilaren die onderling een gelijke tussenruimte hadden van 90 meter. Na ongeveer één uur van zinloze verwondering merkte ik iets op in de verte van de grot dat zich naar mij toe bewoog. Het was een of ander voertuig en het had een hoge snelheid. Het leek alsof het voertuig mij zou gaan raken, dus liep ik weg van de plaats waarvan ik dacht dat het zou langskomen. Maar nadat ik dat had gedaan, corrigeerde het voertuig zich op een intelligente manier naar mijn nieuwe positie. Ik kon het ding niet ontlopen en het leek erop dat ik het ook niet zou kunnen ontwijken. Ik wendde mij er van af en zette mij schrap voor de botsing, in de verwachting te worden doodgereden. Verbazingwekkend genoeg verscheen het voertuig pal voor mij en raakte mij bijna aan, maar tot mijn opluchting stopte het op slag. Vreemd genoeg vloog de androïde die het bestuurde er niet van af, zoals men dat van zo'n plotselinge stop zou verwachten. Mijn voorzichtige schatting was dat het voertuig zich verplaatste met een snelheid van meer dan 250 Km per uur. Kinetische energie en traagheid leken niet te bestaan voor deze technologische werelden. “Met wat voor soort van fysica werken deze mensen,” vroeg ik mij af. Het voertuig was een soort tweepersoons hovercraft zonder een dak en het leek op een torpedo. De Androïde zei mij in te stappen. Ik sprong op de achterbank en het voertuig schoot weg als een schot. In plaats van om met een bocht om te keren ging het voertuig op dezelfde manier terug als dat het hier naartoe was gekomen en nam zeer vlug in snelheid toe. Toen het toestel naderbij kwam keek de androïde naar voren, maar nu keek hij naar achteren. Toen draaide de stoel van de androïde zich om en nu keek hij weer naar voren. Mijn stoel draaide tegelijkertijd met die van hem en nu keek ook ik recht naar voren. Er zat geen windscherm aan de voor- of achterkant, maar toch was er ondanks dat wij met een zeer hoge snelheid reisden geen wind die tegen mijn gezicht blies. De kilometers van ingekapselde machinerie, zoals telefoonpalen langs een hoofdweg, werden wazig ten gevolge van de snelheid die wij hadden. Het vreemde voertuig had geen stuurmechanisme of andere zichtbare bedieningsknoppen. Het leek alsof het helemaal door het computerbrein van de androïde werd bestuurd. Ik stelde de androïde geen vragen omdat ik wist van voorbije ontmoetingen dat androïden nooit nuttige informatie meedeelden. Na een bepaalde afstand te hebben gereisd, naderde het voertuig wat leek een solide wand te zijn. De androïde remde niet af en vloog met een halsbrekende snelheid richting de wand. Ik sloot mijn ogen en zette me schrap voor de inslag. Op het allerlaatste moment verscheen er een opening in de wand waar het voertuig als een kogel doorheen schoot. Toen sloot de opening zich onmiddellijk achter ons. Het openen en sluiten was zoals het sluitermechanisme in een fototoestel, sneller dan een oogopslag. Ik bevond mij diep in het hol van de leeuw. Als wij in staat zouden zijn om ons hoofd door het gordijn van het bestaan te steken, zullen wij in eerste instantie niets begrijpen, maar daarna vervuld zijn van ontzag.
Hoofdstuk 8 MENSENSTAD Wij gingen een bruisende, futuristische stad binnen die door mensen (volgens mijn androïde gids) wordt bewoond. Het voertuig vervolgde zijn tocht door de straten van de stad die vol stonden met dezelfde type voertuigen, en die ook door androïden werden bestuurd. Geen stoplichten of tekens bij de stadskruisingen, maar er gingen voertuigen dwars door kruisend verkeer in perfecte synchronisatie zonder te vertragen of te stoppen. Het duurde even voordat ik niet meer ineenkromp bij iedere kruising die wij naderde. De stad met zijn grote gebouwen was ondergronds in de zin van dat het zich onder de buisstad bevond. De stad erboven was zichtbaar door het atriumplafond dat zich boven de mensenstad bevond alsof de stad (de mensen stad) zich in een reusachtig aquarium bevond. Kunstmatig licht scheen net zo helder in de mensenstad als de Zon. De kunstmatige lichtstralen die mijn huid raakte voelde net zo aan als dat zij van onze Zon kwamen. Het was een mooie zonnige dag onder een wolkendek van enkele kilometers op een planeet die nauwelijks enig Zonlicht ontving. De metropool was reusachtig, en qua verschijning totaal verschillend dan de steden erboven. De stad voelde menselijk aan en leek er op, uitgezonderd de androïden en het vreemde voortstuwingsysteem van de voertuigen. Veel van de architectuur en indeling van de straten was identiek aan die van de steden op de Aarde, maar alles leek hier heel anders te werken. De androïde gaf mij een rondreis door de stad zonder dat ik er om had gevraagd. Er waren torenflats, kantoorgebouwen en zelfs een stadswijk op de rand van de stad. Zij hadden de gebruikelijke voorzieningen van iedere metropool: scholen, ziekenhuizen, parken en een gevangenis. De gevangenis was niet verrassend aangezien een paar schurken mij al eerder hadden aangevallen. Ik was er niet zeker van of die schurken tot die stad behoorden of deel uitmaakten van een geheime operatie van mensen die op Uranus plaatsvond. De
androïde las in mijn gedachte dat ik hongerig was en bood mij een
paar crackers aan: “Ik ben niet gemachtigd om je menselijk voedsel
en drank te geven, maar ik kan je wel wat wafels geven en een speciale
vloeistof om te drinken. Zou jij die willen hebben?” Ik
had meer dan een uur gewandeld toen de androïde mij kwam halen,
maar ik was gewend om iedere dag twee uur te wandelen. Het was voor
mij de manier om mij te ontspannen. Ik had het nodig om na mijn beproeving
in het park te ontspannen en ik verwachtte ook nog dat de dingen nog
erger zouden kunnen worden voordat zij beter werden. De androïde
nam mij meteen mee naar een andere plek in het park. Het voertuig was
in staat te vliegen zonder gebruik te maken van vleugels. De androïde
parkeerde het voertuig op het parkeerterrein bij een natuurpad en liet
mij gaan. “Ik blijf hier en kom je halen op het moment dat ik
te horen heb gekregen om je ergens naar toe te brengen,” zei de
androïde. Er waren mannen en vrouwen met kinderwagens en mensen die fietsten, wandelden en aan het joggen waren, net zoals in het park in mijn buurt die ochtend. Voor een moment had ik het idee dat ik terug op de Aarde was. Echter, het parkeerterrein stond vol met vreemd lijkende voertuigen, die door robots bestuurd werden. Dat was een grimmige herinnering aan het feit dat ik niet meer in Kansas was. Het park had bomen bijna zo groot als de Sequoia in Californië. Het had ook vele soorten insecten die ik nooit eerder had gezien. Het klimaat was tropisch en vele variaties van vegetatie met kleurrijke bloemen en aanlokkelijke geuren grensden aan beide zijden van het wandelpad. Vreemd uitziende insecten gloeiden onder de schaduwen van het bladerdak. Een paar kropen er rondom de vervallen boomstammen die met mos bedekt waren en leken op creaturen met koplampen. Grote fluorescerende gevleugelde vlinders gaven het bos een gevoel van betovering en het hielp mij om wat van de spanningen die zich hadden opgebouwd kwijt te raken. Na ongeveer twintig minuten verscheen de androïde naast mij op een soort tweepersoons fiets en zei mij op te stappen. Ik begon die androïde te mogen, ook al was het slechts een machine zonder emoties en gevoelens voor mij. Wij reden terug naar het parkeerterrein waar de androïde de fiets parkeerde in een fietsenstalling, waarna wij weer op het vliegende voertuig plaatsnamen en het park verlieten. De androïde nam mij mee naar een kantoorgebouw nabij het midden van de stad en zette mij bij de ingang af. Het overhandigde mij een stuk papier met een kamernummer erop en zei dat ik mij daar moest melden. Ik ging het gebouw binnen, nam de lift tot de vijfde verdieping en vond de kamer met het nummer dat op het stuk papier stond. Ik ging een receptieruimte binnen en liep naar de balie. Er was niemand achter het raam en er zat niemand in de wachtkamer. Ik ging zitten en wachtte. Jammer genoeg waren er geen tijdschriften om te lezen. Ik zou het leuk hebben gevonden om iets over hun cultuur en vreemde levenswijze te kunnen zien. Ik
probeerde contact met Milton te krijgen terwijl ik daar duimendraaiend
in zenuwachtige verwachting zat. “Milton, laat mij weten of je
mij kunt horen. Ik heb een echtgenote thuis en zij gaat zich afvragen
waar de hel ik ben. Kan ik alsjeblieft een berichtje naar haar sturen?”
Geen antwoord. Na ongeveer tien minuten kwam er een vrouw in een laboratoriumgewaad
de ontvangstkamer binnen en vroeg mij om met haar mee te komen. Zij
leek iets bekends te hebben, maar ik kon niet plaatsen waar ik haar
eerder had gezien. Ik volgde haar, we gingen een gang in waar wij langs
enkele kamers met medisch uitziende apparatuur liepen, maar ik zag geen
dokters of patiënten. Het leek alsof zij en ik de enige waren daar.
“U ziet er bekend uit, ken ik je ergens van vroeg ik haar.”
Ze
leidde mij een kamer binnen die op een operatiekamer van een ziekenhuis
leek. De wijze waarop de kamer er uitzag en de geur ervan veroorzaakte
een knoop in mijn maag en het maakte dat ik mij onbehaaglijk voelde.
Zij merkte mijn ongemak en de aarzeling de kamer binnen te gaan op en
probeerde mij te kalmeren. “Probeer je wat te ontspannen, Mike,
dit is routine en je hebt het al vele keren eerder gedaan.” Ik
trok al mijn kleren uit ging op de tafel liggen. Twee androïden
kwamen de kamer binnen en liepen naar de tafel waar ik op lag. Eén
van de androïden pakte mijn armen stevig vast en ketende ze aan
de tafel en de andere deed hetzelfde met mijn benen. Zij deden het zo
vlug dat ik geen tijd had om te reageren. “Is dit noodzakelijk?
Je maakt me bang, weet je!” Het
scherm toonde een perfecte driedimensionale röntgenfoto van mijn
buik en een misselijkmakend realistisch beeld van mijn ingewanden. God
zij dank verborg onze huid al die niet zo prachtige details binnenin
ons lichaam! Er zaten drie ‘vreemde’ voorwerpen in mijn
spijsverteringkanaal. “Wat de hel doen die dingen in mijn darmen?
Jezus Christus, ga je me nou vertellen dat ik niets meer ben dan een
koerier voor Buitenaardse smokkelwaar?” De
androïde die mijn benen vastklemde bediende een sonde (de bekende
ontvoering/abduction-probe) die vanuit het voeteneind van de chirurgische
tafel kwam en bracht het bij mijn anus naar binnen. Ik kronkelde en
probeerde mij van de tafel los te trekken, maar dat lukte mij niet.
Ik schreeuwde obsceniteiten naar de androïde en voor ik het wist,
was de procedure over. Maar mijn woede nam alleen nog maar toe en ik
kookte. “Kijk naar het scherm, Michael. De ‘vreemde’
voorwerpen zijn nu weg. Dat deed toch niet zoveel pijn?” Ik kon
niet onmiddellijk antwoorden zonder eerst meer obsceniteiten te schreeuwen
en dat gaf me wat tijd om te kalmeren voordat ik op haar reageerde.
“Nee, het heeft niet veel pijn gedaan, maar het hele gedoe is
weerzinwekkend - bedankt!” Terwijl
ik je nu nog op de tafel heb zou ik wat sperma van je willen onttrekken
- via de natuurlijke weg. Heb je daar bezwaar tegen, Michael?”
Ze
stond op en hielp mij overeind. Terwijl zij mijn hand vasthield, leidde
zij mij naar een kamer met een ronde en ruime douchecabine. Zij nam
mij mee de douchecabine in en waste mij van top tot teen. Ik deed hetzelfde
bij haar. Het warme water in de douche maakte het tot een hemelse gelukzaligheid
en wij omhelsden elkaar opnieuw en begonnen de liefde nog een keer te
bedrijven. Het was alsof wij onder een waterval van een warme bergbeek
stonden met veelvoudige douchekoppen die zinnelijke golven van een geurige
vloeistof over onze lichamen sproeide. Tussen het kussen door vroeg
ik: “Moet ik terug naar de Aarde? Zeg me alsjeblieft nee.”
Die
opmerking maakte haar aan het lachen en ze kneep in mijn neus en schudde
hem zelfs op een speelse manier heen en weer. Het water in de douche
stopte, en voor een paar seconden gloeide de doucheruimte met een zeer
helder licht en waren wij onmiddellijk droog. We liepen de douche uit
terwijl ze mijn hand bleef vasthouden en leidde mij in een aangrenzende
kamer. De kamer leek op een keuken. Het had de gebruikelijke keukenbenodigdheden
- een koelkast, gootsteen en een ingebouwde kookplaat in een futuristisch
uitziend aanrechtblad. Ze nam mij mee naar een stoel die tegen één
van de muren in de keuken stond en liet me gaan zitten. We bleven naakt
en ze ging naar de koelkast die tegen de tegenovergestelde muur stond
op ongeveer vier en een halve meter vanwaar ik zat en pakte er een fles
uit met een vreemd uitziende vloeistof. Ze gooide er wat van in een
glas en bracht het naar mij. “Wat is het?” Ik vroeg haar
dat uit nieuwsgierigheid, maar op een enigszins bedenkelijke toon. “Nectar
dat is gereserveerd voor de goden. Probeer het, je zult het verrukkelijk
vinden!” “Loop
je gewoonlijk naakt rond als je aan het werk bent?” |