DE PSEUDOWETENSCHAP VAN DE ANTI-UFOLOGIE Deel 2 Door: Stanton Friedman © 2009 Vertaling: Paul Harmans Een meer recent geval van pseudowetenschap dan degene die hierboven (deel 1) zijn vermeld, deed zich voor tijdens een drie uur durend debat op Coast to Coast Radio op 1 augustus 2007 tussen mijzelf en Dr. Michael Shermer, redacteur en uitgever van het SKEPTIC Magazine. Wij en gastheer George Noory en anderen waren 2 weken eerder verschenen bij Larry King. Michael’s grootste activiteit bij Larry bestond, naast het maken van onjuiste beweringen, uit het spelen met kleine alien poppetjes. Veel mensen hebben mij gevraagd waarom ik hem er niet gewoon uitgestompt heb (niet mijn stijl). Afijn, hij begon op Coast to Coast te beweren dat de enige reden waarom sommige waarnemingen niet verklaard konden worden, zoals het met de meeste paranormale gebeurtenissen was, dat er bij dergelijke zaken altijd een overblijfsel van 5% was dat niet verklaard kan worden. Onnodig te zeggen dat ik dat deel pseudowetenschap van tafel veegde door de aantallen van Blue Book Special Report Number 14 (BBSR 14) aan te halen en die van het Condon-rapport (21.5% en 30%) en van de andere bronnen zoals hierboven en hieronder aangehaald. Het was interessant te merken dat Michael nog steeds zijn huiswerk niet had gedaan. In die tussentijd had ik wel twee van zijn boeken onderzocht en was in staat om hem te citeren aangaande waarom de debunkers geloven wat zij geloven:
Het is duidelijk dat deze punten precies passen bij de pseudowetenschappers. De uitslag van de stemming aan het eind van het debat was dat 80% van de luisteraars vond dat ik het debat had gewonnen en 20% stemde voor Michael.
Anekdotes Alleen een pseudowetenschappelijke anti-ufoloog kan de ontelbare, gedetailleerde onderzoeken van belangrijke waarnemingen die zijn gepubliceerd negeren. Een uitstekend voorbeeld daarvan is opgenomen in de publicatie van de Amerikaanse overheid: ‘Symposium on Unidentified Flying Objects’, 29 juli 1968, ‘Hearings by the House Committee on Science and Astronautics’. (Ref.6) Het 246 pagina’s grote verslag bevat verhandelingen van 12 wetenschappers met een grote verscheidenheid aan achtergronden. De beste verhandeling (71 pagina’s lang) is van Dr. James E. McDonald en het beslaat 41 gevallen. Het beroemde RB 47 geval bevat gedetailleerde getuigenissen van een uitstekend militair opgeleide bemanning van 7 die vloog met een zeer geperfectioneerd vliegtuig, de USAF RB-47, en waarvan de ontmoeting met een UFO bijna een uur duurde en die visueel werd waargenomen alsook door radar op de grond. Dit is absoluut geen geïsoleerd incident en zeer zeker geen anekdotisch verhaal. Natuurlijk negeren de pseudowetenschappelijke anti-ufologen het. Een andere belangrijke bron, ook genegeerd, is Richard Hall’s ‘The UFO Evidence’ (Ref.7), 1964) en de herziene versie van 1999 (Ref.8). Van bijzonder belang is het ontwijken door de pseudowetenschappelijke anti-ufologen en astronomen van het boek: ‘The UFO Experience’ van Dr. J Allen Hynek (Ref.9). Hij was warempel gedurende meer dan 20 jaar de wetenschappelijk adviseur voor Project Blue Book van de Amerikaanse luchtmacht. Hij was het hoofd van de vakgroep astronomie aan de Northwestern University. Hij droeg ook bij aan de hoorzittingen van de regering. Ik neem aan dat het begrijpelijk is dat de astronomen die zo gecharmeerd zijn van SETI (the Silly Effort to Investigate) (zonde van de moeite het te onderzoeken) en de astrobiologie zo ver als mogelijk is willen wegblijven van gegevens die er op wijzen dat de planeet wordt bezocht door buitenaardsen, en speciaal als die gegevens zijn vergaard door een collega-astronoom. Wie zou er dan nog een SETI willen hebben? Ik bespreek dit gedetailleerd in hoofdstuk 5 ‘The Cult of SETI’ in ‘Flying Saucers and Science’ (Ref.2). Verscheidene astronomen, in het bijzonder Phil Plait , die de column Bad Astronomy (slechte astronomie) schrijft (met sommige stukken die hij heeft geschreven ben ik het eens, niet die over UFO’s), zijn totaal ongeïnformeerd over het UFO-bewijs. Ze hebben getracht te beweren dat als buitenaardsen de aarde bezoeken, astronomen ze zouden moeten zien, maar dat nooit doen. Ik bespreek (Ref.2) hun falen om aandacht te besteden aan de overzichten die aantonen dat astronomen, zowel amateurs als professionals, wel degelijk UFO’s waarnemen, maar dat zij, net als anderen, onwillig zijn die te melden. Zowel Hynek en McDonald en Dr. Peter Sturrock, een astrofysicus aan Stanford, bespreken waarnemingen van astronomen. Het is pseudowetenschappelijk voor een zogenoemde wetenschapper om onjuiste beweringen te doen en de gegevens te negeren waarvan hij beweert dat ze niet bestaan, ondanks dat die gepubliceerd zijn door bekende collega’s. Het is tevens amusant te zien hoe vaak de SETI sekteleden de Drake Vergelijking naar voren brengen, die iemand zogenaamd toestaat het aantal geavanceerde beschavingen in het universum vast te stellen. Men zou ook een dartbord met getallen kunnen gebruiken. Het is geen wetenschappelijke vergelijking. Mensen krijgen allerlei soorten antwoorden omdat de keuzes voor bepaalde begrippen compleet willekeurig en zonder feitelijke basis zijn. Bijvoorbeeld, wat is de gemiddelde levensduur van een beschaving? We hebben de gegevens van één planeet in één zonnestelsel. Er zijn een paar honderd miljard sterren de Melkweg. De Drake Vergelijking veronderstelt geen kolonisatie en geen migratie, dat gaat dus samen met de onnozele aanname dat niemand naar de aarde komt, ondanks al het bewijs daarvoor. De radioastronomen nemen niet alleen aan dat niemand hierheen komt, maar dat sommige buitenaardsen ergens signalen in onze richting uitzenden om onze aandacht te trekken en dat wij zo slim zijn dat we kunnen vaststellen wat voor technieken zij gebruiken, welke frequenties, welke toonsoort, of ze analoog of digitaal zijn. Als het het laatstgenoemde is dan bestaat er geen manier voor ons om de signalen te interpreteren. (In het algemeen, als zij lasers gebruiken of zwaartekrachtgolven of wie weet wat, DAN WETEN WIJ NIETS). Reizen Hij was zo vooraanstaand en hogelijk gerespecteerd dat zijn begrafenis werd bijgewoond door talloze hoogwaardigheidsbekleders inclusief de president van de Verenigde Staten. Zijn expertise betrof onder andere het maken van accurate berekeningen van de posities van hemellichamen en wiskundige procedures zodat deze gegevens gebruikt konden worden voor navigatie en daaraan gerelateerde problemen. Niets van dat alles had ook maar iets met vliegen te maken. De eerste langdurige vlucht van de Wright brothers vond pas twee maanden na zijn begrafenis plaats. Zij, en anderen, hadden talloze berekeningen gemaakt om de invloed van de verschillende factoren bij opstijgen en luchtweerstand te meten. In de loop van de voorbereidingen van hoofdstuk 2 ‘You Can Get Here from There’ in ‘Flying Saucers and Science’ (Ref.2), en terwijl ik werkte aan een nieuw boek ‘But It’s Impossible’ met mede auteur Kathleen Marden, kreeg ik vele onjuiste of pseudowetenschappelijke beweringen over vliegen in de atmosfeer en daarna over vliegen in de ruimte onder ogen van wijze mensen die niet wisten waar ze het over hadden. Deze geleerden zeiden dat het onmogelijk was om over de oceaan te vliegen, om een oorlogsschip tot zinken te brengen door er een bom vanuit een vliegtuig op te werpen, om sneller dan het geluid te gaan, enz. De aanvallen op de uitvoerbaarheid van ruimtevluchten lieten ook onwetendheid zien. Bijvoorbeeld, Dr. Alexander Bickerton presenteerde in 1926 in een verhandeling voor de British Association for the Advancement of Science dat omdat onze beste explosieven slechts 1/10 van de energie konden leveren om een pond gewicht naar omloopsnelheid te bewegen, het onmogelijk was om ook maar iets voldoende energie te geven om het in een omloopbaan te krijgen. Hij wist duidelijk niet dat andere chemische combinaties meer energie per pond in een raket konden leveren en makkelijker in gebruik waren dan explosieven. Hij negeerde tevens het kleine detail dat het de netto lading is die in een baan moet worden gebracht, niet de stuwstof. Een andere astronoom, Dr. John Campbell uit Canada, berekende in 1941 wetenschappelijk (in wezen pseudowetenschappelijk) het benodigde aanvangsgewicht van een raket die in staat zou zijn een mens op de maan te brengen en weer terug naar de aarde, op een miljoen ton. Minder dan 30 jaar later werden er 3 man naar de maan gestuurd met een chemische raket waarvan het aanvangsgewicht slechts een totaal van 3000 ton had. Om nu te zeggen dat hij niet wist waar hij over sprak is wel heel zwak uitgedrukt. Hij maakte een hele reeks werkelijk misplaatste (dom zou een beter woord zijn) aannames die hij niet gemaakt zou hebben als hij de onderzoeksrapporten beter had bestudeerd die in eerdere jaren al waren gepubliceerd. Hij nam aan dat een enkeltrapsraket, gelimiteerd tot 1-G acceleratie: al de energie voor de reis moest verschaffen, verticaal gelanceerd moest worden, een tegengestelde raket nodig had voor het afremmen als het terugkwam en hij dacht aan een zeer lage uitstroomsnelheid van de raketbrandstof. De ingenieurs die verantwoordelijk waren voor onze reizen naar de maan gebruikten een meertrapsraket, een veel hogere, maar geschikte uitstroomsnelheid van de raketbrandstof, een veel hoger maximum van acceleratie, gelanceerd van een punt dat zo dicht mogelijk bij de evenaar ligt en naar het oosten en ze gebruikten de aardse atmosfeer om het bij terugkeer af te remmen waarbij ze de juiste hellingshoek hadden berekend. Zij gebruikten natuurlijk het zwaartekrachtveld van de maan (vandaar een lanceervenster), de rotatie van de aarde en een verstandig ingenieurschap. Lanceren vanaf de evenaar maakt gebruik van het feit (klaarblijkelijk onbekend bij de pseudowetenschappers) dat de aarde daar roteert met een snelheid van ongeveer 1000 mijl per uur. De maan verschaft ook wat energie, gratis, als de timing goed is. De atmosfeer vraagt geen bijdrage om de energie te verschaffen die nodig is om de raket bij terugkeer af te remmen, in feite al onze deep space sondes hebben zoveel als mogelijk gebruik gemaakt van gratis kosmische energie om het gewicht van de hoeveelheid brandstof zo laag mogelijk te houden. Moeder natuur kan zeer behulpzaam zijn. De Britse Koninklijke astronoom sir Richard van der Riet Wooley (1906-1986), deed vele domme beweringen over de ruimtevaart, ook bij een interview met Time Magazine in 1956: “Het is complete nonsens. Ik denk niet dat iemand ooit genoeg geld bijeen kan brengen om zoiets te doen. Wat voor voordeel zal het ons opleveren? Als we dezelfde hoeveelheid geld spenderen aan eerste klasse sterrenkundige apparatuur zullen we veel meer over het universum te weten komen. Het is eerder allemaal onzinpraat.” Dat was één jaar voor de Sputnik en 13 jaar voor de eerste bemande landing op de maan. Is het niet ironisch dat de astronomie juist door dergelijke buitengewone, in de ruimte gestationeerde observatoria als de Hubble, Chandra, Fermi, Spitzer en vele andere, zoveel waardevolle gegevens heeft verkregen? Ik neem aan dat het vandaag de dag veilig is te beweren dat de meeste astronomen toegeven dat de mens inderdaad naar de maan is geweest en weer terugkwam en dat men sondes naar alle planeten, behalve Pluto, heeft gezonden. Sommige hebben zelfs het zonnestelsel al verlaten. In een ander excellent voorbeeld van pseudowetenschap vinden we de bewering van de directeur van het Hayden Planetarium, Dr. Neil de Grasse Tyson, dat ons snelste ruimtevaartuig, de Voyager, er 70.000 jaar voor nodig heeft om de afstand naar de dichtstbijzijnde ster op 4.3 lichtjaar af te leggen. Hij zei dat in de ABC TV schijndocumentaire van Peter Jennings van 24 februari 2005. Dat is net zo pseudowetenschappelijk en misleidend als het werk van Dr. Campbell. Voyager heeft geen voortstuwingssysteem aan boord. Het koerst als het ware door de ruimte als een ballon of als een vlieger in de lucht, of als een fles in de oceaan. (Vandaar 70.000 jaar om 4.3 lichtjaar af te leggen.) Maar kunnen we wel serieus praten over het naar de sterren gaan zolang we ons slechts 70 jaar in het ruimtevaarttijdperk bevinden? Dat hangt af, zoals men wellicht zal denken, van de details. De gebruikelijke tegenwerping is het wijzen op Albert Einstein’s relativiteit en de conclusie dat niets sneller kan gaan dan de snelheid van het licht. Echter, Einstein merkte tevens op dat hoe dichter men bij de lichtsnelheid komt, hoe langzamer de tijd verloopt voor hen die zo snel bewegen. Dat klinkt gek, maar deze gekke opmerking is bewezen. Hoe langzaam de tijd verloopt voor systemen op hoge snelheid hangt af van hoe dicht men de lichtsnelheid nadert. Bij 99,90% van de lichtsnelheid duurt het slechts 20 maanden pilotentijd om 37 lichtjaren af te leggen. Bij 99,99% van de lichtsnelheid duurt het slechts 6 maanden pilotentijd om 37 lichtjaren af te leggen en zo verder. Wel op dit punt springen de pseudowetenschappers tevoorschijn: “Maar relativiteit wijst tevens op een toename van de massa hoe dichter men bij de lichtsnelheid komt en hoe meer energie het gaat kosten om te accelereren. Waar? Niet noodzakelijk. De pseudowetenschappers nemen aan dat men alleen kan accelereren door middel van stuwstof die aan de achterkant van de raket wordt uitgestoten. Als men echter nucleaire kernfusiereactie gebruikt zoals die tussen Deuterium (zware waterstof) en Helium 3 (lichte Helium), dan zullen de geladen deeltjes, geproduceerd in deze reactie, meer dan 10 miljoen keer zoveel energie per deeltje opgenomen hebben dan ze zullen krijgen in een chemische raket. Ze worden niet versnelt door de raket, maar worden zo geboren en elektromagnetisch vervoerd. Verder vergt het geen energie om gebruik te maken van zwaartekrachtsacceleratie door enorme lichamen zoals de maan, de zon, Jupiter, nabije sterren, zeer dichte zwarte gaten, misschien zelfs een tweeling neutronenster zoals voorgesteld door de natuurkundige Freeman Dyson. Je moet op de juiste plaats zijn op de juiste tijd. Het venijn zit hem in de staart. Bij Aerojet General Nucleonics deden wij in de vroege jaren ’60 een onderzoek voor de USAF naar een deep space voortstuwingssysteem door gebruik te maken van D-He-3. Rapporten en verhandelingen werden geschreven en gepubliceerd zoals in Ref.10. Maar natuurlijk, de pseudowetenschappelijke anti-ufologen kijken nooit naar deze studies. In mijn 1999 MUFON verhandeling: ‘Star Travel? YES!’ geef ik meer details en breng ik ook de problemen met de pseudowetenschappelijke anti-ufoloog Dr. Lawrence Krauss ter sprake. De debunkers halen nooit de succesvolle grondtesten van een aantal nucleaire kernfusieraketten aan die in de jaren ’60 werden gedaan door Westinghouse Astro-nuclear Laboratory, Aerojet General en Los Alamos Scientific Laboratory. De meest krachtige was de Phoebus 2B van LASL die minder dan 17cm in diameter was en een vermogen opleverde van 4400 Megawatt… twee maal de energieopbrengst van de Grand Coulee Dam. Denken zij nu heus dat chemische raketten het ultieme zijn? Gebruiken zij nog steeds rekenlinialen voor hun wetenschappelijke berekeningen (ik ben er niet eens zeker van of ze wel berekeningen maken)? Het lijkt mij dat elke geavanceerde beschaving zal vaststellen dat hun ster zijn energie produceert door nucleaire kernfusie. Wij testten het eerste succesvolle kernfusieapparaat, een bom, natuurlijk, eind 1952 in de Pacific. Het produceerde dezelfde explosie-energie die vrijkomt bij de explosie van 10 miljoen ton TNT. Het creëerde een vuurbal met een diameter van 5 kilometer. Ter vergelijking, de grootste niet-nucleaire bommen die tijdens de Tweede Wereldoorlog werden afgeworpen waren 10-tons blockbusters. De Sovjets lieten later een kernfusiewapen exploderen waarbij de energie van 57 miljoen ton TNT vrijkwam. Herinner je dat wij aardlingen pas in 1938 de kernfusie ontdekten als de energieproductie van de sterren. Het is zeker dat andere beschavingen deze nucleaire kernfusie lang voor ons ontdekten (een duizend jaar eerder of een miljoen of een miljard??) Het is ook mogelijk dat zij al lang geleden iets nog veel krachtigers hebben ontdekt. Een mogelijkheid is dat het hen is opgevallen dat als men gaat van één grote atoom naar de kleine kern, de afmetingen behoorlijk afnemen, maar dat de energie per deeltje gigantisch omhoog gaat. Dat klinkt waanzinnig, maar dat is het niet. Wat als we uitvinden hoe we binnenin deze kleine quarks kunnen komen waarvan neutronen, protonen, enz. zijn gemaakt? Zal de energie per deeltje gigantisch omhoog gaan? Het is belachelijk om te zien hoe dom de reacties op deze wetenschappelijke feiten zijn. Bijvoorbeeld, de Britse debunker Peter Brookesmith beweerd in een recensie van mijn boek ‘Flying Saucers and Science’ (REF.11) dat de massa zeer zeker toeneemt en dat mensen bijna niet meer in staat zullen zijn hun lichaam te bewegen, hun armen niet meer kunnen optillen, enz. Dat is nonsens. De verandering in massa doet zich alleen voor vanuit het gezichtspunt van de waarnemer, niet bij de persoon die op hoge snelheid vliegt. Misschien kan ik er beter ook nog aan toevoegen dat waterstof en helium de lichtste en meest aanwezige elementen in het universum zijn, dat betekent dat ze overal gevonden kunnen worden, waar men ook heengaat. Dat gaat niet op voor uranium dat in kernfusiesystemen wordt gebruikt. Een ander
glibberig terrein voor sommige mensen is om aan te nemen dat men tot
halverwege de doelster accelereert en de andere helft afremt, terwijl
men alle stuwstof meedraagt voor de gehele rondreis. Het is duidelijk
dat wanneer men (per auto) reist van Fredericton (Canada) naar Miami,
men onderweg bijtankt in plaats van alle brandstof voor de hele trip
vanaf het begin mee te nemen. Men houdt ook niet constant het gaspedaal
op de vloer, overigens, op 1G acceleratie duurt het slechts een jaar
om dicht bij de lichtsnelheid te komen. Enkelen hebben in universiteitslokalen
gesuggereerd dat ik heb aangevoerd dat het een decennium, een eeuw of
een millennium zou duren. Een Nobelprijswinnaar, natuurkundige Dr. Edward
Purcell, nam aan dat men gedurende 5 lichtjaren op 1G moest accelereren
en dan gedurende 5 lichtjaren moest de-accelereren en hetzelfde patroon
voor de terugweg moest herhalen om weer terug te komen (van een ster
op 10 lichtjaren afstand). En natuurlijk met het meedragen van alle
brandstof vanaf de start. Dan blijft er weinig laadvermogen over bij
een dergelijke absurde reisbeschrijving. Dat zou hetzelfde zijn als
een 747 vol gas blijft geven als het op zijn vlieghoogte komt in plaats
van dat het naar kruissnelheid gaat. En natuurlijk wordt het na de landing
weer bijgetankt. Veel militaire vliegtuigen worden op lange missies
tijdens de vlucht bijgetankt. Hoeveel buitenaardse tankstations zijn
er daarbuiten? Misschien wel zoals de steenkoolbunkerstations die Engeland
een eeuw geleden opzette om oceaanstomers bij te vullen!
2. Friedman, Stanton T. Flying Saucers and Science, New Page Division of Career Press, Franklin Lakes, New Jersey, 320pages, 2008. $19. from UFORI, or Paypal including priority mail, Autographed 3. Condon, Edward U. Scientific Study of Unidentified Flying Objects Bantam Press, New York, 1969, 965 pages 4. AIAA UFO Subcommittee UFO: A Scientific Appraisal of the Problem Astronautics and Aeronautics 8:11, l970, p.49 5. Clancy, Susan Kidnapped: Why People Come to Believe They have been Kidnapped by Aliens, Harvard University Press, Cambridge, MA 2000 6. House Committee on Science and Astronautics Symposium on UFOS, July 29, 1968 7. Hall, Richard The UFO Evidence 1964, NICAP, Washington, D.C. 8. Hall, Richard The UFO Evidence Vol. 2. A Thirty Year Report, Scarecrow Press, Lanham, MD 2003 9. Hynek, J. Allen The UFO Experience: A Scientific Inquiry, Henry Regnery, Chicago,1972 10. Luce, John S. Controlled Fusion Propulsion, Proceedings of the third Symposium on Advanced Propulsion Concepts. Vol. 1 Gordon and Breach Science Publishers, 1963pp 343-380 11. Brookesmith, Peter “Review of Flying Saucers and Science”, Fortean Times FT 243, December 2008,p.61 |